ECLI:NL:GHSHE:2024:3121

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
20-002690-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plofkraken met explosieven in Roermond met schade aan geldautomaat en omliggende panden

Op 24 december 2018 heeft er kort na middernacht een plofkraak plaatsgevonden bij een geldautomaat van de ABN AMRO bank aan de Hoekstraat in Roermond. De explosie leidde tot aanzienlijke schade aan de geldautomaat en omliggende panden, evenals aan geparkeerde voertuigen. De verdachte, samen met medeverdachten, werd in het onderzoek als mogelijke dader geïdentificeerd. Het dossier bevatte diverse bewijsmaterialen, waaronder getuigenverklaringen, sporenonderzoek en camerabeelden. Een van de medeverdachten heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de plofkraak. De rechtbank Limburg heeft de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot 26 maanden gevangenisstraf, maar de verdachte ging in hoger beroep. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. Het hof heeft uiteindelijk de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot 22 maanden gevangenisstraf, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De benadeelde partij heeft schadevergoeding geëist, die gedeeltelijk is toegewezen, en de verdachte is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002690-21
Uitspraak : 8 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 november 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-264655-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
- medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is (feit 1) en
- poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak (feit 2),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] (hoofdelijk) toegewezen, bestaande uit € 151,68 aan materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel (eveneens hoofdelijk) en de verdachte veroordeeld in de proceskosten. De benadeelde partij [benadeelde 2] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Tot slot heeft de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelast van de inbeslaggenomen goederen, te weten een geldbedrag van € 440,00, een joggingbroek en een shirt.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van schade. Bij vonnis waarvan beroep is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Nu deze benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd, is de vordering in hoger beroep niet meer aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden met aftrek van voorarrest.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Daarnaast is een strafmaatverweer gevoerd. De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij [benadeelde 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd en omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 december 2018 in de gemeente Roermond,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door enig explosief (middel) en/of een explosieve lading op/aan en/of in een geldautomaat (gevestigd aan de Hoekstraat te Roermond) vast te maken/aan te brengen en/of in te brengen en/of dit (vervolgens) te ontsteken,
en daarvan gemeen gevaar voor één of meer nabijgelegen pand(en) en/of voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 24 december 2018 in de gemeente Roermond,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat van de ABN AMRO (gelegen aan de Hoekstraat te Roermond) weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan ABN AMRO, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die hoeveelheid geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
zich naar bovengenoemde geldautomaat heeft begeven, en/of
enig explosief (middel) en/of een explosieve lading op en/of in bovengenoemde geldautomaat heeft vastgemaakt/aangebracht en/of ingebracht en/of tot ontsteking heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 24 december 2018 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door enig explosief en/of een explosieve lading in een geldautomaat, gevestigd aan de Hoekstraat te Roermond, in te brengen en dit vervolgens te ontsteken, en daarvan gemeen gevaar voor nabijgelegen panden en voertuigen te duchten was;
2.
hij op 24 december 2018 in de gemeente Roermond, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van de ABN AMRO, gelegen aan de Hoekstraat te Roermond, weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan ABN AMRO en die hoeveelheid geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, met dat opzet met zijn mededader, zich naar bovengenoemde geldautomaat heeft begeven en enig explosief en/of een explosieve lading in bovengenoemde geldautomaat heeft ingebracht en tot ontsteking heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
De bewijsoverwegingen hierna zijn grotendeels overgenomen uit het vonnis van de rechtbank. Waar nodig zijn zij verbeterd en aangevuld.
Inleiding
Op 24 december 2018 kort na middernacht is in Roermond getracht geld te ontvreemden uit een geldautomaat van de ABN AMRO bank door middel van een zogenaamde plofkraak. Door de ontploffing zijn meerdere panden in de nabijheid van de geldautomaat zwaar beschadigd. Ook aan geparkeerde auto’s en verderop gelegen woningen is schade ontstaan. De verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) zijn tijdens het onderzoek in beeld gekomen als mogelijke daders van deze plofkraak.
Het dossier bevat aangiftes, getuigenverklaringen, sporenonderzoek, telecomgegevens en beschrijvingen van camerabeelden. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij samen met anderen deze plofkraak heeft gepleegd.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of er wettig en overtuigend bewijs is om te kunnen concluderen dat de verdachte een van de andere daders is geweest.

Bewijsmiddelen

Eerste bevindingen in de nacht van 24 december 2018
Op 24 december 2018 om 00:01 uur werd de politie verzocht om naar de Hoekstraat 7 in Roermond te gaan, in verband met een alarmering van de geldautomaat van de ABN AMRO bank. Er zouden twee personen te zien zijn in blauwe regenjassen. Vervolgens kwam de melding door dat er explosieven waren ingebracht in de geldautomaat. Bij het aanrijden kwam de verbalisanten op de Sint Wirosingel een zwarte auto, coupé, nieuw model, met hoge snelheid tegemoet rijden. Rond 00:05 uur kregen de verbalisanten te horen dat de pinautomaat was ontploft. Om 00:06 uur waren verbalisanten ter plaatse. Zij zagen een flinke rookwolk en zagen dat de gevels van diverse panden, waaronder het pand waarin de geldautomaat van de ABN AMRO bank was gevestigd, waren vernield. Over het hele weggedeelte en de parkeerplaats lagen brokstukken. [2]
Ter plaatse heeft getuige [getuige] tegenover de politie verklaard: “Z
e zijn al weg, een zwarte BMW, ze reden die kant op”. Zij wees in de richting van de Sint Wirosingel. “
Het was een witte plaat, [kenteken 1] , ze waren met drie personen en ze zijn die kant opgegaan”.
