ECLI:NL:GHSHE:2024:3090

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
200.342.417_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis in het kader van een distributieovereenkomst

In deze zaak heeft de vennootschap naar Deens recht, hierna te noemen [verzoekster], het Gerechtshof 's-Hertogenbosch verzocht om erkenning en tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis van het Deens Instituut voor Arbitrage, gewezen op 25 januari 2024. Dit vonnis betreft een geschil dat voortvloeit uit een distributieovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerster] B.V., waarbij [verweerster] producten van [verzoekster] diende te verkopen. [verzoekster] stelt dat [verweerster] niet heeft voldaan aan haar betalingsverplichtingen en vordert een bedrag van € 33.667,61, plus rente en juridische kosten. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 12 juni 2024 is ingediend.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 september 2024 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat [verweerster] een procedure tot vernietiging van het arbitraal vonnis heeft aangespannen bij de Deense rechter, wat betekent dat het arbitraal vonnis nog niet als bindend kan worden beschouwd. Het hof heeft daarom besloten om de beslissing op het verzoek om erkenning en tenuitvoerlegging voor een jaar aan te houden, in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep in Denemarken. Tevens heeft het hof het verzoek van [verzoekster] om [verweerster] te veroordelen tot het stellen van zekerheid afgewezen, omdat [verweerster] heeft aangevoerd dat dit haar bedrijfsvoering zou schaden. Het hof heeft [verzoekster] ook de gelegenheid gegeven om een beëdigde vertaling van het arbitraal vonnis en de distributieovereenkomst in te dienen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 3 oktober 2024
Zaaknummer : 200.342.417/01
in de zaak van
de vennootschap naar Deens recht
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats] , Denemarken,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. E.C.C.M. Bootsman te Amsterdam,
tegen
[verweerster] B.V.mede handelend onder de naam
[naam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. M.B. Hetterscheidt te Amsterdam,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij verzoekschrift met producties 1 tot en met 7, ingekomen ter griffie van dit hof op 12 juni 2024, heeft [verzoekster] het hof (in eerste aanleg) verzocht om:
- het arbitraal vonnis van het Deens Instituut voor Arbitrage van 25 januari 2024 te erkennen;
- [verzoekster] verlof te verlenen om het vonnis in Nederland ten uitvoer te leggen;
- de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
- [verweerster] te veroordelen in de kosten, waaronder de kosten tot afgifte van het verlof, de vertalingskosten en de explootkosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, te rekenen vanaf de datum van het exploot;
- [verweerster] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, te rekenen vanaf veertien dagen na betekening;
- indien het hof besluit de beslissing op dit verzoek op te schorten, dit slechts te doen onder veroordeling van [verweerster] om binnen tien dagen na dagtekening van de beslissing tot opschorting passende zekerheid ex artikel IV van het Verdrag te stellen in de vorm van een bankgarantie ter hoogte van de volledige vordering van [verzoekster] op [verweerster] .
1.2.
Bij V6-formulier, ingekomen ter griffie op 6 september 2024, heeft [verweerster] drie producties (nrs. 1 tot en met 3) in het geding gebracht.
1.3.
Bij ‘akte vermeerdering van het verzoek tevens indiening nadere stukken’
met producties 8 en 9, ingekomen ter griffie op 16 september 2024, heeft [verzoekster] haar verzoek aldus vermeerderd dat zij naast het voorgaande verzoekt [verweerster] te veroordelen in de advocaatkosten (legal fees), zoals toegewezen bij vonnis van de Deense rechtbank te Lyngby van 12 september 2024, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, te rekenen vanaf 26 september 2024.
1.4.
Bij V6-formulier, ingekomen ter griffie op 17 september 2024, heeft [verweerster] drie producties (nrs. 4 tot en met 6) in het geding gebracht.
1.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 september 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. Bootsman namens [verzoekster] ;
- mr. Hetterscheidt namens [verweerster] .
Beide advocaten hebben spreekaantekeningen voorgedragen en overgelegd. Mr. Bootsman heeft de originele oproepingsexploten en een officiële Engelse vertaling van het vonnis van de rechtbank te Lynsby, Denemarken van 12 september 2024 overgelegd.
1.6.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Feiten
2.1.
Het gaat – kort weergegeven – om het volgende.
2.1.1.
Op 28 januari 2021 hebben partijen een distributieovereenkomst met elkaar gesloten op grond waarvan [verzoekster] diverse producten diende te leveren aan [verweerster] .
[verweerster] verkocht deze producten onder eigen naam en voor eigen rekening en risico op de Nederlandse en Belgische markt.
2.1.2.
Op grond van artikel 2.11 van de distributieovereenkomst diende [verweerster] de door [verzoekster] geleverde producten binnen dertig dagen na aankoop te betalen.
2.1.3.
