ECLI:NL:GHSHE:2024:3082

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
20-000974-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet voldoen aan vereisten van artikel 450 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor diefstal. Tegen dit vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Dit gebeurde omdat het hoger beroep niet was ingesteld conform de vereisten van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

De advocaat-generaal had primair gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren, omdat de akte van hoger beroep niet voldeed aan de wettelijke eisen. De advocaat-generaal had ook een subsidiaire vordering ingediend om het vonnis van de politierechter te vernietigen, maar het hof oordeelde dat de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep voorrang had.

Het hof stelde vast dat de volmacht die door de raadsvrouw was ingediend niet voldeed aan de eisen van artikel 450 Sv. De schriftelijke volmacht van de advocaat aan de griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen voldeed niet aan de voorwaarden, omdat de verdachte of een gemachtigde raadsman niet ter terechtzitting in hoger beroep was verschenen. Hierdoor kon het hof de geconstateerde verzuimen niet voor gedekt houden.

Uiteindelijk heeft het hof, in lijn met de vordering van de advocaat-generaal, besloten dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000974-23
Uitspraak : 31 mei 2024
VERSTEK, ONIP

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 maart 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-022384-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
doch wonende te [adres] (Polen), [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep, nu het hoger beroep niet conform de vereisten van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is ingesteld. Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen, omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, en opnieuw rechtdoende zal beslissen conform de beslissing van de politierechter ten aanzien van de kwalificatie en de strafoplegging.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Volmacht instellen hoger beroep
Uit de akte instellen hoger beroep blijkt dat het hoger beroep op 4 april 2023 is ingesteld door een griffiemedewerker van de rechtbank Limburg, die verklaarde daartoe gemachtigd te zijn blijkens een aan de akte gehechte brief, die beschouwd dient te worden als een bijzondere volmacht.
De aan de appelakte gehechte brief van raadsvrouw mr. L. Windhorst, advocaat te Den Haag, gedateerd 4 april 2023, houdt – voor zover hier van belang – in:
“Uw referentie: 03-022394-23 (hof: handmatig gecorrigeerd in 03-022384-23)
Namens cliënt, de heer [verdachte] (geboren op [geboortedag] 1983) wil ik in bovenstaande zaak (PR zitting Maastricht op 24 maart 2023hoger beroep instellentegen de uitspraak van Politierechter; ik ben door client bepaaldelijk gevolmachtigd tot het instellen van het hoger beroep. Bijgaand zend ik tevens het grievenformulier.
Hierbij machtig ik de griffiemedewerker om het hoger beroep in te stellen.
Gaarne ontvang ik een ontvangstbevestiging van deze brief.”
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een door de verdachte bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman/raadsvrouw schriftelijk hoger beroep doen instellen op de wijze als bedoeld in artikel 450, derde lid, Sv. De door de raadsvrouw aan de griffie verzonden schriftelijke volmacht dient dan echter aan de in artikel 450, eerste en derde lid, Sv geformuleerde eisen te voldoen. Dat betekent dat de schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen moet inhouden:
(i) een verklaring van de advocaat dat hij/zij tot het instellen van het hoger beroep door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
(ii) een verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de griffiemedewerker aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);
(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Het hof stelt vast dat de brief van de raadsvrouw, voor zover aan te merken als een schriftelijke volmacht, niet voldoet aan de twee laatstgenoemde eisen en dat derhalve niet op de door de wet voorgeschreven wijze hoger beroep is ingesteld.
Volgens het arrest van de Hoge Raad van 22 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8357 bestaat onvoldoende grond voor niet-ontvankelijkverklaring van het appel wegens het niet voldoen van de volmacht aan de hiervoor onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden indien de verdachte of een door hem gemachtigde raadsman ter terechtzitting is verschenen. Het belang dat met die voorwaarden is gediend, is in zo een geval niet geschaad. Het verzuim kan dan voor gedekt worden gehouden.
In het onderhavige geval is noch de verdachte noch een door de verdachte op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep verschenen. Het hof is daarom van oordeel dat de geconstateerde verzuimen niet voor gedekt kunnen worden gehouden.
Gelet op het voorgaande is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het namens hem ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het namens hem ingestelde hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 31 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.