Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[naam],
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
In die procedure heeft [verzoekster] gesteld dat [verweerster] niet heeft voldaan aan haar betalingsverplichting uit de distributieovereenkomst en dat zij aan [verzoekster] nog een bedrag van € 33.667,61 is verschuldigd.
Omdat er een procedure aanhangig is als bedoeld in artikel V lid 1 sub e van het Verdrag, kan het arbitraal vonnis nog niet als bindend tussen partijen worden aangemerkt.
Gelet hierop ziet het hof aanleiding om de beslissing op het verzoek om erkenning en ten uitvoerlegging van het arbitraal vonnis voor een jaar aan te houden in afwachting van de uitkomst van dat hoger beroep. De meest gerede partij kan het hof eerder berichten, indien daarvoor aanleiding is.
[verweerster] heeft ter zitting aangevoerd dat het afgeven van een bankgarantie tot gevolg heeft dat haar bankrekening wordt geblokkeerd voor een bedrag gelijk aan de hoofdsom, waardoor zij wordt geraakt in haar werkkapitaal, hetgeen zeer nadelige gevolgen heeft voor haar bedrijfsvoering. Hiertegenover heeft [verzoekster] enkel naar voren gebracht dat [verweerster] dit had kunnen voorkomen door de vordering van [verzoekster] meteen vrijwillig te betalen. Enig bijzonder belang bij de zekerheidsstelling heeft zij niet gesteld. Bovendien is ter zitting gebleken dat zij ook vooraf geen conservatoire maatregelen heeft genomen, wat wel voor de hand had gelegen indien zekerheid van betaling voor haar bijzondere waarde had respectievelijk heeft.
Het door [verweerster] hiertegen ter zitting gemaakte bezwaar is echter gegrond. Het vonnis van de Deense rechtbank in de vernietigingsprocedure is immers geen arbitraal vonnis in de zin van het Verdrag, omdat het een uitspraak betreft van een Deense overheidsrechter.
Voor de erkenning en tenuitvoerlegging daarvan geldt een afzonderlijke procedure.
Het verzoek van [verzoekster] met betrekking tot de juridische kosten valt dan ook buiten het bestek van het verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis en zal daarom thans reeds worden afgewezen.
3.De beslissing
PRO FORMA 1 oktober 2025en verzoekt partijen uiterlijk deze datum het hof te informeren over de stand van zaken in de vernietigingsprocedure in Denemarken.