In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij een mentorschap en bewind zijn ingesteld voor een moeder die lijdt aan gevorderde dementie. De verzoekster, de dochter van de moeder, was het niet eens met de benoeming van een mentor en bewindvoerder, en heeft in hoger beroep gevraagd deze beschikkingen te vernietigen. De moeder had in haar levenstestament haar dochter als gevolmachtigde aangewezen, maar de rechtbank oordeelde dat de verstoorde familieverhouding aanleiding gaf om van deze volmacht af te wijken.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 augustus 2024 werd duidelijk dat de moeder niet in staat was haar belangen zelf te behartigen. De mentor had moeite om contact met de moeder te onderhouden, en de verzoekster bleef in de praktijk de belangen van de moeder behartigen. Het hof concludeerde dat de moeder het meest gebaat was bij een vertrouwd gezicht en dat de benoeming van de mentor geen toegevoegde waarde had. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek om een mentor afgewijzen, waardoor de verzoekster weer de rol van gevolmachtigde op zich kan nemen.
De beslissing van het hof houdt in dat de taak van de mentor eindigt na de uitspraak, en dat de handelingen die door de mentor zijn verricht bindend blijven voor de betrokkene. Dit vonnis benadrukt het belang van de persoonlijke relatie en de wensen van de moeder in het kader van mentorschap en bewindvoering.