ECLI:NL:GHSHE:2024:3096

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
200.342.059_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van de Stichting als executeur in het testament en verzoek tot vaststelling van loon

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de Stichting in haar verzoek tot vaststelling van het loon van de executeur in de nalatenschap van erflater. De zaak is in hoger beroep bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch na een eerdere beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die de Stichting niet-ontvankelijk verklaarde in haar verzoek. De erflater is op [sterfdatum] 2024 overleden en had in zijn testament de Stichting Koningin Wilhelmina Fonds voor de Nederlandse Kankerbestrijding, het Nederlandse Rode Kruis, en de Stichting Liliane Fonds als erfgenamen benoemd. De executeur, [betrokkene 2], heeft de Stichting bij notariële akte in haar plaats gesteld, wat de Stichting als basis voor haar verzoek aanvoert.

Het hof overweegt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de Stichting niet-ontvankelijk is, omdat de executeur(s) de bevoegdheid hebben om bij notariële akte een of meer executeurs aan zich toe te voegen of in hun plaats te stellen. De Stichting is dus ontvankelijk in haar verzoek. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat het noodzakelijk is om de erfgenamen als belanghebbenden in de procedure te betrekken, aangezien de Stichting om een beloning verzoekt die in strijd is met de testamentaire bepaling dat de executeur geen recht heeft op loon. Het hof heeft de Stichting opgedragen om de erfgenamen op te roepen en hen de processtukken beschikbaar te stellen, zodat zij hun standpunt kunnen kenbaar maken.

De beslissing van het hof houdt in dat de Stichting de erfgenamen uiterlijk veertien dagen voor de PRO FORMA datum moet oproepen en dat verdere beslissingen worden aangehouden tot de reacties van de erfgenamen zijn ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 3 oktober 2024
Zaaknummer : 200.342.059/01
Zaaknummer eerste aanleg : 10912197 \ EZ VERZ 24-45
in de zaak in hoger beroep van:
Stichting [stichting],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als de Stichting,
advocaat: mr. L.J.J. van Wijk te Elsloo.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 3 april 2024.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 31 mei 2024;
  • een V6-formulier van de Stichting met producties, ingekomen ter griffie op 11 juni 2024;
- de op 11 september 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij is gehoord
mr. [medewerker] namens de Stichting,bijgestaan door mr. Van Wijk;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.
2.2.
Het hof heeft daarna een datum voor beschikking bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Op [sterfdatum] 2024 is te [plaats] overleden [erflater] (hierna: erflater) laatstelijk wonende te [woonplaats] .
b. Bij testament van 16 september 2009 heeft erflater over zijn nalatenschap beschikt en de Stichting Koningin Wilhelmina Fonds voor de Nederlandse Kankerbestrijding, het Nederlandse Rode Kruis, en de Stichting Liliane Fonds tot zijn enige erfgenamen benoemd. Verder heeft hij [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) en, indien [betrokkene 1] de benoeming tot executeur niet aanvaardt, [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) tot executeur van zijn nalatenschap benoemd, naast hen samen en voor gelijke delen een legaat van een woning onder verplichting van inbreng van 75% van de waarde van die woning te hebben toegekend.
c. [betrokkene 1] heeft zijn benoeming niet aanvaard. [betrokkene 2] heeft de benoeming wel aanvaard en heeft vervolgens bij notariële akte van 30 januari 2024 genaamd “Akte in de plaats stelling executeur” de Stichting als executeur in haar plaats gesteld.
d. In het testament van erflater is opgenomen dat de executeur geen recht heeft op loon en dat de door hem/haar gemaakte onkosten direct uit de nalatenschap aan hem/haar worden voldaan.
3.2.
De Stichting heeft op grond van artikel 4:144 lid 3 BW in samenhang met 4:159 lid 3 BW de kantonrechter verzocht de beloning van de executeur vast te stellen op basis van het voor de Stichting gehanteerde uurtarief dat zij in rekening brengt voor de afwikkeling van nalatenschappen omdat het testament van de erflater geen regeling over de beloning van de executeur bevat.
