ECLI:NL:GHSHE:2024:3066

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
200.341.394_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een incidentele vordering tot tussenkomst in een geschil over woningruil

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst. De zaak betreft een geschil tussen Stichting Thuisvester en twee geïntimeerden, waarbij [geïntimeerde 2] verzocht om tussenkomst in de procedure. De achtergrond van de zaak is een woningruil tussen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], waarbij Thuisvester als verhuurder betrokken is. Thuisvester heeft het verzoek van [geïntimeerde 1] om de woningruil goed te keuren afgewezen, wat heeft geleid tot juridische stappen van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde 2] voldoende belang heeft bij de procedure, omdat een negatieve uitspraak voor haar nadelige gevolgen kan hebben. Het hof heeft de vordering tot tussenkomst toegewezen, omdat [geïntimeerde 2] een eigen vordering wil instellen en voldoende belang heeft om aan de procedure deel te nemen. De zaak is verwezen naar de rol voor conclusie van eis in de tussenkomst aan de zijde van [geïntimeerde 2].

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.341.394/01
arrest van 1 oktober 2024
gewezen in het incident tot tussenkomst in de zaak van
Stichting Thuisvester,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
verweerster in het incident tot tussenkomst,
hierna aan te duiden als Thuisvester,
advocaat: mr. M.C.E. Wirken te Oosterhout,
tegen
[geïntimeerde 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
verweerster in het incident tot tussenkomst,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde 1] ,
advocaat: mr. T.M. ten Velde te Tilburg,
en
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in het incident tot tussenkomst,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde 2] ,
advocaat: mr. S.A. Chedie te Rotterdam,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 13 augustus 2024 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer 10385302 CV EXPL 23-803 gewezen vonnis van 4 oktober 2023.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de incidentele memorie tot tussenkomst van [geïntimeerde 2] ;
  • de antwoordconclusie in het incident tot tussenkomst van Thuisvester;
  • de verleende akte van niet-dienen ten aanzien van de antwoordconclusie van [geïntimeerde 1] in het incident tot tussenkomst;
  • het tussenarrest van 13 augustus 2024 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 19 augustus 2024.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

