ECLI:NL:GHSHE:2024:3027

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
200.340.498_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezagsbeëindiging en uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de gezagsbeëindiging van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2011. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Pool, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 9 september 2024 het gezag van de moeder beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) tot voogd benoemd. Het hof heeft in een tussenbeschikking van 18 juli 2024 al geoordeeld over de noodzaak en rechtmatigheid van de machtiging tot uithuisplaatsing van het kind, die was verlengd tot 1 oktober 2024. Het hof heeft vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing van het kind is komen te vervallen met de beslissing tot gezagsbeëindiging. De moeder heeft het hoger beroep gehandhaafd, maar het hof heeft geoordeeld dat het niet meer kan beslissen over de machtiging tot uithuisplaatsing, nu deze is vervallen. Het hof heeft het hoger beroep van de moeder dan ook verworpen, waarbij het belang van het kind voorop staat. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 26 september 2024
Zaaknummer : 200.340.498/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/01/398127 / JE RK 23-1480
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F. Pool,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende merkt het hof aan:
[de stiefvader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de stiefvader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

7.De beschikking van 18 juli 2024

Bij (tussen)beschikking van 18 juli 2024 is, voor zover hier van belang, de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 januari 2024 voor wat betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] over de periode van 25 januari 2024 tot 1 oktober 2024 bekrachtigd. Daarnaast is de GI verzocht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk maandag 2 september 2024, het hof schriftelijk te informeren over hetgeen vermeld in rechtsoverweging 5.5.6 van die beschikking, met gelijktijdige verzending van de informatie aan de overige partijen. Het verzoek om nader onderzoek op grond van artikel 810a Rv is afgewezen. Iedere verdere beslissing is aangehouden en partijen, de GI en de raad zijn voorlopig opgeroepen om op dinsdag 10 september 2024 om 9.00 uur te verschijnen op de voortgezette mondelinge behandeling.
8. Het verdere geding in hoger beroep
8.1.
De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 september 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. Pool namens de moeder;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
8.1.1.
De moeder en de vader zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet bij de voortgezette mondelinge behandeling verschenen.
8.1.2.
Het hof heeft [minderjarige] opnieuw in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. [minderjarige] was uitgenodigd voor een kindgesprek op 9 september 2024. Kort voor dit gesprek heeft [minderjarige] het hof die dag een e-mailbericht gestuurd met daarin onder andere de vraag om het kindgesprek te verplaatsen naar een ander moment. Later die dag heeft [minderjarige] nog een tweetal e-mailberichten aan het hof verzonden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van deze berichten zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen om daarop te reageren.
Vervolgens heeft het hof nog op 12 september 2024 een e-mail bericht ontvangen van [minderjarige] . Naar aanleiding hiervan heeft het hof betrokkenen telefonisch gecontacteerd.
8.2.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlagen van 30 augustus 2024 namens de GI.
8.2.1.
Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling is gebleken dat de rechtbank een dag eerder uitspraak had gedaan op het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de moeder over [minderjarige] . Tijdens een schorsing van de voortgezette mondelinge behandeling zijn partijen in de gelegenheid gesteld om kennis te nemen van deze beschikking, waarna de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 september 2024 met zaaknummer C/01/397098 / FA RK 23-3926 tevens is overgelegd aan het hof.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Het hof constateert dat er in de (tussen)beschikking van 18 juli 2024 sprake is van een kennelijke vergissing. In het dictum staat abusievelijk vermeld dat de bestreden beschikking wordt bekrachtigd voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] over de periode van
25 januari2024 tot 1 oktober 2024. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is in de bestreden beschikking echter verlengd met ingang van 30 januari 2024. Het hof zal het dictum daarom ambtshalve verbeteren en de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] over de periode van 30 januari 2024 tot 1 oktober 2024.
9.2.
In de hiervoor genoemde beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 september 2024 is op verzoek van de raad het gezag van de moeder beëindigd en de GI tot voogd benoemd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
9.3.
De moeder handhaaft het hoger beroep. De uitspraak van de rechtbank is nog niet onherroepelijk en het perspectief van [minderjarige] staat nog niet vast. Hierdoor raakt de gezagsbeslissing het hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing niet. Het hof kan daar nog over oordelen. [minderjarige] dient naar huis te komen.