De getuige verklaarde verder dat de daders donker gekleed waren, een grote zwarte tas in de auto hadden gegooid en met hoge snelheid waren weggereden. Enkele minuten later kwam de melding dat deze BMW vermoedelijk uit de bocht was gevlogen ter hoogte van de Sint Wirosingel. Ter hoogte van de rotonde Sint Wirosingel/Oranjelaan trof de politie op het gras een zwarte BMW aan voorzien van het Duitse kenteken [kenteken 1] . [3]
De verbalisanten zagen in de flauwe bocht van het voetpad nabij de Oranjelaan een regenjas in de berm liggen. De jas lag alsof deze die kant op gegooid was en kwam overeen met het signalement van een van de daders. [4] [5]
Aanhouding [medeverdachte 1]
Omstreeks 00:45 uur zagen verbalisanten op een afstand van 600 meter van de gecrashte BMW op de Buizerdhorst een in het donker gekleed mannelijk persoon zonder jas lopen. Bij aanspreken zagen zij dat er grasresten aan zijn schoenen zaten. Desgevraagd vertelde de man dat hij [medeverdachte 1] was, in Amsterdam woonde en bij een vriend in Roermond was
geweest. Op de vraag waar die vriend dan woonde, gaf [medeverdachte 1] aan dat hij niet verplicht was om antwoord te geven. Verbalisanten hoorden vervolgens dat collega’s een donkerkleurige regenjas hadden gevonden op een afstand van ongeveer 50 meter van de BMW en in de looprichting van de Buizerdhorst waar zij [medeverdachte 1] zonder jas aantroffen. Daarop werd [medeverdachte 1] aangehouden. [6]
Situatie 21 december 2018 in Nijmegen
Na de aanhouding van [medeverdachte 1] werd hij bevraagd in het politiesysteem. Hieruit kwam een mutatie naar voren van een verdachte situatie met de volgende inhoud. Op 21 december 2018 om 01:21 uur waren vier personen met capuchons gezien die zich ophielden tussen auto’s in de parkeergarage aan de Molenveldlaan in Nijmegen. Er zouden ook nog twee personen in een zwarte auto zitten die er mogelijk bij hoorden. Een van hen, [medeverdachte 2] , verklaarde dat zijn neef daar in de buurt woonde en dat ze op hem aan het wachten waren. Waar die neef woonde, kon hij niet precies zeggen. De personen werden gecontroleerd en bleken te zijn [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] leek de meest directe link met Roermond te hebben, omdat hij in Roermond is geboren en bleek te wonen aan de [adres 2] in Roermond. De voertuigen die in deze mutatie werden genoemd betroffen een zwarte Volvo V40 met het kenteken [kenteken 2] en een grijze Audi A3 sportback met het kenteken [kenteken 3] . Beide voertuigen bleken op naam van [bedrijf] in Heerlen te staan. Om 1.51 uur was deze informatie gedeeld met de landelijke eenheid en het onderzoeksteam. [7] Het politiesysteem is geraadpleegd op meldingen, waarin voornoemde voertuigen voor kwamen in combinatie met de verdachten. In de onderzochte periode van 1 januari 2018 tot en met 24 december 2018 hebben de verdachten alleen en in wisselende samenstelling meerdere keren gebruik gemaakt van beide voertuigen. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben in de voornoemde periode de Volvo voorzien van het kenteken [kenteken 2] eerder bestuurd. [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben de Audi voorzien van het kenteken [kenteken 3] eerder bestuurd. De verdachten zijn vaker persoonlijk met elkaar in contact geweest en met elkaar onderweg geweest waarbij gebruik is gemaakt van de voertuigen Volvo [kenteken 2] en/of de Audi [kenteken 3] . [8]
Aantreffen van de voertuigen en aanhouding verdachten
Naar aanleiding van de bevindingen na de plofkraak en voormelde mutatie werd op 24 december 2018 postgevat bij het adres van [medeverdachte 3] , aan de [adres 2] in Roermond. Om 02:20 uur werd gezien dat de Volvo met kenteken [kenteken 2] door de [adres 2] reed. De Volvo kon toen niet worden achterhaald. [9]
Om 02:43 uur werd de eerder genoemde Audi A3 in Stein op de A76 door de ANPR gezien toen deze vanuit België Nederland binnenreed om korte tijd later weer terug richting België te rijden. Verbalisanten reden naar de grens met België om te kijken of de Audi A3 weer de grens over zou komen. Op de A2 vanuit Urmond in de richting van Maastricht zagen zij toen de Volvo met redelijk hoge snelheid links passeren en afslaan richting België. De Volvo werd daarop gevolgd en werd uiteindelijk in Beek op de Stationstraat tot stilstand gebracht ter aanhouding van de inzittenden. Om 03:14 uur werden daar als verdachten aangehouden de bestuurder van de Volvo [medeverdachte 4] , bijrijder [medeverdachte 2] en de verdachte [verdachte] , die achterin zat. Tijdens de insluiting van [verdachte] werd opgemerkt dat hij rook naar benzine of diesel, dat er modder op zijn schoenen zat en dat zijn schoenen nat waren en naar benzine of diesel roken. [10]