3.3.
De kantonrechter heeft de Stichting niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek omdat zij, ook niet door middel van een akte van indeplaatsstelling, geen executeur van de nalatenschap is. Hierbij heeft de kantonrechter ten overvloede overwogen dat het testament van erflater dient te worden uitgevoerd overeenkomstig het daarin bepaalde en dat, anders dan de Stichting stelt, erflater in zijn testament een regeling over de beloning van de executeur heeft opgenomen.
3.4.
In de onderhavige procedure verzoekt de Stichting de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het loon van de Stichting op grond van artikel 4:144 lid 3 BW in samenhang met 4:159 lid 3 BW in de nalatenschap van erflater vast te stellen op het Recofa-tarief, dan wel het door de Stichting gebruikelijke uurtarief, dan wel een ander door het hof in goede justitie te bepalen passend loon, althans een beschikking met gelijke strekking te geven.
3.5.
Aan dit verzoek heeft de Stichting, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
3.5.1.
In eerste instantie stelt zij dat zij wel ontvankelijk is haar verzoek. De bevoegdheid tot subrogatie is opgenomen in het testament van erflater, [betrokkene 2] heeft de executele aanvaard en er is een notariële akte van indeplaatsstelling verleden waarin de Stichting in de plaats wordt gesteld van [betrokkene 2] als executeur. Hiermee is de indeplaatsstelling correct uitgevoerd met inachtneming van de juiste vormvereisten. De Stichting is dus ontvankelijk in haar verzoek.
3.5.2.
Dit leidt er volgens de Stichting toe dat het verzoek van de Stichting op grond van artikel 4:144 lid 3 jo 4:159 lid 3 BW ten onrechte niet inhoudelijk is behandeld.
In het testament van erflater is bepaald dat de executeur geen recht heeft op loon. De Stichting stelt dat sprake is van onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW ten gevolge waarvan de kantonrechter op verzoek de beloning van een executeur anders kan regelen dan bij de wet of in het testament van erflater bepaald. Anders dan waarvan erflater bij het instellen van de executele is uitgegaan wordt de nalatenschap thans afgewikkeld door een professionele en onafhankelijke partij die in het kader van haar beroep handelt. Erflater ging er bij het instellen van de executele vanuit dat de nalatenschap zou worden afgewikkeld door [betrokkene 1] of [betrokkene 2] , zijnde niet professionele partijen, en dat zij geen loon zouden ontvangen voor hun werkzaamheden.
Van de Stichting kan niet verwacht worden dat zij werkzaamheden verricht c.q. de nalatenschap afwikkelt zonder daarvoor een redelijk loon te ontvangen. Het is ook noodzakelijk om een professionele executeur in de plaats te stellen omdat de benoemde executeurs in het testament van erflater de executele of niet hebben aanvaard of feitelijk, bij gebrek aan kennis, kunde en middelen niet kunnen uitvoeren.
De Stichting stelt dat het onder genoemde omstandigheden naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is ook voor een onafhankelijke en professionele executeur toepassing te geven aan de testamentaire bepaling dat de executeur voor zijn werkzaamheden geen recht heeft op loon. De Stichting verzoekt dan ook om in afwijking van het testament te bepalen dat de Stichting voor haar werkzaamheden recht heeft op een voor haar in de beroepsgroep gebruikelijk loon overeenkomstig de Recofa-richtlijnen.
3.6.
Ter zitting heeft de Stichting nog het volgende aangevoerd.
De erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard en zijn geïnformeerd over de indeplaatsstelling door de Stichting. De erfgenamen zijn niet op de hoogte van deze procedure omdat de Stichting in afwachting was of de erfgenamen in deze procedure zouden worden opgeroepen.
