ECLI:NL:GHSHE:2024:3097

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
200.342.180_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van de Stichting als executeur in de nalatenschap en verzoek tot vaststelling van loon

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Stichting tegen een beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die de Stichting niet-ontvankelijk verklaarde in haar verzoek om de beloning van de executeur vast te stellen. De zaak betreft de nalatenschap van een overleden erflaatster, die in haar testament had bepaald dat de executeur geen recht had op loon. De Stichting, die door de benoemde executeur in zijn plaats is gesteld, verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het loon van de Stichting vast te stellen op basis van het gebruikelijke uurtarief voor de afwikkeling van nalatenschappen.

De feiten zijn als volgt: de erflaatster is op [sterfdatum] 2023 overleden en heeft in haar testament haar zonen als erfgenamen benoemd en een executeur aangesteld. De executeur heeft zijn benoeming aanvaard en de Stichting in zijn plaats gesteld. De kantonrechter oordeelde dat de Stichting geen executeur is en daarom niet-ontvankelijk in haar verzoek. Het hof oordeelt echter dat de Stichting wel degelijk ontvankelijk is, omdat de executeur de bevoegdheid had om een andere executeur aan te stellen en dit ook heeft gedaan.

Het hof heeft de Stichting opgedragen om de erfgenamen op te roepen, aangezien hun belangen in deze procedure betrokken zijn. De Stichting moet ervoor zorgen dat de erfgenamen tijdig op de hoogte worden gesteld van de procedure en dat zij de mogelijkheid hebben om hun standpunt kenbaar te maken. De beslissing van het hof is pro forma en verdere beslissingen worden aangehouden tot de erfgenamen zijn gehoord.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 3 oktober 2024
Zaaknummer : 200.342.180/01
Zaaknummer eerste aanleg : 11017407 \ EZ VERZ 24-105
in de zaak in hoger beroep van:
Stichting [stichting],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als de Stichting,
advocaat: mr. L.J.J. van Wijk te Elsloo.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 3 april 2024.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 6 juni 2024;
- de op 11 september 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij is gehoord
mr. [medewerker] namens de Stichting,bijgestaan door mr. Van Wijk;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.
2.2.
Het hof heeft daarna een datum voor beschikking bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Op [sterfdatum] 2023 is te [plaats] overleden [erflaatster] (hierna: erflaatster), laatstelijk wonende te [woonplaats] .
b. Bij testament van 17 november 2023 heeft erflaatster over haar nalatenschap beschikt en haar zonen [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] tot enige erfgenamen benoemd. Verder heeft zij [executeur] (hierna: [executeur] ) tot executeur van haar nalatenschap benoemd.
c. [executeur] heeft de benoeming aanvaard en vervolgens de Stichting als executeur in zijn plaats gesteld.
d. In het testament van erflaatster is opgenomen dat de executeur geen recht heeft op loon en dat de door hem gemaakte onkosten direct uit de nalatenschap aan hem worden voldaan.
3.2.
De Stichting heeft op grond van artikel 4:144 lid 3 BW in samenhang met 4:159 lid 3 BW de kantonrechter verzocht de beloning van de executeur vast te stellen op basis van het voor de Stichting gehanteerde uurtarief dat zij in rekening brengt voor de afwikkeling van nalatenschappen omdat het testament van de erflaatster geen regeling over de beloning van de executeur bevat.
3.3.
De kantonrechter heeft de Stichting niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek omdat zij, ook niet door middel van een akte van indeplaatsstelling of bij Verklaring van Executele, geen executeur van de nalatenschap is. Hierbij heeft de kantonrechter ten overvloede overwogen dat het testament van erflaatster dient te worden uitgevoerd overeenkomstig het daarin bepaalde en dat, anders dan de Stichting stelt, erflaatster in haar testament een regeling over de beloning van de executeur heeft opgenomen.
3.4.
In de onderhavige procedure verzoekt de Stichting de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het loon van de Stichting op grond van artikel 4:144 lid 3 BW in samenhang met 4:159 lid 3 BW in de nalatenschap van erflaatster vast te stellen op het Recofa-tarief, dan wel het door de Stichting gebruikelijke uurtarief, dan wel een ander door het hof in goede justitie te bepalen passend loon, althans een beschikking met gelijke strekking te geven.
3.5.
Aan dit verzoek heeft de Stichting, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
3.5.1.
In eerste instantie stelt zij dat zij wel ontvankelijk is haar verzoek. De bevoegdheid tot subrogatie is opgenomen in het testament van erflaatster, [executeur] heeft de executele aanvaard en heeft verklaard dat de Stichting in zijn plaats treedt als executeur, wat blijkt uit de notariële verklaring van executele. Hiermee is de Stichting rechtsgeldig in de plaats gesteld van [executeur] als executeur in de nalatenschap van erflaatster. De Stichting is dus ontvankelijk in haar verzoek.
3.5.2.
Dit leidt er volgens de Stichting toe dat het verzoek van de Stichting op grond van artikel 4:144 lid 3 jo 4:159 lid 3 BW ten onrechte niet inhoudelijk is behandeld.
