ECLI:NL:GHSHE:2024:3068

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
20-001832-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door twee of meer verenigde personen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1995, was eerder veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van het voorarrest, en had een inbeslaggenomen geldbedrag van € 50,- verbeurd verklaard. Tevens was een schadevergoeding van € 525,00 aan de benadeelde partij toegewezen.

In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en de verdachte opnieuw zal veroordelen. De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor medeplegen en heeft vrijspraak bepleit voor het tweede feit. Het hof heeft het beroep van de verdachte ongegrond verklaard en het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een katalysator en het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en de schadevergoeding aan de benadeelde partij is bevestigd. Het hof heeft ook het verbeurd verklaren van het geldbedrag van € 50,- bevestigd, aangezien dit als handelsgeld werd beschouwd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001832-23
Uitspraak : 24 mei 2024
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 19 juni 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 01-044340-22 en 01-303135-21, tegen;

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak (
01-044340-22 primair), opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (
01-303135-21 feit 1) en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (
01-303135-21 feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de politierechter een onder parketnummer 01-303135-21 inbeslaggenomen geldbedrag van € 50,- verbeurd verklaard. Tot slot heeft de politierechter beslist dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] geheel wordt toegewezen tot een bedrag van € 525,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-044340-22 en het onder 1 en 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-303135-21 bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van het voorarrest, en dat het hof de inbeslaggenomen € 50,- zal verbeurdverklaren. Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] conform de beslissing van de politierechter geheel toegewezen dient te worden tot een bedrag van € 525,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van het onder parketnummer 01-044340-22 primair ten laste gelegde aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor medeplegen, dat veeleer sprake is van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal, en heeft ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-303135-21 vrijspraak bepleit en heeft voorts een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 01-044340-22:
hij, op of omstreeks 6 februari 2022, te Helmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een katalysator, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
een onbekend gebleven persoon, op of omstreeks 6 februari 2022 te Helmond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een katalysator, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebeleven persoon en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 februari 2022 te Helmond, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door - op de uitkijk te staan en/of - die onbekend gebleven persoon af te schermen en/of met een zaklamp licht bij te schijnen en/of op de uitkijk te staan en/of één of meer van die goederen aan te nemen en/of (vervolgens) te verstoppen;
zaak met parketnummer 01-303135-21:
1.
hij in of omstreeks de periode van 9 november 2021 tot en met 22 november 2021 te Helmond, in elk geval in Nederland opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 november 2021 tot en met 24 november 2021 te Helmond opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 32,53 gram , in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-044340-22 primair en in de zaak met parketnummer 01-303135-21 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 01-044340-22:
hij, op 6 februari 2022, te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, een katalysator, die aan [benadeelde] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
zaak met parketnummer 01-303135-21:
1.
hij in de periode van 9 november 2021 tot en met 22 november 2021 te Helmond, opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 23 november 2021 tot en met 24 november 2021 te Helmond opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 32,53 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van de onder parketnummer 01-044340-22 ten laste gelegde diefstal van de katalysator overweegt het hof dat sprake is van medeplegen van de diefstal. Door de getuige [getuige] is verklaard dat zij op 6 februari 2022 omstreeks 3:44 uur klusgeluiden hoorde, alsof er gesleuteld werd, en dat zij zag dat twee personen bij een personenauto bezig waren, met zaklampen schenen en waarbij er één onder de auto lag terwijl de ander – blijkens de verklaring bij de politie is dat de verdachte geweest – aan het bijlichten was. Daarna zag zij beide personen weglopen met een voorwerp dat leek op een onderdeel van een auto-uitlaat. Verder blijkt uit het proces-verbaal van politie dat toen de politie arriveerde zij beiden wegrenden. Even later werd verdachte achterhaald en aangehouden. Bij de verdachte werd een telefoon in beslag genomen. Uit onderzoek aan die telefoon bleek dat er die nacht tussen 00:06 uur en 1:21 uur, dus kort voorafgaand aan de diefstal, met die telefoon veelvuldig op internet is gezocht op de term ‘katalysator’ in relatie tot diverse merken van auto’s.
Gelet op de waargenomen handelingen van de verdachte en zijn mededader bij de auto waarvan de katalysator was gestolen, en het daarna samen meevoeren van die katalysator vanaf de plaats van het misdrijf, was er naar het oordeel van het hof sprake van op elkaar afgestemd handelen dat erop gericht was de katalysator van onder de auto te verwijderen en weg te nemen. Tezamen met de omstandigheid dat er met de telefoon van de verdachte veelvuldig een zoekslag op internet met de term ‘katalysator’ is verricht, leidt het hof af dat er zonder meer bij de verdachte sprake is geweest van een voornemen om die nacht een of meer katalysatoren weg te nemen. De uitvoering van de diefstal is tezamen met een ander persoon verricht. Gelet hierop is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de diefstal met braak van de katalysator.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-044340-22 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 01-303135-21 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 01-303135-21 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een katalysator. Diefstal is een ergerlijk feit, dat in het algemeen naast financiële schade ook hinder en overlast voor de gedupeerde veroorzaakt. Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de verkoop en het bezit van harddrugs. Het gebruik van harddrugs vormt een bedreiging voor de volksgezondheid en kan gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Het gebruik van verdovende middelen werkt verslavingen in de hand, met veelal vermogenscriminaliteit en overlast in de samenleving tot gevolg. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof eveneens gelet op de inhoud van een verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 april 2024, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles overziend, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-044340-22 tenlastegelegde een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 525,00 aan materiële schade.
De politierechter heeft bij vonnis waarvan beroep de vordering van de benadeelde partij geheel toegewezen tot een bedrag van € 525,00 bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij conform de beslissing van de politierechter geheel toegewezen dient te worden tot een bedrag van € 525,00 aan materiële schade.
De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden, zodat de vordering van de benadeelde partij geheel zal worden toegewezen tot een bedrag van € 525,00 aan materiële schade.
Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2022 zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 525,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen geldbedrag van € 50,00 verbeurd dient te worden verklaard.
De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte is aangehouden – hij was blijkens de telefoontap op weg naar een afspraak om harddrugs te leveren en hij had harddrugs bij zich – merkt het hof het bij hem na aanhouding in zijn fouillering aangetroffen geldbedrag van € 50,- aan als handelsgeld, een voorwerp met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid. Het hof zal daarom het inbeslaggenomen geldbedrag van € 50,00 verbeurd verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-044340-22 primair en in de zaak met parketnummer 01-303135-21 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01-044340-22 primair en in de zaak met parketnummer 01-303135-21 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-044340-22 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 525,00 (vijfhonderdvijfentwintig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-044340-22 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 525,00 (vijfhonderdvijfentwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 6 februari 2022.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
€ 50,00.
Aldus gewezen door:
mr. M. van der Horst, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. W.F. Koolen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier,
en op 24 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. W.F. Koolen en M. van der Horst zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.