Op de vraag van het hof waarom de executele niet is ondergebracht bij één van de erfgenamen, heeft de Stichting aangegeven dat het de keuze is van de in het testament genoemde executeurs. Die waren niet juridisch onderlegd en zijn naar de notaris gegaan, waarna gekozen is om de Stichting in de plaats te stellen van de executeurs.
Ontvankelijkheid
3.7.
Het hof overweegt over de bestreden niet-ontvankelijkheid als volgt.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de stichting niet-ontvankelijk is omdat zij, ook niet door middel van een akte van indeplaatsstelling, geen executeur van de nalatenschap is. Het hof kan dit oordeel zonder nader motivering niet volgen. Immers, in het testament van erflater is opgenomen dat de executeur(s) de bevoegdheid heeft/hebben bij notariële akte een of meer executeurs aan zich toe te voegen of in zijn/haar/hun/ plaats te stellen.
[betrokkene 2] heeft de benoeming tot executeur aanvaard en vervolgens de Stichting bij notariële akte in haar plaats laten stellen, wat door de Stichting is aanvaard. Hierdoor is de Stichting executeur in de nalatenschap van erflater geworden.
Het hof is dus van oordeel dat de stichting ontvankelijk is in haar verzoek.
Oproepen belanghebbenden
3.8.
De kantonrechter heeft niet de erfgenamen als belanghebbenden in de procedure betrokken. Het hof heeft in eerste instantie ook de belanghebbenden niet in de procedure betrokken, maar acht dit toch noodzakelijk nu het in deze zaak gaat om aanpassing van het testament van erflater. In het testament is immers opgenomen dat de executeur geen recht heeft op loon, terwijl de Stichting nu wel om een beloning verzoekt.
3.9.
Het hof zal in deze tussenbeschikking de Stichting opdragen om de erfgenamen, zijnde:
1. de Stichting Koningin Wilhelmina Fonds voor de Nederlandse Kankerbestrijding,
2. het Nederlandse Rode Kruis, en
3. de Stichting Liliane Fonds,
uiterlijk veertien dagen vóór de hierna te noemen
PRO FORMAdatum via een exploot op te roepen, en er tevens voor zorg te dragen dat het gehele procesdossier inclusief het proces-verbaal van de reeds gehouden mondelinge behandeling voor alle erfgenamen digitaal beschikbaar komt.
3.10.
Als de Stichting niet erin slaagt de stukken als hiervoor bedoeld digitaal beschikbaar te maken dan zal zij alle erfgenamen een fysieke kopie van deze stukken dienen te doen toekomen, eveneens uiterlijk veertien dagen voor de PRO FORMA datum.
3.11.
Uiterlijk op de genoemde PRO FORMA datum kunnen de erfgenamen per gewone brief:
- ofwel hun reactie op het verzoek van de Stichting tot toekenning van loon schriftelijk kenbaar maken;
- of, onder gelijktijdige opgaaf van verhinderdata voor de eerste drie maanden na genoemde PRO FORMA datum, verzoeken om op een tweede mondelinge behandeling persoonlijk te worden gehoord.
3.12.
Indien van (een van) de erfgena(a)m(en), nadat deze deugdelijk zijn opgeroepen, niet uiterlijk op genoemde PRO FORMA datum een reactie is ontvangen, zal het hof ervan uitgaan dat de betreffende erfgena(a)m(en) zich refereren aan het oordeel van het hof.
3.13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
draagt de Stichting op de erfgenamen op te roepen voor de
PRO FORMA datum van 31 oktober 2024op de wijze als hierboven aangegeven;
draagt de Stichting op deze oproepingen
uiterlijk 17 oktober 2024te doen plaatsvinden;
draagt de Stichting op een origineel afschrift van alle uitgebrachte exploten alsook informatie over de wijze van beschikbaarstelling van de processtukken als hiervoor bedoeld uiterlijk een week voor de PRO FORMA datum aan het hof doen toekomen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, J.B. Smits en T. van der Valk en is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024.