Omstreeks 4:05 uur, toen de politie de Volvo aan het veiligstellen was in de Stationstraat in Beek, kwam de melding dat de Audi A3 weer langs de ANPR in Stein Nederland in was gereden. [11] De verbalisanten achtervolgden de Audi waarna deze uiteindelijk op de Elsstraat in Beek stopte. Om 04:20 uur werden de inzittenden, de bestuurder [medeverdachte 5] en de bijrijder [medeverdachte 3] , als verdachten aangehouden. [12]
In de Audi A3 werd onder meer kleding, gereedschap, een jerrycan met trechter, een huurcontract en een rijbewijs op naam van [medeverdachte 1] [13] , een Samsung telefoon, een iPhone [14] SE met kapot scherm en een deel van de verpakking van een 9 volt blokbatterij van het merk Duracell aangetroffen. [15] Met de iPhone bleek te zijn gezocht op plofkraken en Action regenpak. [16] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zijn iPhone in de gehuurde Audi lag. [17] De Samsung telefoon - die is te herleiden tot medeverdachte [medeverdachte 3] - is veel geraadpleegd op berichten over plofkraken en/of ramkraken. [18]
Aangifte ABN AMRO
[aangever 1] heeft namens ABN AMRO bank aangifte gedaan van vernieling van de pinautomaat van de ABN AMRO bank, gevestigd in het pand van de Regiobank, aan de Hoekstraat 7 te Roermond gepleegd op 24 december 2018. Door middel van het plaatsen van een explosief in de automaat is de geldautomaat opgeblazen. Hierdoor is de geldautomaat volledig vernield en zijn omliggende gebouwen en auto’s zwaar beschadigd. Er is geen geld weggenomen. De geldcassettes waren nog intact. [19] Meerdere personen hebben aangifte gedaan van schade aan gebouwen en geparkeerde auto’s. [20]
Sporenonderzoek
Het pand van de Regiobank waar de pinautomaat in gesitueerd was, was zowel aan de buitenzijde als aan de binnenzijde zwaar beschadigd. De ruiten dan wel de voorgevels van de naastgelegen panden, waren door de plofkraak eveneens beschadigd.
Op het trottoir voor het CZ pand aan de linkerzijde van de Regiobank lag een Duracell (9V alkaline) batterij. Omdat deze batterij mogelijk gebruikt kon zijn voor het ontstekingsmechanisme van het explosief werd de batterij veiliggesteld (SIN: AAML7771NL). Op het trottoir, grotendeels onder het puin van de voorgevel van de Regiobank en voor een deel voor het CZ pand, lag een elektriciteitsdraad. Deze draad betrof zeer waarschijnlijk de ontstekingsdraad. [21] Uit onderzoek volgt dat de verpakking van de Duracell batterij die in de Audi is aangetroffen matcht met de bij de plofkraak gebruikte batterij. [22] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de Duracell batterij is gebruikt bij de plofkraak, dat deze klaar lag bij het dashboard in de BMW en dat de Duracell batterij afkomstig was uit de verpakking die in de Audi is aangetroffen. Aan [medeverdachte 1] was uitgelegd dat de batterij voor de ontsteking bedoeld was. [23]
Tussen het puin van de voorgevel, direct naast de pinautomaat, lag een (deel van een) aluminium buis. Aan de hand van de beelden ontstond het vermoeden dat de verdachten gebruik hadden gemaakt van de zogenaamde pizzaschuif 2.0. Een pizzaschuif 2.0 bestaat uit twee (massieve) aluminium buizen waar de hoofdlading aan bevestigd zit. Aan de overzijde van de straat, op het trottoir voor het pand Hoekstraat 4, lag een tweede, gelijksoortige aluminium buis. [24]
Herkomst BMW
De aangetroffen BMW met Duitse kentekenplaten, bleek op 13 december 2018 in Amsterdam te zijn gestolen. Deze zwarte BMW, type 335d, was voorzien van het kenteken [kenteken 4] . [25] De Duitse kentekenplaten behoorden niet bij de auto en waren op 22 december 2018 in Amsterdam gestolen. [26] Op de in de Audi aangetroffen Samsung telefoon die te herleiden is tot [medeverdachte 3] zijn foto’s opgeslagen van deze BMW met het Nederlandse kenteken [kenteken 4] . [27]
ANPR gegevens Audi en Volvo
Uit ANPR-gegevens volgt dat de Audi met kenteken [kenteken 3] op 23 december 2018 om 23:15:49 op de Rijksweg Noord te Swalmen reed, komende vanuit de richting van Reuver in de richting van Swalmen. Om 23:18:34 uur reed de Audi op de Rijksweg Zuid te Swalmen, komende vanuit de richting van Swalmen in de richting van Roermond. [28]
