ECLI:NL:GHSHE:2024:3030

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
200.340.982_01 en 200.340.982_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging zorg- en opvoedingstaken minderjarige na beëindiging ondertoezichtstelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige [minderjarige] is gewijzigd op verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI). De moeder is het niet eens met deze wijziging en heeft hoger beroep ingesteld. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is inmiddels geëindigd, maar de zorgregeling blijft van kracht. De rechtbank had bepaald dat [minderjarige] bij de vader verblijft in de even weekenden van vrijdagmiddag tot maandagochtend en in de oneven weken van woensdagmiddag tot donderdagochtend. De moeder verzoekt om de oorspronkelijke zorgregeling te handhaven, waarbij [minderjarige] om de week van zaterdagochtend tot zondagmiddag bij de vader verblijft. De vader verzet zich tegen de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de beschikking en vraagt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling zijn beide ouders gehoord, maar de GI en de Raad voor de Kinderbescherming hebben zich afgemeld. Het hof heeft de argumenten van de moeder niet gegrond bevonden en de bestreden beschikking voor het grootste deel bekrachtigd, met uitzondering van de verdeling van de herfst- en voorjaarsvakantie, die nu bij helfte tussen de ouders wordt verdeeld. De beslissing is genomen op 26 september 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 26 september 2024
Zaaknummer: 200.340.982/01 en 200.340.982/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/402494 / JE RK 24-356
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een voor het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.A. van den Heuvel,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. B. du Fossé.
Deze zaak gaat over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] 2016, hierna te noemen: [minderjarige] .
Het hof merkt als informant aan:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank op verzoek van de GI de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd. De moeder is het hier niet mee eens. De ondertoezichtstelling is inmiddels geëindigd.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 24 april 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 mei 2024, heeft de moeder verzocht:
in incident:
de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking te schorsen,
in hoofdzaak:
de bestreden beschikking te vernietigen en de zorgregeling zoals die volgt uit de beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 maart 2023 te handhaven en een vakantieregeling vast te stellen waarbij:
  • de herfst- en voorjaarsvakantie bij helfte worden verdeeld tussen de ouders waarbij de wisseling plaatsvindt op woensdagmiddag om 12:00 uur en de ouder waar [minderjarige] conform de reguliere zorgregeling het eerste weekend verblijft het eerste deel van de vakantie heeft en de andere ouder het tweede deel van de vakantie;
  • [minderjarige] in de zomervakantie de eerste week bij de vader verblijft, week 2 en 3 bij de moeder, week 4 en 5 bij de vader en week 6 bij de moeder;
  • [minderjarige] tijdens Pasen in de even jaren de eerste Paasdag bij de moeder doorbrengt en tweede Paasdag bij de vader en in de oneven jaren omgekeerd met een wisseling om 10:30 uur;
  • [minderjarige] tijdens Pinksteren in de even jaren de eerste Pinksterdag bij de moeder doorbrengt en tweede Pinksterdag bij de vader en in de oneven jaren omgekeerd met een wisseling om 10:30 uur.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 juli 2024, heeft de vader verzocht het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring af te wijzen en de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep dan wel haar hoger beroep af te wijzen met uitzondering van de verdeling van de vakanties van één week.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. F.A. van den Heuvel;
  • de vader, bijgestaan door mr. B. du Fossé.
2.4.
De GI heeft bij brief van 12 juni 2024 laten weten dat zij niet op de mondelinge behandeling verschijnt. Ook de raad heeft zich afgemeld voor de mondelinge behandeling.
2.5.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met producties 9-17 van mr. Van den Heuvel van 22 juli 2024;
  • de brief met producties 5-7 van mr. Du Fossé van 5 augustus 2024.
2.6.
Na de mondelinge behandeling heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V8-formulier van mr. Van den Heuvel van 22 augustus 2024;
  • het V8-formulier van mr. Du Fossé van 22 augustus 2024.

3.De beoordeling

3.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 4 mei 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar. Deze maatregel is daarna steeds verlengd,
laatstelijk tot 4 mei 2024.
3.3.
