ECLI:NL:GHSHE:2024:308

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
20-000883-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake overtreding van de Wet milieubeheer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, waarbij de verdachte is veroordeeld voor de overtreding van artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van andermans goed. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en had een schadevergoeding van € 1.403,60 toegewezen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente en met een schadevergoedingsmaatregel. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 1 of 2 jaar. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de bewezenverklaring, maar heeft een strafmaatverweer gevoerd. Het hof heeft de verwijzingen naar bewijsmiddelen verbeterd en heeft geoordeeld dat de strafbaarheid van het bewezenverklaarde niet uitgesloten is.

Het hof heeft uiteindelijk besloten om het vonnis van de politierechter te bevestigen, met uitzondering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde onder 1, die is verbeterd. Het hof heeft de gevangenisstraf van 1 maand bevestigd, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop zijn niet voldoende om van de opgelegde straf af te wijken. Het hof heeft de beslissing op 26 januari 2024 uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000883-23
Uitspraak : 26 januari 2024
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 maart 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-058904-22 tegen:

[verbalisant] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘overtreding van artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer’ (het onder 1 tenlastegelegde) en ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen’ (het onder 2 tenlastegelegde) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] is toegewezen tot een bedrag ter hoogte van € 1.403,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 dagen gijzeling. Tevens is de verdachte veroordeeld in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op het moment van het wijzen van het vonnis begroot op nihil.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd onder 1 en 2 en de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 1 jaar dan wel 2 jaren. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij de [benadeelde] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze vordering zal toewijzen tot een bedrag ter hoogte van € 1.403,60, eventueel te betalen in termijnen.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring en de vordering van de benadeelde partij de [benadeelde] gerefereerd aan het oordeel van het hof en een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust, met dien verstande dat het hof van oordeel is dat de verwijzing naar het politiedossier en de verwijzing naar bewijsmiddel c ten aanzien van feit 1 in de opsomming verbetering behoeven, evenals de kwalificatie van het bewezenverklaarde onder 1 en zal in zoverre opnieuw recht doen.
Verbetering van de verwijzing naar de bewijsmiddelen
Het hof is van oordeel dat de verwijzing naar het politiedossier en de verwijzing naar bewijsmiddel c ten aanzien van feit 1 verbetering behoeven en derhalve vervangt het hof deze verwijzingen door de navolgende verwijzingen:
In de bewijsmiddelen wordt verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Westelijke Mijnstreek, met registratienummer PL2441-202184647, sluitingsdatum 27 januari 2022, pagina 1 tot en met 84.
Feit 1:
c. het proces-verbaal van onderzoek aan het inbeslaggenomen vuurwerk d.d. 23 november 2021, p. 7 en 8 van het politiedossier.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde onder 1 wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd en bepleit dat het hof zal volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf, dan wel een onvoorwaardelijke geldboete in plaats van een onvoorwaardelijke taakstraf of een gevangenisstraf. Hiertoe heeft de raadsvrouw van de verdachte – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte, gelet op zijn fysieke gesteldheid, niet in staat is een taakstraf uit te voeren en dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf problemen zal opleveren. Voorts heeft de raadsvrouw van de verdachte gewezen op het tijdsverloop en verzocht dat het hof geen acht zal slaan op het in het dossier voorhanden zijnde reclasseringsadvies, nu dat advies niet meer actueel zou zijn.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat er geen enkele reden bestaat om geen acht te slaan op het in het dossier voorhanden zijnde reclasseringsadvies d.d. 13 januari 2023. Hoewel de fysieke gesteldheid van de verdachte wellicht is veranderd sinds het opstellen van dit reclasseringsadvies, maakt dit niet dat daarmee het gehele reclasseringsadvies buiten beschouwing dient te worden gelaten. Uit dit advies volgt onder meer dat de risico’s op recidive en het onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als hoog. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen en ziet ook geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf. Een boete is niet wenselijk, gelet op de geringe financiële situatie van de verdachte, aldus de reclassering.
Anders dan de verdediging en de advocaat-generaal, met de politierechter, is het hof van oordeel, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het vorenoverwogene en de recidive, dat niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf en enkel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte maken dit oordeel niet anders. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat het tijdsverloop niet dermate groot is dat hier in de strafoplegging rekening mee dient te worden gehouden.
Derhalve verenigt het hof zich met de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie van het bewezenverklaarde onder 1 en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart het bewezenverklaarde onder 1 strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. E.N. van der Spoel, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 26 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.N. Brouwer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.