De Volvo met kenteken [kenteken 2] reed op 24 december 2018 om 00:41 uur bij de T-splitsing van de Koninginnelaan en de Sint Wirosingel in Roermond en om 00:47 uur bij de kruising Oranjelaan en de Sint Wirosingel in Roermond. [29] Hieruit volgt dat beide auto’s rond het tijdstip van de plofkraak in de omgeving van de plofkraak zijn gesignaleerd.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij vóór en na de plofkraak in de Volvo heeft gereden. [30]
Gebruikte bankpas
Een veel gebruikte methode bij het plegen van een plofkraak is het gebruiken van een (gestolen) bankpas van een, vaak onder bewind staande, persoon. Met behulp van die bankpas wordt eerst een geldbedrag gestort op deze rekening, om dit bedrag vervolgens korte tijd later bij de plofkraak weer op te nemen. Doordat er geld wordt opgenomen, opent de uitgifteklep van de pinautomaat en kan het explosief in de automaat worden geplaatst. [31]
Bij deze plofkraak werd een bankpas gebruikt van [naam] . Hij heeft te kennen gegeven dat hij zijn bankpas voor het laatst had gebruikt op 20 december 2018 en dat hij deze daarna was kwijtgeraakt. Hij stond onder bewind. [32]
Blijkens de afschriften van de bankrekening van [naam] was op 23 december 2018 om 23:10 uur met behulp van zijn bankpas een bedrag van € 20,- gestort op zijn rekening. Deze storting vond plaats bij de pinautomaat aan het Raadhuisplein 2 in Reuver. Vervolgens was op 24 december 2018 om 00:05 uur een bedrag van € 10,- opgenomen van zijn rekening bij de pinautomaat aan de Hoekstraat 7 in Roermond. [33]
Camerabeelden van de geldautomaat van ABN AMRO
Er zijn vanaf 3 posities beelden opgenomen: vanaf de voorzijde van de geldautomaat en vanaf de linkerzijde van de geldautomaat naar rechts en naar links. Op de beelden is het volgende te zien. Persoon 1 komt aangerend met een sporttas met daaruit stekend een soort antenne. Hij zet deze voor de automaat neer. Daarachter komt persoon 2 die in zijn linkerhand een breekijzer heeft. Persoon 1 is bezig met een pintransactie en persoon 2 met de inhoud van de tas. Persoon 2 rolt kennelijk een snoer uit dat lijkt vast te zitten aan het apparaat met de “antennes”. Zij rollen vervolgens samen het snoer uit. Persoon 1 gaat daarna verder met de geldautomaat. Persoon 1 pakt geld uit de automaat en stopt dit in zijn jas. Daarna houdt hij de uitgifteklep open waarna persoon 2 het overneemt. Persoon 1 trekt enkele strips van een voorwerp dat hij uit de tas pakt en plakt het voorwerp op de automaat. Persoon 2 houdt nog steeds de uitgifteklep open. Persoon 1 pakt dan de “antennes” vast uit de sporttas en loopt hiermee naar de geldautomaat. Persoon 1 steekt de “antennes” in de geldautomaat. Daarna lopen zij beiden weg.
Terwijl persoon 1 bezig is met de geldautomaat, rijdt er een auto langs met gedoofde lichten. Deze auto heeft bijzondere velgen. De verbalisant merkt op dat hij vermoedt dat het om een BMW gaat, gelet op de vorm van de auto en de vorm van de lampen. [34]
Signalementen personen bij pinautomaat
Persoon 1
Deze persoon draagt een (donker)blauwe regenjas met een reflecterende streep over de borst. Verder draagt hij donkerkleurige handschoenen en een trainingsbroek met drie witte strepen die verticaal lopen op de broekspijp. De linker broekspijp is voorzien van het merkteken van Adidas. Hij draagt zwarte sneakers met witte zool en zwarte schoenveters.
Verder draagt hij een zwarte sjaal of doek voor de mond en een doek of sjaal over het hoofd.
Hij lijkt geen of korte sneakersokken te dragen en als hij bukt is te zien dat hij onder de trainingsbroek een lichtere kleur broek draagt met een donkere riem.
Persoon 2
Deze persoon draagt een (donker)blauwe regenjas met een reflecterende streep over de borst. Hij draagt een regenbroek met een reflecterende streep aan de onderzijde van de broekspijp die horizontaal over de broekspijp(en) loopt. De handschoenen die hij aan heeft zijn oranje van kleur aan de bovenkant en verder zwart van kleur. Hij draagt verder een groene bivakmuts met een camouflageprint waarbij de ogen en mond nog zichtbaar zijn. Hij draagt een bril, licht van kleur en heldere glazen.
Hij draagt iets lichts van kleur onder de regenjas en donkere, vermoedelijk zwarte, sneakers die een witte schoenzool lijken te hebben. Onder zijn regenbroek draagt hij iets lichts van kleur. [35]
[medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg bekend dat hij persoon 1 is en het explosief in de geldautomaat heeft geplaatst. [36]
Camerabeelden Hoekstraat 9, pand Welkoop
Op deze beelden is te zien dat op 24 december 2018 om 00:03:33 uur twee personen naar de geldautomaat rennen. De eerste persoon draagt een voorwerp voor zijn borst. De tweede persoon draagt waarschijnlijk een koevoet in zijn linkerhand.