In artikel 12.4 van de distributieovereenkomst is een arbitragebeding opgenomen:
“Any dispute arising out of or in connection with this contract, including any
disputes regarding the existence, validity or termination hereof, is to be settled
by arbitration in accordance with the Rules of Arbitration Procedure adopted by
The Danish Institute of Arbitration in force at the time when such proceedings
are commenced. The arbitration tribunal is to be composed of three (3)
arbitrators. All members of the arbitration tribunal will be appointed by the
Institute. The place of arbitration will be Copenhagen. The language of the
arbitration Is Danish. The proceedings are conducted in accordance with the
procedural rules of Danish law.”
2.1.4.
Tussen partijen is een conflict ontstaan dat heeft geleid tot een arbitrageprocedure.
In die procedure heeft [verzoekster] gesteld dat [verweerster] niet heeft voldaan aan haar betalingsverplichting uit de distributieovereenkomst en dat zij aan [verzoekster] nog een bedrag van € 33.667,61 is verschuldigd.
2.1.5.
Bij arbitraal vonnis van 25 januari 2024 heeft de door het Deens Instituut voor Arbitrage benoemde arbiter [verweerster] veroordeeld tot betaling van een bedrag van (waarbij de rentebedragen door [verzoekster] zijn berekend tot 11 juni 2024) :
- € 33.667,61 aan hoofdsom;
- € 3.381,83 aan rente over het bedrag van € 16.758,00 vanaf 2 juni 2022 tot heden (11 juni 2024);
- € 3.352,14 aan rente over het bedrag van € 16.909,61 vanaf 19 juni 2022 tot heden (11 juni 2024);
- € 27.393,23 aan juridische kosten;
- € 1.090,78 aan rente over de juridische kosten vanaf 9 februari 2024 tot heden (11 juni 2024);
- € 1.335,00 aan arbitragekosten;
- € 53,16 aan rente over de arbitragekosten vanaf 9 februari 2024 tot heden (11 juni 2024).
2.1.6.
[verweerster] heeft tot op heden, ondanks sommaties van [verzoekster] daartoe, niet aan het arbitraal vonnis voldaan.
Het verzoek
2.2.
[verzoekster] verzoekt het hof op grond van artikel 1075 lid 1 Rv in samenhang met het Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken, New York, 10 juni 1958, Trb. 1959, 58 (hierna: het Verdrag) om het tussen partijen gewezen arbitrale vonnis van 25 januari 2024 te erkennen en in Nederland ten uitvoer te mogen leggen. Na vermeerdering van haar verzoek verzoekt zij daarnaast om [verweerster] te veroordelen in de juridische kosten, zoals toegewezen bij het vonnis van de rechtbank te Lynsby, Denemarken van 12 september 2024, groot 44.000 Deense Kronen
(€ 5.896,42).
De beoordeling
2.4.
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 1075 Rv een in een vreemde Staat gewezen arbitraal vonnis waarop een erkennings- en tenuitvoerleggingsverdrag van toepassing is, op verzoek van een van de partijen in Nederland kan worden erkend en ten uitvoer kan worden gelegd. Op het verzoek in deze zaak is het Verdrag van toepassing. Zowel Denemarken (het land waarin de scheidsrechterlijke uitspraak is gedaan) als Nederland (het land waarin om tenuitvoerlegging van die uitspraak wordt verzocht) is partij bij het Verdrag. Artikel III van het Verdrag bepaalt dat iedere verdragsluitende staat (in dit geval Nederland) onder de in het verdrag opgenomen voorwaarden scheidsrechterlijke uitspraken als bindend zal erkennen en deze ten uitvoer zal leggen overeenkomstig de regelen van rechtsvordering geldend in het gebied waar een beroep op de uitspraak wordt gedaan (dat is in dit geval ook weer Nederland).
Formele vereisten
2.5.1.
Artikel IV lid 1 van het Verdrag bepaalt dat de partij die de erkenning en tenuitvoerlegging van een scheidsrechterlijke uitspraak verzoekt, bij haar verzoek moet overleggen:
( a) het behoorlijk gelegaliseerde origineel van de uitspraak of een behoorlijk gewaarmerkt afschrift daarvan en
( b) het origineel van de arbitrageovereenkomst of een behoorlijk gewaarmerkt afschrift daarvan.
2.5.2.
Het hof stelt vast dat [verzoekster] het behoorlijk gelegaliseerd origineel van het in Denemarken gewezen arbitraal vonnis heeft overgelegd en daarmee aan het vereiste onder (a) heeft voldaan. De door [verzoekster] in deze procedure overgelegde overeenkomst tussen partijen van 28 januari 2021 (productie 1 bij verzoekschrift) betreft niet de originele overeenkomst of een gewaarmerkt afschrift, zoals vereist onder (b). Het in de distributieovereenkomst opgenomen arbitraal beding staat tussen partijen echter niet ter discussie. Gelet hierop is naar het oordeel van het hof ook op dit punt voldoende voldaan aan artikel IV lid 1 van het Verdrag.