Bij beschikking van 9 maart 2023 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch de volgende regeling vastgesteld voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken:
  • binnen zes maanden vanaf de datum van deze beschikking wordt in stappen toegewerkt naar een regeling waarbij [minderjarige] eenmaal per 14 dagen van zaterdagochtend 9.00 uur tot en met zondagmiddag 17.00 uur en eenmaal per 14 dagen van woensdagochtend 9.00 uur tot donderdagochtend 9.00 uur onder regie van de Gl en zo nodig met begeleiding van [instantie 1] bij de vader verblijft;
  • binnen een jaar, ingaande vanaf de datum van deze beschikking, in stappen onder regie van de Gl en zo nodig begeleid door [instantie 1] , wordt toegewerkt naar een regeling waarbij de vakanties en feestdagen in het belang van [minderjarige] bij helfte worden verdeeld.
3.4.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 juli 2023 heeft de rechtbank - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de reguliere contactregeling die door het hof bij beschikking van 9 maart 2023 is vastgesteld moet worden uitgevoerd en dat de GI de ouders mag houden aan de door de GI opgestelde contactregeling die ziet op de zomervakantie 2023. De rechtbank heeft verder bepaald dat de moeder het identiteitsbewijs of paspoort van [minderjarige] moet meegeven als zij naar haar vader in België gaat.
3.5.
Bij de bestreden –uitvoerbaar bij voorraad verklaarde– beschikking heeft de rechtbank de door het hof in de beschikking van 9 maart 2023 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken op verzoek van de GI gewijzigd en bepaald dat [minderjarige] bij de vader verblijft:
  • eenmaal per veertien dagen, in de even weekenden, van vrijdagmiddag tot maandagochtend, waarbij de vader [minderjarige] op vrijdagmiddag van school ophaalt en haar maandagochtend naar school toebrengt. Wanneer [minderjarige] op de vrijdag geen school heeft, vanwege bijvoorbeeld een studiedag, vindt het wisselmoment plaats bij [instantie 2] om 10.30 uur. Wanneer [minderjarige] op maandag geen school heeft, vanwege bijvoorbeeld een studiedag, vindt het wisselmoment plaats bij [instantie 2] om 10.30 uur;
  • eenmaal per veertien dagen, in de oneven weken, van woensdagmiddag tot donderdagochtend, waarbij de vader [minderjarige] op woensdagmiddag uit school ophaalt en haar op donderdagochtend naar school toebrengt. Wanneer [minderjarige] op de woensdag geen school heeft, vindt het wisselmoment plaats bij [instantie 2] om 10.30 uur. Wanneer [minderjarige] op donderdag geen school heeft, vindt het wisselmoment eveneens plaats bij [instantie 2] om 10.30 uur;
De rechtbank heeft verder bepaald dat de vakanties en feestdagen als volgt worden verdeeld:
  • herfstvakantie: in de oneven jaren is [minderjarige] bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
  • kerstvakantie: de vakantie begint op maandag om 10.30 uur, zodat de weekendregeling tot dat moment doorloopt. In de even jaren is [minderjarige] de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de oneven jaren is dat omgekeerd;
  • voorjaarsvakantie: in de even jaren is [minderjarige] bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • meivakantie: de vakantie begint op maandag om 10.30 uur, zodat de weekendregeling tot dat moment doorloopt. In de even jaren is [minderjarige] de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de oneven jaren is dat omgekeerd;
  • zomervakantie: in de even jaren is [minderjarige] in week 1 bij de moeder, in week 2 en 3 bij de vader, in week 4 en 5 bij de moeder en in week 6 bij de vader. In de oneven jaren is [minderjarige] in week 1 bij de vader, in week 2 en 3 bij de moeder, in week 4 en 5 bij de vader en in week 6 bij de moeder;
  • voor alle vakanties geldt dat deze starten op de maandag en eindigen op de vrijdag en dat het wisselmoment plaats vindt op school/ [instantie 2] . De reguliere verdeling van de weekenden blijft doorlopen (met uitzondering van de zomervakantie, de meivakantie en de kerstvakantie). Het wisselmoment vanuit ouders na een weekend voorafgaand aan een vakantie, vindt plaats op maandagochtend om 10.30 uur en op vrijdag om 16.30 uur. De reguliere verdeling van de woensdag op donderdag bij de vader, komt te vervallen wanneer [minderjarige] in die week vakantie bij moeder heeft;