Om 00:04:37 uur rijdt een donkere auto voorbij Welkoop in de richting van de geldautomaat. De auto stopt tussen Welkoop en de geldautomaat en dooft de lichten. Daarna rijdt de auto voorbij de automaat en stopt in de bocht van de weg. De remlichten lichten soms op.
Na de explosie rijdt de auto met geopende kofferbak achteruit en stopt bij de automaat.
De twee personen rennen naar de auto. De eerste persoon draagt een donkere zak of tas en sluit de kofferbak en neemt de tas mee achterin rechts waar hij plaatsneemt. De andere persoon gaat rechts voorin zitten. Daarna rijdt de auto richting de Sint Wirosingel. [37]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de prints van de camerabeelden vergeleken met de foto’s die werden gemaakt van de verdachten na hun aanhouding en relateert hierover het volgende.
Een van de personen op de beelden draagt een bivakmuts in groene kleuren en een bril.
In deze bivakmuts zitten niet alleen gaten ter hoogte van de ogen maar ook ter hoogte van de mond van de verdachte. Door deze opening is te zien dat de verdachte een donkerkleurige snor en een baard dan wel sik heeft. Het viel al meteen op dat slechts één van de aangehouden verdachten een bril droeg, namelijk [verdachte] . De verbalisant ziet bij deze vergelijking dat de bril die [verdachte] draagt sterke overeenkomsten vertoont met de bril van de dader op de printjes en dat de persoon op de prints en [verdachte] allebei een snor en een baard hebben. [38]
Door deze verbalisant werd de bril die de persoon op de camerabeelden draagt nader vergeleken met de bril die [verdachte] droeg bij zijn aanhouding. Hierbij merkt hij het volgende op:
-het betreft op beide beelden een bril die rondom de glazen geen montuur heeft;
-de bril heeft nagenoeg rechthoekige glazen die op de hoeken van een ronding zijn voorzien;
-op de donkerkleurige pootjes van de bril zit aan de zijkant ter hoogte van de verbinding met de glazen een lichtkleurig accent en
-de bril is voorzien van een smalle nagenoeg rechte brug tussen de beide glazen. Ook bij een eerdere aanhouding voor een ander feit op 16 oktober 2018 draagt [verdachte] volgens informatie en foto's uit het politiesysteem een soortgelijke bril. [39]
Het hof stelt uit eigen waarneming vast dat de bril, zonder montuur met rechthoekige glazen, op de bewegende camerabeelden van de geldautomaat van 24 december 2018 dezelfde bril is als de bril die de verdachte volgens de foto’s in het politiedossier op had ten tijde van zijn aanhouding na de plofkraak [40] en 2 maanden eerder. [41] Het hof heeft hierbij in het bijzonder gelet op de tijdstippen 1.13.23, 1.13.37, 1.13.43 en 1.14.45 van de camerabeelden en de specifieke kenmerken zoals die hiervoor door verbalisant [verbalisant 1] zijn beschreven.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij een bril draagt met een sterkte van 5,5 en 4,75 (het hof begrijpt: -5,5 en -4,75). [42]
Camerabeelden geldautomaat Reuver en vergelijking met aangehouden verdachten
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden bekeken van de geldautomaat in Reuver en vergeleken met de aangehouden verdachten. De beelden zijn van 23 december 2018 23:10 uur, het moment waarop volgens het bankafschrift van [naam] de storting van € 20,- zou hebben plaatsgevonden. Op deze beelden is het volgende te zien:
Een persoon komt bij de pinautomaat en heeft zijn gsm in zijn linkerhand. Hij heeft nog iets in zijn hand wat qua vorm en grootte lijkt op een bankpasje. Hij brengt dit richting de automaat aan de bovenzijde van de automaat. Hij heeft nog iets in zijn hand. Dit lijkt op een portemonnee. Deze wordt opengeklapt en het lijkt of hij hier iets uit haalt.
Na het openklappen van de portemonnee heeft hij iets in zijn rechterhand dat qua vorm en grootte lijkt op een bankbiljet. Te zien is dat hij dit met zijn hand richting de pinautomaat brengt. Hij brengt dit op een lagere positie naar de automaat dan waar hij het vermoedelijke bankpasje naar de automaat bracht. Als zijn hand dan terugkomt van de automaat is het biljet niet meer te zien.
