ECLI:NL:GHSHE:2024:2985

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
20-001810-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Motorrijden in een stiltegebied en overtreding van de Wet milieubeheer

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1993 en wonende in de gemeente Land van Cuijk, was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het motorrijden in een stiltegebied, wat in strijd is met artikel 1.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarna het hof de zaak opnieuw heeft beoordeeld.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 januari 2022 met een motorvoertuig in het stiltegebied Ullingse Bergen heeft gereden, wat verboden was. De verdachte heeft aangevoerd dat hij geen borden heeft gezien die hem waarschuwden voor het stiltegebied. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte, ondanks zijn verklaring, voldoende had moeten opletten op de bebording en had moeten weten dat hij zich in een stiltegebied bevond. Het hof heeft de schrijffout in de tenlastelegging gecorrigeerd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de overtreding.

De straf die het hof heeft opgelegd is een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als 'first offender' wordt beschouwd en geen eerdere veroordelingen heeft. De verdachte heeft verklaard dat hij zich bewust is van de regels omtrent stiltegebieden en niet van plan is om opnieuw in overtreding te gaan. Het hof heeft de eerder opgelegde strafbeschikking vernietigd en het vonnis waarvan beroep vernietigd, waarbij het hof opnieuw recht heeft gedaan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001810-23
Uitspraak : 20 september 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 19 juni 2023, in de strafzaak met parketnummer 82-119268-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1993,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de economische politierechter van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende – onder vernietiging van de eerder aan de verdachte uitgevaardigde strafbeschikking – bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en hem zal veroordelen tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis.
De verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof, anders dan de economische politierechter, wel tot een bewezenverklaring komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 februari 2022 in de gemeente Land van Cuijk, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, zich met een motorvoertuig of bromfiets in het aangewezen stiltegebied Ullingse Bergen buiten voor gemotoriseerd verkeer opengestelde wegen of terreinen heeft bevonden.
Ten gevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging staat in de eerste regel de (niet bestaande) datum “30 februari 2022” vermeld in plaats van “30 januari 2022”. Net als de economische politierechter in eerste aanleg deed, herstelt het hof deze schrijffout door laatstgenoemde datum te lezen in plaats van de eerstgenoemde. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 januari 2022 in de gemeente Land van Cuijk, opzettelijk zich met een motorvoertuig in het aangewezen stiltegebied Ullingse Bergen buiten voor gemotoriseerd verkeer opengestelde wegen of terreinen heeft bevonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de verdachte is vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat hij geen bord heeft gezien met de aanduiding “stiltegebied” toen hij komende vanaf de verharde openbare wegen ‘De Quayweg’ en ‘Beugense Bossen’ te Landhorst, gemeente Land van Cuijk, een onverharde weg in het bos inreed. Anders dan de politie stelt, ontkent de verdachte dat hij vanaf de verharde weg De Quayweg via een daarnaast gelegen droog liggende sloot direct het bos in het stiltegebied is ingereden en juist daardoor geen borden met betrekking tot het “stiltegebied” zou hebben gezien. Ten slotte is aangevoerd dat een stiltegebied niet per definitie betekent dat daar geen gemotoriseerd verkeer mag komen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt vast dat ten tijde van het tenlastegelegde het natuurgebied “Ullingse Bergen” bij de Interim Omgevingsverordening Noord Brabant was aangewezen als stiltegebied zoals bedoeld in het toenmalige artikel 1.2, tweede lid aanhef en onder b, van de Wet Milieubeheer. Voor de bij die verordening aangewezen stiltegebieden waren de artikelen 2.39 tot en met 2.48 van diezelfde verordening van kracht. Artikel 2.44, eerste lid, van voornoemde omgevingsverordening bevat het verbod om zich in een stiltegebied met een motorvoertuig of bromfiets te bevinden buiten voor gemotoriseerd verkeer opengestelde wegen of terreinen.