6.De beoordeling

In het incident
6.1.
In het incident zijn de volgende feiten van belang.
a. [geïntimeerde 2] huurt de woning aan de [adres 1] in [plaats] van Woonkracht 010. [geïntimeerde 1] huurt de woning aan de [adres 2] in [plaats] van Thuisvester.
b. [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] hebben een woningruil besproken met elkaar.
c. Woonkracht 010 is akkoord gegaan met het verzoek van [geïntimeerde 2] voor de woningruil.
d. Thuisvester heeft het verzoek van [geïntimeerde 1] om haar woning met de woning van [geïntimeerde 2] te ruilen afgewezen. De reden hiervoor is dat het inkomen van
[geïntimeerde 2] niet passend werd bevonden en dat de gezinssamenstelling van [geïntimeerde 2] niet passend was voor de gevraagde woningruil.
d. [geïntimeerde 1] heeft Thuisvester in rechte betrokken en de kantonrechter heeft in het bestreden vonnis van 4 oktober 2023 [geïntimeerde 1] gemachtigd om [geïntimeerde 2] in haar plaats te stellen als huurder van de woning aan de [adres 2] in Geertruidenberg.
e. Omdat [geïntimeerde 1] nadien alle contacten met [geïntimeerde 2] had verbroken, heeft [geïntimeerde 2] [geïntimeerde 1] in rechte betrokken om nakoming van de gestelde overeenkomst tot woningruil af te dwingen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, heeft in het vonnis van 6 december 2023 [geïntimeerde 1] veroordeeld om de woning geheel en leeg ontruimd ter vrije beschikking te stellen aan [geïntimeerde 2] onder beschikbaarheidstelling van haar woning te [plaats] aan de [adres 1].
f. [geïntimeerde 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Deze procedure is bekend bij het hof onder zaaknummer 200.336.615/01. In deze zaak is op 3 september 2024 door het hof uitspraak gedaan, waarbij onder andere voormelde uitspraak van de voorzieningenrechter is vernietigd.
6.2.
[geïntimeerde 2] vordert om in deze procedure te mogen tussenkomen en voert hiervoor het volgende aan.
In deze procedure tussen Thuisvester en [geïntimeerde 1] blijkt dat zij [geïntimeerde 2] buitenspel willen zetten. In de procedure tussen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] gaat het [geïntimeerde 1] erom dat zij de woningruil nooit zou hebben gewild en dat zij onder druk gezet zou zijn door [geïntimeerde 2] . [geïntimeerde 2] stelt dat niet aannemelijk is dat [geïntimeerde 1] de woningruil niet gewild zou hebben, maar dat zij onder de gesloten overeenkomst uit probeert te komen. Thuisvester wil dit ook en volgens [geïntimeerde 2] is er sprake van een “1-2-tje” tussen [geïntimeerde 1] en Thuisvester om het vonnis van de voorzieningenrechter van 6 december 2023 ongedaan te maken teneinde [geïntimeerde 1] toch onder de overeenkomst uit te laten komen.
Als zij hierin slagen, vervalt de grond voor de woningruil omdat – wat er ook zij in de hoger beroep procedure tussen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] – Thuisvester dan niet langer gehouden is met de woningruil in te stemmen en [geïntimeerde 2] als huurder te aanvaarden.
De voorzieningenrechter heeft [geïntimeerde 2] in het gelijk gesteld en geoordeeld dat sprake is van een woningruil tussen haar en [geïntimeerde 1] . [geïntimeerde 2] heeft er dan ook voldoende belang bij om zich te mengen in deze procedure wegens de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in deze zaak kan ondervinden.
6.3.
Thuisvester voert het volgende verweer. [geïntimeerde 2] kan in deze procedure geen eigen vordering instellen en heeft voor tussenkomst onvoldoende belang omdat de wet hiertoe geen ruimte biedt. [geïntimeerde 2] is bij een vordering tot woningruil als bedoeld in artikel 7:270 BW géén partij en kan hierin ook geen partij worden. Zij is ook geen contractuele partij van Thuisvester.
Voor het geval [geïntimeerde 2] wel een vordering kan instellen, is gebleken dat [geïntimeerde 1] geen woningruil meer wil bewerkstelligen evenals Thuisvester. Thuisvester kan als verhuurder op geen enkele manier gedwongen worden.
Volgens Thuisvester is het dan ook niet mogelijk dat [geïntimeerde 2] door tussenkomst zou kunnen vorderen dat twee contractuele wederpartijen, die beiden geen contractsoverneming (woningruil) willen bewerkstelligen, gebonden zouden kunnen worden aan de wens van een derde partij om een contract over te nemen.
Juridisch kader
6.4.
Een partij kan op de voet van artikel 217 Rv in een lopende rechtszaak vorderen te mogen tussenkomen als zij een eigen vordering wil instellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft om met dat doel aan de procedure deel te nemen vanwege de nadelige gevolgen die de uitspraak in de procedure voor haar kan hebben. Dat belang kan zijn dat door de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt of dat haar positie op een andere manier kan worden benadeeld.
Indien aan deze eis is voldaan en de incidentele vordering tot tussenkomst volgens art. 218 Rv tijdig is ingesteld, is die vordering in beginsel toewijsbaar. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen overigens de eisen van een goede procesorde in de weg staan.
6.5.
Op grond van de artikelen 218 en 353 Rv wordt een vordering tot tussenkomst bij incidentele conclusie ingesteld vóór of op de roldatum waarop de laatste memorie in het aanhangige geding genomen. De incidentele conclusie van [geïntimeerde 2] is vóór de memorie van grieven van Thuisvester ingediend, waarmee de vordering in het incident tijdig is ingesteld.
6.6.
Het hof is van oordeel dat de vordering tot tussenkomst moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen. [geïntimeerde 2] heeft voldoende belang om zich door middel van tussenkomst te mengen in het geding. Immers, indien het bestreden vonnis van de kantonrechter in hoger beroep wordt vernietigd en de vordering van [geïntimeerde 1] om haar te machtigen dat [geïntimeerde 2] in haar plaats gesteld wordt als huurder van de woning aan de [adres 2] te [plaats] alsnog wordt afgewezen, kan dat directe, nadelige gevolgen voor de rechtspositie van de [geïntimeerde 2] hebben. Vernietiging van dit vonnis kan immers betekenen dat Thuisvester niet hoeft mee te werken aan de woningruil tussen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] .
6.7.
Hoewel [geïntimeerde 2] thans nog geen duidelijke gronden van de vordering die zij tegen partijen zou willen instellen heeft omschreven, acht het hof dat zij wel voldoende heeft toegelicht dat zij wenst tussen te komen en wat zij wenst te bewerkstelligen, namelijk dat het bestreden vonnis bekrachtigd wordt en Thuisvester moet meewerken aan de woningruil ex artikel 7:270 BW.
In de hoofdzaak
6.8.
[geïntimeerde 2] wordt in de gelegenheid gesteld om haar vordering nader te omschrijven. De zaak wordt naar de rol verwezen voor conclusie van eis in de tussenkomst aan de zijde van [geïntimeerde 2] . Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

7.De uitspraak

Het hof:
in het incident:
laat [geïntimeerde 2] toe als tussenkomende partij;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 29 oktober 2024 voor conclusie van eis in de tussenkomst aan de zijde van [geïntimeerde 2] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.H. Schoenmakers, K.J.H. Hoofs en J.A. van Strijen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 oktober 2024.
griffier rolraadsheer