Verklaring van [medeverdachte 1]
heeft ter terechtzitting van 5 oktober 2021 bekend dat hij een van de daders van de plofkraak is. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt en dit is aan het dossier toegevoegd. Kort en zakelijk weergegeven komt deze verklaring, voor zover hier relevant, op het volgende neer. [medeverdachte 1] heeft samen met een ander de plofkraak uitgevoerd. Hij is er op het laatste moment bij gekomen. Hij wist er wel al van. Hij heeft de regenpakken gekocht, die zijn gebruikt bij de plofkraak. De in de Audi aangetroffen iPhone is zijn telefoon. Hij is degene met de Adidasbroek die te zien is op de camerabeelden van de geldautomaat (persoon 1). Zijn taak was het plaatsen van het explosief in de automaat en daarna het geld opruimen. Het bankpasje waarmee hij heeft gepind trof hij 10 minuten voordat de plofkraak plaatsvond aan in de BMW. Een derde persoon was de bestuurder van de BMW waarmee ze naar de pinautomaat zijn gereden en daarna zijn gecrasht. De verpakking van de Duracellbatterij aangetroffen in de Audi hoort bij de batterij die is gebruikt bij de plofkraak. Hij kent alle aangehouden medeverdachten. [43]
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Het enkele feit dat de verdachte, met vieze schoenen, in de nacht met medeverdachte [medeverdachte 4] – die niet is vervolgd – uren na de plofkraak in een auto wordt aangetroffen en dat zijn bril overeenkomsten vertoont met de bril die de persoon op de camerabeelden van de geldautomaat draagt, is onvoldoende om tot een veroordeling te kunnen komen. De bril is een veelvoorkomend model en te weinig onderscheidend, zodat daarop geen herkenning kan worden gebaseerd. Dat verdachte de enige aangehouden verdachte is met een bril, wil niet zeggen dat er niet nog een of meer andere personen zijn met een bril. Bovendien is de bril van de verdachte volgens de verdediging in beslag genomen en in het ongerede geraakt waardoor deze niet goed kan worden vergeleken. Daarnaast kan het glasschervenonderzoek niet voor het bewijs worden gebruikt omdat de resultaten van dat onderzoek, voor zover die al belastend zouden zijn, gelet op het bijbehorende SIN niet betrekking hebben op Prada schoenen van de verdachte, maar op die van medeverdachte [medeverdachte 5] . Dat de verdachte de andere aangehouden personen kent of eerder met hen in auto’s heeft gezeten kan niet gebezigd worden als bewijs voor medeplegen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat het met de verdediging van oordeel is dat het spoornummer AAML7967NL niet zonder meer gekoppeld kan worden aan de schoenen van de verdachte. Het in het onderzoeksrapport genoemd SIN AAML7967NL wordt namelijk elders in het dossier toegeschreven aan Prada schoenen van medeverdachte [medeverdachte 5] (dossierpagina 1088). Het hof zal het glasschervenonderzoek dan ook buiten beschouwing laten.
Dat neemt niet weg dat het hof de betrokkenheid van de verdachte bij de plofkraak wel uit andere bewijsmiddelen afleidt.
Uit de bewijsmiddelen is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat er een groepje personen is dat reeds langere tijd gebruik maakt van de Audi en de Volvo. Een van deze personen, medeverdachte [medeverdachte 1] , heeft bekend de plofkraak met anderen te hebben gepleegd. Hij heeft het explosief in de geldautomaat geplaatst. De andere dader van de plofkraak die op camerabeelden van de geldautomaat is te zien, draagt een bril.
Deze persoon draagt ook een bivakmuts met een camouflageprint. Desondanks is te zien dat de man gezichtsbeharing heeft. [medeverdachte 1] heeft verklaard alle aangehouden medeverdachten, waaronder de verdachte te kennen.
De verdachte is een aantal uren na de plofkraak aangehouden als inzittende van de Volvo, in gezelschap van medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] . De verdachte droeg als enige van alle aangehouden verdachten een bril. Ook had hij gezichtsbeharing. De uiterlijke kenmerken van de verdachte passen in zoverre in het zichtbare signalement van ‘persoon 2’ op de camerabeelden van de plofkraak. Bij de aanhouding van de verdachte is geconstateerd dat er modder op zijn schoenen zat, dat deze nat waren en dat hij rook naar benzine of diesel. De Volvo waarin de verdachte is aangehouden, was rond het tijdstip van de aanhouding van [medeverdachte 1] in de buurt van de locatie waar de bij de plofkraak gebruikte BMW is gestrand en [medeverdachte 1] is aangehouden. In de andere auto, een Audi A3, is de verpakking aangetroffen van een batterij die volgens [medeverdachte 1] tijdens de plofkraak is gebruikt voor de ontsteking. De beide auto’s hebben die nacht in de directe omgeving van de plofkraak rondgereden, staan op naam van hetzelfde bedrijf en zijn in de periode voorafgaand aan de plofkraak vaker samen gesignaleerd, inclusief datzelfde gezelschap, in wisselende samenstelling. Afgezien van [medeverdachte 1] zijn alle verdachten in de nacht van de plofkraak aangehouden in Beek.
Het hof heeft uit eigen waarneming vastgesteld dat de bril die ‘persoon 2’ op de camerabeelden van de plofkraak draagt dezelfde bril is als de bril die de verdachte ten tijde van zijn aanhouding, en ook al voor de plofkraak droeg. Gelet op de sterkte van de oogafwijking van de verdachte (het hof begrijpt uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep: een brilsterkte van -5,5 en -4,75) kan het niet anders dan dat de verdachte zijn bril nodig had om goed te kunnen zien en functioneren, terwijl volstrekt onaannemelijk is – en overigens ook niet is gesteld – dat een ander verdachtes bril met die sterkte (al dan niet als vermomming) tijdens de plofkraak zou dragen. Dat de bril die de verdachte ten tijde van zijn aanhouding droeg kennelijk niet meer beschikbaar is voor verdere vergelijking doet hier niet aan af. Ten overvloede overweegt het hof dat uit het dossier volgt dat de bril niet in beslag is genomen door de politie en dat het hof dat ook overigens niet aannemelijk acht.
