ECLI:NL:GHSHE:2024:3085

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
200.289.387_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgangsregeling tussen de man en de minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een verzoek van de man om een omgangsregeling vast te stellen met zijn minderjarige kind, geboren in 2014. De zaak is in hoger beroep na eerdere beslissingen van de rechtbank. De man heeft in het verleden een verzoek ingediend dat is ontvankelijk verklaard, maar er zijn nog geen definitieve afspraken gemaakt over de omgang. Tijdens de zittingen is gebleken dat de ouders inmiddels in gesprek zijn met hulpverlening en dat er stappen zijn gezet richting begeleide omgang. De man heeft aangegeven dat hij blij is met de vooruitgang, maar dat hij het belangrijk vindt om een regeling te hebben waar hij op kan terugvallen. De moeder heeft ook vertrouwen in de man en is open voor verdere gesprekken over de omgang. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat het voor de minderjarige fijn zou zijn als de ouders samen tot een oplossing komen zonder dat het hof daar nog een uitspraak over hoeft te doen. Het hof heeft besloten om de zaak pro forma aan te houden tot 1 november 2024, zodat partijen de tijd krijgen om verdere stappen te zetten in de omgang en het opstellen van een ouderschapsplan. Het hof verzoekt partijen om voor 25 oktober 2024 schriftelijk te informeren over de voortgang.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 3 oktober 2024
Zaaknummer : 200.289.387/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/01/353841 / FA RK 19-6064
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. N.A. de Kock,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.M.C. van Gorkum (voorheen mr. Koopman-van Lieshout)
Deze zaak gaat over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende merkt het hof aan:
[de partner],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de partner van de moeder.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 11 november 2021

Bij (tussen)beschikking van 11 november 2021 is de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 5 november 2020 vernietigd en is de man, opnieuw rechtdoende, alsnog ontvankelijk verklaard in zijn inleidend verzoek van 19 december 2019. Alvorens verder te beslissen heeft het hof de moeder in de gelegenheid gesteld om vóór de pro forma datum van 9 december 2019 het hof – en in afschrift de man en de raad – schriftelijk te informeren over het traject bij [instantie] zoals overwogen onder 3.8.2. De man en de raad zijn in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na ontvangst van de informatie van de moeder hier schriftelijk op te reageren. Iedere verdere beslissing is pro forma aangehouden tot 9 december 2021.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft na de tussenbeschikking van 11 november 2021 voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlage d.d. 8 december 2021 namens de moeder;
  • het V8-formulier met bijlage d.d. 17 december 2021 namens de moeder;
  • het V8-formulier d.d. 11 januari 2022 namens de man;
  • het V8-formulier met bijlage d.d. 25 januari 2022 namens de moeder;
  • het V6-formulier met bijlage d.d. 13 juli 2022 namens de moeder.
6.2.
De voorgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 juli 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. De Kock;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Koopman-van Lieshout;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 1] .
6.3.
Tijdens deze voortgezette mondelinge behandeling hebben partijen - na schorsing voor overleg tussen partijen, hun advocaten en de raad - verklaard dat zij het belangrijk vinden dat er ouderschapsbegeleiding komt, waarin zij het ook dienen te hebben over de informatievoorziening aan de man, en dat er toegewerkt wordt naar begeleide omgang tussen [minderjarige] en de man. Partijen hebben verzocht om aanhouding van de zaak voor de duur van drie weken, zodat zij deze hulp kunnen zoeken bij [instantie] en het gemeentelijk loket voor de juiste indicaties voor deze trajecten. Het hof heeft het verzoek tot aanhouding gehonoreerd tot 8 augustus 2022 pro forma, zodat partijen de tijd krijgen om hun plannen uit te werken.
Deze afspraak is in een verkort proces-verbaal aan partijen gezonden op 28 juli 2022.
6.4.
Na de voorgezette mondelinge behandeling op 18 juli 2022 heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier d.d. 5 september 2022 namens de moeder;
  • het V6-formulier met bijlage d.d. 29 september 2022 namens de moeder;
  • het V6-formulier met bijlage d.d. 11 november 2022 namens de man;
  • het V8-formulier d.d. 12 april 2023 namens de moeder;
  • het V8-formulier d.d. 11 september 2023 namens de moeder;
  • het V8-formulier d.d. 29 januari 2024 namens de moeder;
  • het V8-formulier d.d. 30 januari 2024 namens de man;
  • het V6-formulier met bijlage d.d. 30 mei 2024 namens de moeder;
  • het V6-formulier met bijlage d.d. 30 augustus 2023 namens de moeder;
  • het V6-formulier d.d. 3 september 2024 namens de man.
6.5.
De nadere voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 september 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. De Kock;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Gorkum;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 2] .

