ECLI:NL:GHSHE:2024:310

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
20-001475-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met braak en de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal met braak. De politierechter heeft de verdachte, geboren in 1993, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden en heeft de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van 3 weken. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zal bevestigen, maar met een zwaardere straf van 6 maanden. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en een strafmaatverweer gevoerd, waarbij een alternatieve verklaring werd gegeven voor het aangetroffen DNA van de verdachte. Het hof heeft het alternatieve scenario van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde geschoven en heeft geoordeeld dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de schuld van de verdachte. Het hof heeft de ernst van de feiten en het justitiële verleden van de verdachte in overweging genomen en heeft besloten om de gevangenisstraf te verhogen naar 6 maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor wat betreft de opgelegde straf en heeft in die zin opnieuw recht gedaan, terwijl het vonnis voor het overige is bevestigd.

Uitspraak

Parketnummer: 20-001475-23

Uitspraak : 31 januari 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 17 mei 2023, parketnummer 02-041392-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 09-205020-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. De politierechter heeft de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer
09-205020-19, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van de dagen die de verdachte heeft doorgebracht in verzekering.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de in dat vonnis opgelegde straf en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, inclusief de beslissing met betrekking tot de vordering van de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 09-205020-19, met aanvulling van de bewijsoverwegingen, behalve voor wat betreft de door de politierechter opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Aanvulling bewijsoverwegingen
In aanvulling op de bewijsoverwegingen van de politierechter overweegt het hof het navolgende.
Net als in eerste aanleg heeft de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de raadsman van de verdachte – kort weergegeven – gewezen op het alternatieve scenario dat door de verdachte is geschetst ten aanzien van het van de verdachte aangetroffen DNA, inhoudende dat de verdachte tijdens een kroegentocht in Breda in zijn hand is gestoken met een schroevendraaier en dat die schroevendraaier vervolgens door een onbekende derde bij de inbraak is gebruikt. De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat dit alternatieve scenario niet op voorhand volstrekt ongeloofwaardig of onaannemelijk is. Bovendien passen de aangetroffen bloedsporen, te weten een minimale hoeveelheid minuscule bloedpuntjes en geen bloedspatten, in dit scenario, aldus de verdediging. Voorts heeft de raadsman van de verdachte naar voren gebracht dat het dossier, naast de aangetroffen bloedsporen, welke verplaatsbaar zijn, geen technisch of forensisch bewijs bevat en evenmin telefoongegevens of ANPR-gegevens.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Met de politierechter is het hof van oordeel dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is en het hof schuift deze verklaring dan ook als ongeloofwaardig terzijde. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte pas ter terechtzitting in eerste aanleg met voornoemd scenario is gekomen en het hof ziet niet in waarom de verdachte hetgeen hem zou zijn overkomen niet direct bij de politie zou hebben gemeld tijdens zijn verhoor. Ook overigens is er geen enkele aanwijzing in het dossier te vinden die de feiten en omstandigheden zoals door de verdachte beschreven ondersteunen. Bovendien acht het hof het niet aannemelijk dat dergelijke sporen ontstaan nadat een onbekende derde circa 45 kilometer (te weten vanaf het centrum van Breda naar [adres 2] , gemeente Bergen op Zoom [1] ) aflegt met de bewuste schroevendraaier. Hetgeen de verdediging ten aanzien van de hoeveelheid aangetroffen bloed heeft aangevoerd, maakt dit oordeel niet anders. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat er voor het overige geen technisch of forensisch bewijs of telefoon- of ANPR-gegevens in het dossier voorhanden zijn.
Derhalve acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak. Het is een feit van algemene bekendheid dat woninginbraken doorgaans grote onrust in de gemeenschap veroorzaken en bovendien een grote inbreuk vormen op het gevoel van veiligheid van de bewoners van de woningen. Slachtoffers kunnen gedurende lange tijd gevoelens van onveiligheid ondervinden. Juist in de eigen woning moet iemand zich veilig kunnen voelen. Desondanks heeft de verdachte zich niet van het plegen van het feit laten weerhouden. Hij heeft enkel oog gehad voor het eigen financieel gewin, zonder zich iets gelegen te laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen voor de gedupeerde.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 6 november 2023, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaande aan het bewezenverklaarde veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, welke tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte werkzaam is als kabelmonteur en een woning heeft. Voorts heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij een dochter heeft, dat hij haar met enige regelmaat ziet, maar dat er geen sprake is van een vaste omgangsregeling.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Alles afwegende is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden is.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de door de politierechter opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. N. van der Laan, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 31 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. N. van der Laan is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het hof stelt vast dat voor wat betreft de afstand tussen het adres van het slachtoffer ( [adres 2] , gemeente Bergen op Zoom) en het centrum van Breda sprake is van een feit van algemene bekendheid, nu het een gegeven is dat zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen kan worden achterhaald, zie: [website] ). De afstand bedraagt ongeveer 45 kilometer.