De verdachte heeft aanvankelijk niet willen verklaren en heeft zich voornamelijk beroepen op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte, geconfronteerd met de voor hem belastende feiten en omstandigheden, ontkend de plofkraak te hebben gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij die nacht wel in de buurt van de plofkraak was maar in verband met andere, niet nader geconcretiseerde strafbare feiten.
De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf – mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering – niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien de verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van de aan hem tenlastegelegde feiten, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken.
Het hof verwijst naar de overwegingen hiervoor. Het bewijs en de omstandigheden waarin de verdachte en de medeverdachten werden aangetroffen kunnen op zichzelf de gevolgtrekking dragen dat sprake was van de tenlastegelegde betrokkenheid bij de plofkraak hetgeen maakt dat het geheel van feiten en omstandigheden om uitleg schreeuwt.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden en het uitblijven van een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring – waar dat naar het oordeel van het hof wel van de verdachte mocht worden verwacht – acht het hof wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte ‘persoon 2’ op de camerabeelden is die zich op 24 december 2018 te Roermond samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een plofkraak.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft bepleit aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest en daarnaast eventueel te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen plegen van een plofkraak waarbij gepoogd is geld te stelen uit een geldautomaat. Door het plegen van de plofkraak is grote schade ontstaan aan de geldautomaat, omliggende panden en aan geparkeerde voertuigen. Feiten als deze, gepleegd in de voor de nachtrust bestemde uren, veroorzaken zeer veel onrust en overlast voor omwonenden en andere gedupeerden. Bovendien veroorzaken zij grote onrust in de maatschappij. Een plofkraak gaat immers gepaard met een heftige explosie en een grote ravage als gevolg en levert flinke overlast op doordat (publieke) voorzieningen tijdelijk worden lamgelegd. Het hof houdt voorts bij de straftoemeting rekening met de professionele wijze waarop de plofkraak is gepleegd. Zo werd er gebruik gemaakt van een gestolen auto en werd er gebruik gemaakt van gestolen kentekenplaten. Bovendien werd de plofkraak gepleegd door in ieder geval drie personen, waarbij sprake was van een duidelijke rolverdeling. De verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor vermogensdelicten is veroordeeld tot al dan niet (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Het hof weegt deze eerdere veroordelingen ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting, die zijn vastgesteld door het LOVS, vermelden voor een voltooide plofkraak met gemeen gevaar voor goederen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Hoewel het de daders niet is gelukt geld weg te nemen, is de plof – de explosie - wel voltooid en heeft deze veel schade veroorzaakt.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende – rekening houdend met enerzijds de bewezenverklaarde poging en anderzijds verdachtes strafblad – acht het hof oplegging van gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Redelijke termijn
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de redelijke termijn is overschreden, hetgeen dient te leiden tot strafvermindering.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is overschreden.
Tussen de datum waarop de verdachte redelijkerwijs kon vermoeden dat vanwege de Staat jegens hem een strafvervolging zou worden ingesteld, te weten de datum van zijn inverzekeringstelling (24 december 2018), en de datum waarop het vonnis door de eerste rechter is gewezen, te weten 9 november 2021, is een periode van ruim 34 maanden verstreken.
Op 16 november 2021 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 8 oktober 2024 - en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep - arrest wijst. Deze overschrijding valt niet aan verdachte toe te rekenen. Er is dus ook in hoger beroep sprake van een schending van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Het hof zal, gelet op deze overschrijdingen in eerste aanleg en hoger beroep, volstaan met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.151,68 (bestaande uit € 151,68 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Materiële schade
Het hof acht het aannemelijk dat de door de benadeelde partij gevorderde schadepost met betrekking tot het eigen risico (€ 150,00) in rechtstreeks verband staat met de ontploffing en acht de hoogte van de gevorderde kosten niet bovenmatig of onredelijk. Deze gevorderde post à € 150,00 zal derhalve worden toegewezen. De post reiskosten van € 1,68 in verband met een bezoek aan Slachtofferhulp zal worden afgewezen, omdat deze kosten niet zijn aan te merken als rechtstreekse schade.
Immateriële schade
Het hof stelt voorop dat als schade, die het gevolg is van een onrechtmatige daad, een nadeel omvat dat niet uit vermogensschade bestaat, de benadeelde op grond van artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Dat kan als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. In dit geval zou van dit laatste sprake moeten zijn wil de benadeelde in aanmerking kunnen komen voor vergoeding van immateriële schade.
Voor toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon ‘op andere wijze’ is het uitgangspunt dat de benadeelde psychische schade heeft opgelopen. Het geestelijk letsel moet door de benadeelde onderbouwd worden. Het geestelijk letsel moet naar objectieve maatstaven kunnen worden vastgesteld, bijvoorbeeld door (medische) informatie van een psycholoog of psychiater. Bij bijzondere ernst van de normschending en (voldoende ernstige) gevolgen voor het slachtoffer kan immateriële schade evenwel toewijsbaar zijn zonder dat geestelijk letsel hoeft te worden aangetoond.