  • Pasen: bij degene waar [minderjarige] op eerste paasdag is conform de weekendregeling, blijft zij ook op tweede paasdag;
  • Koningsdag: Koningsdag valt in de meivakantie en [minderjarige] blijft dan bij de ouder waar ze op dat moment volgens de vakantieregeling is;
  • Hemelvaartsdag: [minderjarige] blijft of gaat naar de ouder waar ze conform de reguliere regeling is of zou zijn;
  • Pinksteren: bij degene waar [minderjarige] op eerste pinksterdag is conform de weekendregeling, blijft zij ook op tweede pinksterdag;
  • Sinterklaas: in de even jaren wordt pakjesavond en 5 december bij de moeder gevierd. In de oneven jaren wordt pakjesavond en 5 december bij de vader gevierd;
  • Vader- en Moederdag: op Vaderdag is [minderjarige] bij de vader en op Moederdag is [minderjarige] bij de moeder. Als volgens de reguliere zorgregeling [minderjarige] op Vaderdag bij de moeder is, zal zij een extra weekend naar de vader gaan. Mocht Moederdag vallen in een weekend dat [minderjarige] bij de vader verblijft, komt dat weekend te vervallen;
De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
De moeder voert in het hoger beroepschrift en aangevuld tijdens de mondelinge behandeling –samengevat– het volgende aan.
De wijziging van de reguliere zorgregeling komt neer op een uitbreiding van het contact van [minderjarige] met de vader, maar dit is niet in haar belang. [minderjarige] is kwetsbaar en gebaat bij structuur. De uitbreiding is voor haar te onrustig. Er is sprake van meer epileptische aanvallen, ontoelaatbaar gedrag en een gewichtstoename. De vader komt de gemaakte afspraken niet na. Volgens de GI gaat het goed met [minderjarige] bij de vader en handelt hij in het belang van [minderjarige] , maar de zorgen van de moeder zijn door de GI nooit onderzocht.
Ook de verdeling van de vakanties en feestdagen is niet juist. Door vakanties van één week niet te splitsen, wordt [minderjarige] de vakantie met één van de ouders ontnomen. Dit geldt ook voor de verdeling van de dagen tijdens Pinksteren en Pasen. In het voorstel van de moeder wordt [minderjarige] een wisselmoment bespaard. Het is verder voor [minderjarige] belangrijk om de laatste week van de zomervakantie bij de moeder door te brengen, zodat zij tot rust kan komen en de moeder haar kan voorbereiden op het nieuwe schooljaar. Eerder is gebleken dat [minderjarige] erg onrustig aan school begon en het tot aan de herfstvakantie duurde voordat zij aan leren toe kwam.
3.8.
De vader voert in het verweerschrift en aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
Hij wil actief deel uitmaken van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Om dit te bereiken moet hij echter veel strijd leveren. Er lopen al procedures sinds 2019. Tegen iedere uitbreiding van het contact stelt de moeder hoger beroep in. De vader heeft zich van meet af aan zeer leerbaar opgesteld, er is intensieve begeleiding en ondersteuning ingezet en alles is gebeurd in het tempo dat [minderjarige] aankan. De overdracht bij [instantie 2] verliep te stressvol voor [minderjarige] en daarom wilde de voormalig jeugdzorgwerker komen tot een overdracht op school. Dat is een hele verbetering en loopt goed. De ondertoezichtstelling is geëindigd, maar er is wel hulp in het vrijwillig kader vanuit het Plusteam van de gemeente.
De huidige zorgregeling verloopt goed. De ontwikkeling van [minderjarige] gaat op en neer, maar dat kan niet worden gerelateerd aan de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De zorgen van de moeder worden niet ondersteund door de professionals en school herkent ze ook niet. De vader kan instemmen met het voorstel van de moeder voor wat betreft de vakanties van één week. Bij beide situaties is er namelijk sprake van één wisselmoment. De feestdagen tijdens Pasen en Pinksteren wil hij niet, zoals de moeder voorstelt, delen omdat dit een extra overdrachtsmoment met zich brengt. Dat is niet in het belang van [minderjarige] . De vader kan [minderjarige] ook voorbereiden op school, het is niet nodig dat zij de laatste week van de zomervakantie altijd bij de moeder doorbrengt.