9.4.
De GI refereert zich aan het oordeel van het hof wat betreft de juridische gevolgen van de beschikking van de rechtbank van 9 september 2024 voor het hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing na 1 oktober 2024.
De GI is hard opzoek naar een andere woonplek en naar hulpverlening voor [minderjarige] . Omdat een passende doorstroomplek nog niet is gevonden, zal [minderjarige] vanaf 30 september 2024 via [instantie] tijdelijk in [plaats] gaan verblijven zodat hij in ieder geval dichter bij de moeder is. De GI acht het van belang dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt voortgezet na 1 oktober 2024 en dat er op korte termijn duidelijkheid komt over het perspectief van [minderjarige] .
9.5.
De raad merkt op dat er voor het hof niets meer te beslissen is. Met de uitspraak van de rechtbank zijn de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing vervallen. De GI als voogd beslist nu waar [minderjarige] verblijft. Voor het geval het hof wel overgaat op een inhoudelijke beoordeling over het restant van de machtiging tot uithuisplaatsing is de raad van mening dat het heel duidelijk is dat [minderjarige] niet terug naar huis kan. Bovendien heeft de moeder feitelijk niet eens een huis waar zij [minderjarige] in kan ontvangen. Anders dan de moeder aanvoert, komt zij niet voor nieuwe huisvesting in aanmerking als het hof bepaalt dat [minderjarige] weer naar zijn moeder kan. Het is belangrijk dat er een duidelijk toekomstperspectief voor [minderjarige] komt en de GI is hard aan het werk.
9.6.
Het hof overweegt het volgende.
9.6.1.
In de (tussen)beschikking van 18 juli 2024 is reeds geoordeeld dat de rechtbank terecht op 25 januari 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] heeft verlengd. Het was in het belang van [minderjarige] op dat moment noodzakelijk om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. Gelet op de ontstane zorgen over [minderjarige] heeft het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de machtiging van [minderjarige] op dat moment bekrachtigd tot 1 oktober 2024 en voor het overige aangehouden. Voorts is het verzoek van de moeder tot het gelasten van een 810a-onderzoek afgewezen.
9.6.2.
Bij beschikking van 9 september 2024 heeft de rechtbank het gezag van de moeder over [minderjarige] , uitvoerbaar bij voorraad, beëindigd en de GI tot voogd benoemd. Het enkele feit dat het gezag over [minderjarige] is overgegaan naar een rechtspersoon, i.c. een gecertificeerde instelling, heeft de ondertoezichtstelling van rechtswege doen eindigen. Alleen kinderen onder voogdij van een natuurlijke persoon kunnen onder toezicht worden gesteld. De ondertoezichtstelling heeft immers naar haar aard mede tot functie het verlenen van hulp aan en het waarborgen van toezicht op het kind. Hieruit vloeit voort dat de gezagsbeëindiging ook de machtiging tot uithuisplaatsing van rechtswege heeft doen eindigen.
9.6.3.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het hof over het restant van de machtiging uithuisplaatsing niet meer kan beslissen, nu deze machtiging is komen te vervallen met de beslissing tot gezagsbeëindiging van 9 september 2024. Op grond hiervan zal het hof het hoger beroep van de moeder verwerpen.
9.7.
Omdat het hof niet toekomt aan een verdere inhoudelijke beoordeling, zal het hof [minderjarige] niet opnieuw uitnodigen voor een kindgesprek.
9.8.
Tijdens het kindgesprek op 17 juni 2024 is met [minderjarige] besproken dat hij de beslissing van het hof zelf mag lezen. Daarom zal een brief met onderstaande tekst naar hem worden verstuurd.
Beste [minderjarige] ,
Jij hebt het hof op 9 september 2024 en 12 september 2024 e-mails gestuurd met onder andere de vraag of je op een andere dag een gesprek kon hebben met de rechter. De zitting is op 10 september 2024 geweest en het hof heeft nagedacht over jouw vraag.
De rechters van het hof hebben in jouw mails gelezen dat je naar huis wilt.
De rechtbank heeft echter op 9 september 2024 het gezag van jouw moeder over jou beëindigd en daarbij bepaald dat die beslissing, ook als er nog een hoger beroep komt, meteen uitgevoerd mag worden. Door die beslissing van de rechtbank kunnen de rechters van het hof niet meer over jouw uithuisplaatsing na 1 oktober 2024 beslissen.
Het hof zal je daarom niet opnieuw uitnodigen voor een kindgesprek.
Met vriendelijke groet,
De griffier.
9.9.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

10.De beslissing

Het hof:
10.1.
bepaalt dat het dictum van de gegeven (tussen)beschikking van 18 juli 2024 voor zover daar is beslist:
“bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 januari 2024 voor wat betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] over de periode van 25 januari 2024 tot 1 oktober 2024”,
wordt verbeterd en gewijzigd in:
“bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 januari 2024 voor wat betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] over de periode van 30 januari 2024 tot 1 oktober 2024”;
10.2.
bepaalt dat deze verbetering met vermelding van de dag van deze uitspraak wordt vermeld op de minuut van de beschikking van 18 juli 2024 en dat de griffier van de verbeterde minuut aan partijen een afschrift verstrekt.
10.3.
verwerpt het hoger beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en E.M.D.M. van der Linden en is op 26 september 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.