Het hof is van oordeel dat in dit geval de aard en ernst van de normschending reeds meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting van de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting in eerste aanleg een toelichting gegeven op de impact die de gebeurtenissen op haar hebben gehad. Daarbij heeft zij aangegeven dat ze dacht dat het dak van haar huis vloog toen ze de knal hoorde en dat ze de nummertjes van de geldautomaat voor haar deur zag liggen, dat ze bepaalde programma’s op de televisie niet meer kan kijken en schrikt van iedere harde knal die zij hoort. Daarbij heeft zij ook benadrukt dat er mensen het leven hadden kunnen laten.
Het hof acht naar maatstaven van billijkheid toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte immateriële schade, een bedrag ter hoogte van
€ 1.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag aan immateriële schade toewijsbaar is.
Hoofdelijkheid
Het hof stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit samen met (een) ander(en) heeft gepleegd. Nu de verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde partij hoofdelijk (naar burgerlijk recht) aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 1.150,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte hoofdelijk de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de hierna in de beslissing genoemde onder hem inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een geldbedrag van € 440,00 en kleding. Het belang van strafvordering verzet zich daar niet tegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 440,00 euro (IBN 28-12-18)
- kleding (Omschrijving: grijs, merk: joggingbroek)
- kleding (Omschrijving: zwart, merk: shirt).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.150,00 (duizend honderdvijftig euro) bestaande uit € 150,00 (honderdvijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.150,00 (duizend honderdvijftig euro) bestaande uit € 150,00 (honderdvijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 21 (eenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 24 december 2018.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. R.G.A. Beaujean en mr. M.J. Grapperhaus, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 8 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.J. Grapperhaus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hiernavolgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde proces-verbaal van politie, Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2018195577 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , sluitingsdatum 14 mei 2019, bestaande uit in de wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, doorgenummerde dossierpagina’s 1-1174. De inhoud van de processen-verbaal is telkens zakelijk weergegeven.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2018, pag. 312.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2018, pag. 316 en 317.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2018, pag. 320 en 321.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2018, pag. 316 en 317.
6.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 1] d.d. 24 december 2018, pag. 81 en 82.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2018 met bijlagen, pag. 347 tot en met 353.)
8.Het proces-verbaal einddossier d.d. 14 mei 2019, pag. 30 tot en met 32.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2018, pag. 330.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2018, pag. 332 en 333.
11.Het proces-verbaal van bevindingen ANPR voertuigbewegingen van de Audi A3 d.d. 17 januari
12.Het proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 5] d.d. 24 december 2018, pag. 206 en 207.
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2018 met bijlage, pag. 641 tot en met 646.
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2018, pag. 639 en 640.
15.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2019, pag. 694.
16.Het proces-verbaal van bevindingen data iPhone d.d. 11 januari 2019, pag. 721 tot en met 726.
17.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 oktober 2021, pag. 2 tot en met 4, door de rechtbank in de onderhavige zaak gevoegd.
18.Het proces-verbaal van bevindingen telefoon [medeverdachte 3] d.d. 5 april 2019, pag. 784 tot en met 786.
19.Het proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 1] namens ABN AMRO bank d.d. 28
20.Processen-verbaal van aangifte d.d. 24 en 28 december 2018, pag. 295 tot en met 308.
21.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 18 januari 2019, pag. 996 tot en met 1001.
22.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek 9 volt Duracell blokbatterij met bijlage d.d. 21 februari 2019, pag. 702 tot en met 704.
23.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 oktober 2021, pag. 2 tot en met 4, door de rechtbank in de onderhavige zaak gevoegd.
24.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 18 januari 2019, pag. 996 tot en met 1001.
25.Het proces-verbaal van aangifte [aangever 2] d.d. 13 december 2018, pag. 1168 en 1169.
26.Het proces-verbaal van aangifte [aangever 3] d.d. 22 december 2018, pag. 1172.
27.Het proces-verbaal van bevindingen telefoon [medeverdachte 3] d.d. 5 april 2019, pag. 784 tot en met 786.
28.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 december 2018, pag. 364.
29.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2019 met bijlagen, pag. 372 tot en met 381.
30.Het proces-verbaal van de in de zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 24 september 2024.
31.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 december 2018, pag. 358.
32.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 december 2018, pag. 482.
33.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2019, pag. 359 tot en met 361.
34.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2019, pag. 421 tot en met 430.
35.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2019, pag. 421 tot en met 430.
36.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 oktober 2021, pag. 2 tot en met 4, door de rechtbank in de onderhavige zaak gevoegd.
37.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2019, pag. 437 tot en met 451.
38.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 december 2018 met bijlagen, pag. 476 tot en met 481.
39.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2019 met bijlagen.
40.Het proces-verbaal beelden ABN d.d. 28 december 2018, pag. 476 tot en met 481.
41.Het losse proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2019 met bijlagen.
42.Het proces-verbaal van de in de zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 24 september 2024.
43.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 oktober 2021, pag. 2 tot en met 4, door de rechtbank in de onderhavige zaak gevoegd.