In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Stichting tegen een beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die de Stichting niet-ontvankelijk verklaarde in haar verzoek om de beloning van de executeur vast te stellen. De zaak betreft de nalatenschap van een overleden erflaatster, die in haar testament had bepaald dat de executeur geen recht had op loon. De Stichting, die door de benoemde executeur in zijn plaats is gesteld, verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het loon van de Stichting vast te stellen op basis van het gebruikelijke uurtarief voor de afwikkeling van nalatenschappen.
De feiten zijn als volgt: de erflaatster is op [sterfdatum] 2023 overleden en heeft in haar testament haar zonen als erfgenamen benoemd en een executeur aangesteld. De executeur heeft zijn benoeming aanvaard en de Stichting in zijn plaats gesteld. De kantonrechter oordeelde dat de Stichting geen executeur is en daarom niet-ontvankelijk in haar verzoek. Het hof oordeelt echter dat de Stichting wel degelijk ontvankelijk is, omdat de executeur de bevoegdheid had om een andere executeur aan te stellen en dit ook heeft gedaan.
Het hof heeft de Stichting opgedragen om de erfgenamen op te roepen, aangezien hun belangen in deze procedure betrokken zijn. De Stichting moet ervoor zorgen dat de erfgenamen tijdig op de hoogte worden gesteld van de procedure en dat zij de mogelijkheid hebben om hun standpunt kenbaar te maken. De beslissing van het hof is pro forma en verdere beslissingen worden aangehouden tot de erfgenamen zijn gehoord.