3.9.
Het hof oordeelt als volgt.
Verzoek tot schorsing
3.9.1.
De advocaat van de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling het verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking, geregistreerd onder zaaknummer 200.340.982/02, ingetrokken. Het hof zal de moeder in dit verzoek dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
3.9.2.
Op verzoek van partijen heeft het hof na de mondelinge behandeling hen in de gelegenheid gesteld om te trachten alsnog in onderling overleg tot (gedeeltelijke) overeenstemming te komen. Uit de ingekomen V8-formulieren van 22 augustus 2024 volgt dat partijen geen (gedeeltelijke) overeenstemming hebben bereikt.
3.9.3.
De bestreden beschikking is gegeven op verzoek van de GI op grond van artikel 1:265g Burgerlijk Wetboek (BW). De ondertoezichtstelling is op 4 mei 2024 tot een einde gekomen. In artikel 1:265g lid 3 BW is bepaald dat de zorgregeling ook ná het eindigen van de ondertoezichtstelling blijft gelden.
3.9.4.
Het hof is van oordeel dat de argumenten van de moeder geen gegronde redenen opleveren om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals door de rechtbank in de bestreden beschikking bepaald, (terug) te wijzigen. De moeder wil dat [minderjarige] in het kader van de reguliere zorgregeling om de week van zaterdagochtend tot zondagmiddag bij de vader verblijft. Ingevolge de bestreden beschikking verblijft [minderjarige] om de week van vrijdagmiddag tot maandagochtend bij de vader en vinden de overdrachtsmomenten plaats op school. Deze wijziging van de reguliere zorgregeling is door de GI in het belang van [minderjarige] geacht om zo de spanningen bij de overdrachtsmomenten voor [minderjarige] te beperken. Het hof ziet geen aanleiding om dit terug aan te passen. Niet gebleken is dat de huidige zorgregeling niet goed verloopt of niet in het belang is van [minderjarige] . De moeder maakt zich weliswaar zorgen over haar en wijst op de epileptische aanvallen en de schoolvertraging, maar niet gebleken is dat dit verband houdt met de huidige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Ook ziet het hof geen aanleiding om de verdeling van de vakanties en feestdagen zoals door de rechtbank in de bestreden beschikking bepaald aan te passen (m.u.v. de vakanties van één week ten aanzien waarvan de vader met een wijziging instemt). De door de rechtbank bepaalde verdeling beperkt het aantal overdrachtsmomenten, welke overdrachtsmomenten belastend zijn voor [minderjarige] en ten aanzien van de laatste week van de zomervakantie is niet gebleken dat de vader niet in staat zou zijn om [minderjarige] voor te bereiden op de start van de school.
3.9.5.
Het hof komt dan ook evenals de rechtbank tot de conclusie dat de huidige reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, evenals de regeling rondom de zomervakantie en de dagen tijdens Pasen en Pinksteren niet moeten worden (terug) gewijzigd, tenzij de vader hiermee instemt en de ouders dit dus samen overeenkomen. De vader stemt in met de aanpassing van de vakanties van één week (herfst- en voorjaarsvakantie) overeenkomstig het voorstel van de moeder, zodat het hof de bestreden beschikking op dit punt zal vernietigen en overeenkomstig het verzoek van de moeder zal beslissen. Het hof zal de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.340.982/02:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek.
in de zaak met zaaknummer 200.340.982/01:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 april 2024, doch uitsluitend voor zover daarin een regeling is opgenomen met betrekking tot de herfst- en voorjaarsvakantie;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de herfst- en voorjaarsvakantie bij helfte worden verdeeld tussen de ouders, waarbij de wisseling plaatsvindt op woensdagmiddag om 12:00 uur en de ouder waar [minderjarige] conform de reguliere zorgregeling het eerste weekend verblijft het eerste deel van de vakantie heeft en de andere ouder het tweede deel van de vakantie;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.A.M. Scheij en G.M. Goes en is op 26 september 2024 uitgesproken in het openbaar door mr. G.J. Vossestein in tegenwoordigheid van de griffier.