In het testament van erflaatster is bepaald dat de executeur geen recht heeft op loon. De Stichting stelt dat sprake is van onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW ten gevolge waarvan de kantonrechter op verzoek de beloning van een executeur anders kan regelen dan bij de wet of in het testament van erflaatster is bepaald. Anders dan waarvan erflaatster bij het instellen van de executele is uitgegaan, wordt de nalatenschap thans afgewikkeld door een professionele en onafhankelijke partij die in het kader van haar beroep handelt. Erflaatster ging er bij het instellen van de executele vanuit dat de nalatenschap zou worden afgewikkeld door [executeur] , zijnde een niet professionele partij, en dat hij geen loon zou ontvangen voor zijn werkzaamheden.
Van de Stichting kan niet verwacht worden dat zij werkzaamheden verricht c.q. de nalatenschap afwikkelt zonder daarvoor een redelijk loon te ontvangen. Het is ook noodzakelijk om een professionele executeur in de plaats te stellen omdat de benoemde executeur in het testament van erflaatster de executele bij gebrek aan kennis, kunde en middelen niet kan uitvoeren.
De Stichting stelt dat het onder genoemde omstandigheden naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is ook voor een onafhankelijke en professionele executeur toepassing te geven aan de testamentaire bepaling dat de executeur voor zijn werkzaamheden geen recht heeft op loon. De Stichting verzoekt dan ook om in afwijking van het testament te bepalen dat de Stichting voor haar werkzaamheden recht heeft op een voor haar in de beroepsgroep gebruikelijk loon overeenkomstig de Recofa-richtlijnen.
3.6.
Ter zitting heeft de Stichting nog het volgende aangevoerd.
Thans is nog niet duidelijk of de erfgenamen de nalatenschap zuiver dan wel beneficiair zullen aanvaarden. Zij zijn wel geïnformeerd over de indeplaatsstelling door de Stichting. De erfgenamen zijn vanwege het tijdsbestek niet op de hoogte van deze procedure.
De onderlinge verhouding tussen de erfgenamen en [executeur] was vlak voor het overlijden van erflater en direct daarna niet al te best waarna [executeur] al snel heeft aangegeven geen executeur te willen zijn en de Stichting in zijn plaats heeft gesteld.
Ontvankelijkheid
3.7.
Het hof overweegt over de bestreden niet-ontvankelijkheid als volgt.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de stichting niet-ontvankelijk is omdat zij, ook niet door middel van een akte van indeplaatsstelling dan wel verklaring van executele, geen executeur van de nalatenschap is. Het hof kan dit oordeel zonder nader motivering niet volgen. Immers, in het testament van erflaatster is opgenomen dat de executeur de bevoegdheid heeft om een andere executeur aan zich toe te voegen of in zijn plaats te stellen. [executeur] heeft de benoeming tot executeur in een onderhandse akte genaamd “Verklaring van aanvaarding executele en in de plaats stelling” aanvaard en vervolgens de Stichting in zijn plaats laten stellen, wat door de Stichting is aanvaard. Hierdoor is de Stichting executeur in de nalatenschap van erflaatster geworden.
Het hof is dus van oordeel dat de stichting ontvankelijk is in haar verzoek.
Oproepen belanghebbenden
3.8.
De kantonrechter heeft niet de erfgenamen als belanghebbenden in de procedure betrokken. Het hof heeft in eerste instantie ook de belanghebbenden niet in de procedure betrokken, maar acht dit – anders dan de Stichting stelt – toch noodzakelijk nu het in deze zaak gaat om aanpassing van het testament van erflater. In het testament is immers opgenomen dat de executeur geen recht heeft op loon, terwijl de Stichting nu wel om een beloning verzoekt.
3.9.
Het hof zal in deze tussenbeschikking de Stichting opdragen om de erfgenamen, zijnde:
1. [erfgenaam 1] , en
2. [erfgenaam 2] ,
uiterlijk veertien dagen vóór de hierna te noemen
PRO FORMAdatum via een exploot op te roepen, en er tevens voor zorg te dragen dat het gehele procesdossier inclusief het proces-verbaal van de reeds gehouden mondelinge behandeling voor alle erfgenamen digitaal beschikbaar komt.
3.10.
Als de Stichting niet erin slaagt de stukken als hiervoor bedoeld digitaal beschikbaar te maken dan zal zij alle erfgenamen een fysieke kopie van deze stukken dienen te doen toekomen, eveneens uiterlijk veertien dagen voor de PRO FORMA datum.
3.11.
Uiterlijk op de genoemde PRO FORMA datum kunnen de erfgenamen per gewone brief:
- ofwel hun reactie op het verzoek van de Stichting tot toekenning van loon schriftelijk kenbaar maken;
- of, onder gelijktijdige opgaaf van verhinderdata voor de eerste drie maanden na genoemde PRO FORMA datum, verzoeken om op een tweede mondelinge behandeling persoonlijk te worden gehoord.
3.12.
Indien van (een van) de erfgena(a)m(en), nadat deze deugdelijk zijn opgeroepen, niet uiterlijk op genoemde PRO FORMA datum een reactie is ontvangen, zal het hof ervan uitgaan dat de betreffende erfgena(a)m(en) zich refereren aan het oordeel van het hof.
3.13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
draagt de Stichting op de erfgenamen op te roepen voor de
PRO FORMA datum van 31 oktober 2024op de wijze als hierboven aangegeven;
draagt de Stichting op deze oproepingen
uiterlijk 17 oktober 2024te doen plaatsvinden;
draagt de Stichting op een origineel afschrift van alle uitgebrachte exploten alsook informatie over de wijze van beschikbaarstelling van de processtukken als hiervoor bedoeld uiterlijk een week voor de PRO FORMA datum aan het hof doen toekomen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, J.B. Smits en T. van der Valk en is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024.