[verzoekster] heeft echter (nog) niet voldaan artikel IV lid 2 van het Verdrag, op grond waarvan een beëdigde Nederlandse vertaling in het geding moet worden gebracht van zowel het arbitraal vonnis als de overeenkomst. [verzoekster] heeft een Engelse vertaling van het arbitraal vonnis overgelegd, waarvan het hof niet kan vaststellen of het een beëdigde vertaling is. Ook van de in de Engelse taal opgemaakte distributieovereenkomst ontbreekt een beëdigde Nederlandse vertaling. Het hof zal [verzoekster] in de gelegenheid stellen om alsnog een beëdigde Nederlandse vertaling van beide stukken in het geding te brengen.
2.5.3.
Aan de overige formele vereisten voor de tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis, zoals woonplaatskeuze van verzoeker binnen het ressort van het hof (artikel 986 lid 1 jo artikel 1075 lid 2 Rv), oproeping bij deurwaardersexploot van de partij tegen wie tenuitvoerlegging wordt verlangd en het overleggen van het bewijs van de oproeping aan het hof (artikel 987 lid 3 jo artikel 1075 lid 2 Rv) is voldaan.
Aanhouding beslissing op verzoek
2.6.
Vast staat dat [verweerster] bij de Deense rechter een procedure tot vernietiging van het arbitraal vonnis aanhangig heeft gemaakt. In deze procedure heeft [verweerster] gevorderd [verzoekster] te veroordelen om de ongeldigheid van het arbitraal vonnis van 25 januari 2024 te erkennen. Bij vonnis van 12 september 2024 heeft de rechtbank in Lyngby, Denemarken deze vordering afgewezen. [verweerster] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Omdat er een procedure aanhangig is als bedoeld in artikel V lid 1 sub e van het Verdrag, kan het arbitraal vonnis nog niet als bindend tussen partijen worden aangemerkt.
Gelet hierop ziet het hof aanleiding om de beslissing op het verzoek om erkenning en ten uitvoerlegging van het arbitraal vonnis voor een jaar aan te houden in afwachting van de uitkomst van dat hoger beroep. De meest gerede partij kan het hof eerder berichten, indien daarvoor aanleiding is.
Geen zekerheidstelling
2.7.
Het verzoek van [verzoekster] om [verweerster] te bevelen zekerheid te stellen in de vorm van een bankgarantie ter hoogte van de hoofdsom zal het hof afwijzen.
[verweerster] heeft ter zitting aangevoerd dat het afgeven van een bankgarantie tot gevolg heeft dat haar bankrekening wordt geblokkeerd voor een bedrag gelijk aan de hoofdsom, waardoor zij wordt geraakt in haar werkkapitaal, hetgeen zeer nadelige gevolgen heeft voor haar bedrijfsvoering. Hiertegenover heeft [verzoekster] enkel naar voren gebracht dat [verweerster] dit had kunnen voorkomen door de vordering van [verzoekster] meteen vrijwillig te betalen. Enig bijzonder belang bij de zekerheidsstelling heeft zij niet gesteld. Bovendien is ter zitting gebleken dat zij ook vooraf geen conservatoire maatregelen heeft genomen, wat wel voor de hand had gelegen indien zekerheid van betaling voor haar bijzondere waarde had respectievelijk heeft.
Vermeerdering verzoek
2.8.
[verzoekster] heeft haar verzoek vermeerderd in die zin dat zij, naast erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis, verzoekt om [verweerster] te veroordelen in de juridische kosten, zoals toegewezen bij vonnis van de Deense rechtbank te Lyngby van 12 september 2024.
Het door [verweerster] hiertegen ter zitting gemaakte bezwaar is echter gegrond. Het vonnis van de Deense rechtbank in de vernietigingsprocedure is immers geen arbitraal vonnis in de zin van het Verdrag, omdat het een uitspraak betreft van een Deense overheidsrechter.
Voor de erkenning en tenuitvoerlegging daarvan geldt een afzonderlijke procedure.
Het verzoek van [verzoekster] met betrekking tot de juridische kosten valt dan ook buiten het bestek van het verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis en zal daarom thans reeds worden afgewezen.
Slotsom
2.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat [verzoekster] zo spoedig mogelijk een beëdigde vertaling van het arbitraal vonnis van het Deens Instituut voor Arbitrage van 25 januari 2024 en van de tussen partijen gesloten distributieovereenkomst van 28 januari 2021 in het geding brengt;
wijst af het verzoek van [verzoekster] om [verweerster] te veroordelen tot zekerheidsstelling;
wijst af het verzoek van [verzoekster] om [verweerster] te veroordelen in de juridische kosten, zoals vastgesteld bij vonnis van de rechtbank te Lynsby, Denemarken van 12 september 2024;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
PRO FORMA 1 oktober 2025en verzoekt partijen uiterlijk deze datum het hof te informeren over de stand van zaken in de vernietigingsprocedure in Denemarken.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, F.C. Alink-Steinberg en C.M. Molhuysen en is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024.