7.De verdere beoordeling

7.1.
De man laat het volgende weten. De ouders zijn inmiddels met elkaar in gesprek met hulpverlening. De man is blij met wat er tot nu toe is bereikt in relatie tot [minderjarige] . Niet alleen weet [minderjarige] nu dat de man zijn biologische vader is, inmiddels heeft de man al verschillende kaartjes naar [minderjarige] verstuurd en hebben zij elkaar ook al een keer gezien. Dit omgangsmoment is heel goed verlopen. De man heeft aan de moeder aangegeven dat hij het fijn zou vinden om informatie over [minderjarige] te krijgen en de moeder heeft toegezegd dat zij hiermee aan de slag gaat. Er wordt met [instantie] nu ingezet op begeleide omgang om de veertien dagen. De man verzoekt het hof de zaak nogmaals aan te houden. De omgang is net opgestart, maar er zijn nog geen evaluatiegesprekken geweest of gesprekken tussen de moeder en de man. Het is de bedoeling dat partijen uiteindelijk bij [instantie] samen een ouderschapsplan overeenkomen. De man heeft vertrouwen in de moeder en hij heeft begrip voor de omstandigheden van de moeder die hebben gemaakt dat het opstarten van de omgang langer heeft geduurd. Tegelijkertijd vindt de man het fijn om een regeling te hebben om in de toekomst op terug te kunnen vallen. De man heeft het als fijn ervaren dat het hof gedurende het traject betrokken is geweest en hij vreest dat als er nu een eindbeschikking komt het misschien alsnog misgaat. Dit terwijl er sinds heel kort voor de mondelinge behandeling juist stappen zijn gezet en fysieke omgang heeft plaatsgevonden. De man trekt zijn verzoek dan ook niet in. Daarbij merkt de man op dat de regeling zoals hij in eerste aanleg heeft verzocht niet meer realistisch is. De man vindt het van groot belang om in het tempo van [minderjarige] verder te onderzoeken wat er mogelijk is in een eventuele definitieve regeling. Het is nu nog te vroeg om een eindbeslissing te geven.
7.2.
De moeder laat het volgende weten. De statusvoorlichting is goed gegaan. Het gaat goed met [minderjarige] en hij vindt het leuk om naar de man toe te gaan. Door omstandigheden heeft het lang geduurd voordat de omgang daadwerkelijk is gestart, maar het traject is nu goed opgestart en de moeder gaat ervanuit dat het goed zal blijven gaan. Er zijn nog geen gesprekken geweest tussen de moeder en de man bij [instantie] . De moeder staat hier inmiddels meer voor open en dit zou op korte termijn kunnen starten. De moeder heeft vertrouwen in de man, maar het is nu nog te vroeg om in te schatten hoe een definitieve regeling voor [minderjarige] eruit kan gaan zien.
7.3.
De raad adviseert – samengevat – het volgende. Partijen hebben al heel veel stappen gezet. Het zou voor [minderjarige] fijn zijn als de moeder en de man een uitspraak van het hof niet eens meer nodig blijken te hebben omdat zij er samen uit komen. De moeder en de man hebben vertrouwen in elkaar uitgesproken. Er kan op [minderjarige] ’s tempo toegewerkt worden naar een definitieve regeling. Er kan op dit moment niet worden beoordeeld of daar in de toekomst nog een toeziend oog van het hof voor nodig is.
7.4.
Het hof overweegt als volgt.
7.4.1.
Thans ligt nog voor het verzoek van de man (in eerste aanleg) tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] . Het hof begrijpt dat de man een omgangsregeling wenst die in het belang van [minderjarige] is, maar die nu nog niet concreet kan worden gemaakt. Hoewel zowel de moeder als de man verklaren dat [minderjarige] tot nu toe goed reageert op het contact met de man, is het thans ook voor het hof nog niet duidelijk welke (definitieve) omgangsregeling op dit moment in het belang van [minderjarige] is. Tussen de moeder en de man moeten er nog gesprekken plaatsvinden, waarbij het de bedoeling is dat zij onder begeleiding van [instantie] uiteindelijk samen een ouderschapsplan overeen komen. De ontwikkeling die partijen hebben doorgemaakt is zonder meer positief en zowel de moeder als de man hebben ieder in het belang van [minderjarige] belangrijke stappen gezet om zover te komen. Er heeft statusvoorlichting plaatsgevonden, [minderjarige] en partijen zijn voorbereid op omgang en er heeft inmiddels daadwerkelijk een eerste omgangsmoment tussen de man en [minderjarige] plaatsgevonden. De moeder heeft bovendien toegezegd dat zij de man maandelijks uitgebreid zal gaan informeren over [minderjarige] . Daarnaast gaan partijen nog met elkaar in gesprek en wellicht nog belangrijker, tijdens de voortgezette mondelinge behandeling hebben zij vertrouwen in elkaar uitgesproken. Tegelijkertijd ziet het hof dat deze positieve ontwikkeling nog pril is en dat het lang heeft geduurd voordat het begeleidingstraject daadwerkelijk van de grond is gekomen.
7.4.2.
Gelet op deze ontwikkelingen en in het belang van [minderjarige] zal het hof het verzoek om aanhouding honoreren en de zaak daarom PRO FORMA zal aanhouden tot 1 november 2024. Het hof wil
regelmatig en tussentijds maar in ieder geval uiterlijk vrijdag 25 oktober 2024geïnformeerd worden over de stand van zaken met betrekking tot de voortgang in de omgang tussen de man en [minderjarige] , alsook de stand van zaken met betrekking tot het (nog op te stellen) ouderschapsplan. Daarbij wenst het hof van de man te vernemen wat die ontwikkelingen betekenen voor het thans nog steeds voorliggende verzoek van de man zoals geformuleerd in aanhouding.
7.5.
Derhalve wordt beslist als volgt.

8.De beslissing

Het hof:
verzoekt partijen om uiterlijk
vóór 25 oktober 2024het hof schriftelijk te informeren over de stand van zaken met betrekking tot het contact en de omgang tussen de man en [minderjarige] en de stand van zaken met betrekking tot het (nog op te stellen) ouderschapsplan, alsmede wat dat betekent voor de verzoeken die voorliggen, met gelijktijdige verzending van de informatie aan de overige partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
PRO FORMA1 november 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en M.I. Peereboom-van Drunick en is op 3 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.