Uitspraak
5.Het verdere geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, waar partijen geen minnelijke schikking hebben bereikt;
- de memorie van grieven van [appellant] , met producties 6 en 7;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] , met producties A en B.
6.De beoordeling
Woonhuis € 32.000,00
Aan woonhuis toe te rekenen grond€ 100.000,00
Al deze aanvullende afspraken gelden zolang verkoper [appellant] de woning (…) (naast het getaxeerde) blijft bewonen.
Ten behoeve van het links van het getaxeerde gelegen perceel landbouwgrond zal een erfdienstbaarheid van weg dienen te worden gevestigd over het getaxeerde vanaf het perceel van [adres 1] .
- is afgesproken dat [appellant] [perceel 2] zou aankopen om het aan [geïntimeerde] te verkopen,
- via [perceel 2] de water- en gasvoorziening van [geïntimeerde] dient te worden aangelegd,
- de oprit naar haar woning op [adres 2] over [perceel 2] moet komen,
- [appellant] met de aangekondigde afrastering zijn eigendomsrecht misbruikt,
- [appellant] aansprakelijk zal wordt gehouden voor alle wegens non-conformiteit te lijden schade,
- [appellant] wordt gesommeerd om binnen twee weken een afspraak te maken bij de notaris om de koopovereenkomst voor het bewuste deel van [perceel 2] te ondertekenen.
- van een verkoopafspraak geen sprake is,
- [geïntimeerde] heeft gekregen wat ze heeft gekocht,
- [appellant] aan de sommatie geen gehoor zal geven.
in conventie-na eiswijziging- gevorderd -samengevat- dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad:
in voorwaardelijke reconventiegevorderd -samengevat- overeenkomstig de hiervoor in de kortgedingdagvaarding van 21 juli 2023 weergegeven vorderingen I tot en met VII.
- het spoedeisend belang van [geïntimeerde] bij haar vorderingen aannemelijk is (rov. 4.1);
- vooralsnog niet kan worden aangenomen dat partijen hebben afgesproken dat [appellant] het deel van [perceel 2] dat gelegen is tussen [adres 2] en de openbare weg, aan [geïntimeerde] zou verkopen, laat staan om niet zou overdragen, zodat primaire vordering I zal worden afgewezen (rov. 4.2);
- het voor de hand ligt dat op een deel van [perceel 2] een erfdienstbaarheid van weg ten gunste van [adres 2] wordt gevestigd, maar voorshands niet kan worden vastgesteld op welke voorwaarden en op welk deel van [perceel 2] de erfdienstbaarheid zou worden gevestigd, zodat ook subsidiaire vordering II in kortgeding niet zal worden toegewezen (rov. 4.3);
- begrijpelijk is dat [geïntimeerde] wenst dat [appellant] een deel van [perceel 2] ter beschikking moet stellen voor het ten behoeve van de woning op [adres 2] aanleggen van eigen gas, water en elektravoorzieningen, maar dat dit in het licht van de feitelijk mogelijke voorzieningen onvoldoende spoedeisend is voor het treffen van de gevraagde tijdelijke ordemaatregel en de vordering in zoverre zal worden afgewezen (rov. 4.4);
- de openbare weg vanaf [adres 2] slechts toegankelijk is via [perceel 2] en nu [appellant] de toegang weigert en blokkeert, heeft [geïntimeerde] belang bij de aanwijzing van een noodweg ten dienste van [adres 2] , welke noodweg naar verwachting in de bodemprocedure zal worden aangewezen op het bewuste deel van [perceel 2] , maar een declaratoir vonnis in kort geding niet mogelijk is zodat nu:
- [geïntimeerde] niet-ontvankelijk zal verklaren, althans de toegewezen vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen;
- [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van de proceskosten.
- het beroepen vonnis zal bekrachtigen;
- [appellant] zal veroordelen in de proceskosten, met wettelijke rente.
- vordering V tot verlening van toegang en gebruik van het bewuste deel van [perceel 2] , op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per dag of gedeelte daarvan, tot een maximum van € 100.000,--;
- vordering VI tot verwijdering van de blokken op [perceel 2] , op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per dag of gedeelte daarvan, tot een maximum van
grief 1ontkent [appellant] evenwel (de juistheid van het oordeel van de voorzieningenrechter) dat partijen ten behoeve van [adres 2] een erfdienstbaarheid over [adres 1] zijn overeengekomen.
grieven 2, 3 en 4 (gedeeltelijk)ontkent [appellant] (de juistheid van het oordeel van de voorzieningenrechter) dat de openbare weg vanaf [adres 2] slechts toegankelijk is via [perceel 2] en dat, nu [appellant] de toegang weigert en blokkeert, de bodemrechter naar verwachting een noodweg zal aanwijzen op het bewuste deel van [perceel 2] . [appellant] richt deze grieven specifiek tegen de overweging van de voorzieningenrechter dat uit de stellingen en stukken:
grief 4 (overigens)door [appellant] aangevoerde andere bezwaren treffen geen doel. Voor zover [appellant] de voorzieningenrechter verwijt buiten de rechtsstrijd van partijen te zijn getreden, miskent [appellant] dat het primair aan partijen is om hun vorderingen, verweren en standpunten duidelijk te maken. De rechter dient vervolgens -ambtshalve de rechtsgronden aanvullend- te beslissen op basis van wat partijen als feitelijke grondslag daarvoor aanvoeren. Anders dan [appellant] meent, heeft de voorzieningenrechter hier niet de rechtsstrijd ten gunste van [geïntimeerde] ingevuld, maar binnen het kortgedingkader over het partijdebat en op de vorderingen beslist. Daarbij heeft de voorzieningenrechter vordering V kunnen en mogen uitleggen en toewijzen zoals is gedaan. Voor zover de voorzieningenrechter daarbij is afgeweken van wat [appellant] voorstaat, is nog geen sprake van een verboden aan- of invulling ten gunste van [geïntimeerde] .