Uit het politiedossier volgt dat op 30 januari 2022 een controle in dit stiltegebied is uitgevoerd door de politie. De controleplaats was ingericht op een naamloos zandpad in Landhorst, binnen de gemeente Land van Cuijk. De dichtstbijzijnde openbare weg is de Beugense Bossen te Landhorst. De politie relateert in het dossier dat het stiltegebied op de toegangspaden – ook nabij de controleplaats – is voorzien van borden met de tekst: “verboden voor motorvoertuigen” en dat daaruit valt op te maken dat het gebied alleen toegankelijk is voor wandelaars en fietsers. In verband met het door de politie gerelateerde bevindt zich in het politiedossier als bijlage een fotografische afbeelding van een oranje bord van Staatsbosbeheer Noordoost-Brabant met daarop de tekst: “Vrij wandelen op wegen en paden. Geen toegang: (…) - voor gemotoriseerd verkeer (…) Art. 461 W.v.S”.
De op de controleplaats aanwezige verbalisanten zagen en hoorden op 30 januari 2022, omstreeks 9.45 uur, een viertal crossmotoren de controleplaats naderen. Aan hen werd een stopteken gegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte – de bestuurder van één van die crossmotoren – is door de politie staande gehouden. Hij heeft toen verklaard: “Ik wist niet dat het [een] stiltegebied was. Ik dacht dat deze paden voor een motorfiets waren. Ik heb geen borden gezien, maar heb er ook niet op gelet. Ik wist dat je met een motor niet in een stiltegebied mag komen.”
De verbalisanten hebben ten slotte gerelateerd dat zij de bandensporen van de crossmotoren op de grond zijn teruggelopen en dat zij constateerden dat de bestuurders van de vier crossmotoren het bos in zijn gereden vanaf De Quayweg, een voor het openbaar verkeer openstaande weg gelegen te Landhorst, in gemeente Land van Cuijk, en dat de motoren hierna via een droge sloot het bosvak zijn ingereden. Door de verbalisanten is daarbij nog opgemerkt dat bij deze sloot geen borden staan die het stiltegebied aanduiden.
Hoewel uit het relaas van de verbalisanten en de bijgevoegde foto blijkt dat er een bandenspoor vanaf de De Quayweg door een droge sloot het bosvak in loopt, is het hof, met de economische politierechter, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat dit bandenspoor door de verdachte(n) is veroorzaakt. Niet alleen heeft de verdachte dit – net als zijn medeverdachten – ontkend, uit het dossier volgt dat zich in het gebied regelmatig andere motorrijders hebben bevonden. Het hof gaat derhalve uit van de aanrijroute zoals door de verdachte verklaard, te weten via de De Quayweg en de Beugense Bossen.
Het hof stelt voorts vast dat de verdachte hierbij het stiltegebied aanduidende bord is gepasseerd, dat de verdachte vervolgens met zijn crossmotor van de verharde weg is afgegaan en rechtsaf een zandpad is ingereden. Daar is de verdachte ook een oranje bord van Staatsbosbeheer gepasseerd waarop staat vermeld dat de toegang is verboden voor gemotoriseerd verkeer.
Het hof overweegt dat van verkeersdeelnemers verwacht wordt dat zij oplettend zijn op de bebording bij en langs wegen, dat dat eveneens geldt voor bestuurders die rijden op onverhard terrein op aangepaste motoren (cross- dan wel enduromotoren) en die voornemens zijn de onverharde weg te verlaten en op onverharde wegen of paden (door het bos te rijden) of daar reeds rijden. Nu op grond van de destijds geldende Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant beperkingen zijn gesteld aan het betreden en gebruik van de in Noord-Brabant als “Stiltegebieden” aangewezen natuurgebieden, zoals in de onderhavige zaak in het bijzonder, in artikel 2.44 van die verordening ten aanzien van het gebruik van motorvoertuigen in die gebieden, dienen bestuurders van motoren eveneens bedacht te zijn op de bebording die (de toegang tot) deze stiltegebieden markeert en die wegen/paden en terreinen al dan niet openstelt voor verkeer.
Op grond van het politiedossier, het door verdachte ingediende verzetschrift en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat aan het begin van de verharde openbare weg Beugense Bossen (vlakbij een bord met aanduiding ‘doodlopende weg’) een bord is geplaatst waarop is aangeduid dat aldaar het stiltegebied Ullingse Bergen begint. Een foto van dat bord is als bijlage opgenomen in het politiedossier. De verdachte is met zijn motor die weg (met zijn mede-motorrijders) ingeslagen en is dus dat bord gepasseerd.
Even verderop is de verdachte (met zijn mede-motorrijders) rechtsaf gegaan, heeft de verharde weg verlaten en is daar een zandweg ingeslagen. Het hof stelt tevens vast dat aan het begin en aan de rechterzijde van die zandweg een oranje bord van Staatsbosbeheer is geplaatst, met de toegangsontzegging voor gemotoriseerd verkeer zoals hierboven vermeld. De verdachte heeft derhalve ook dat bord gepasseerd.
Gelet op bovenstaande vermelde provinciale regelgeving met betrekking tot het gebruik van bepaalde aangewezen natuurgebieden, juist ook ten aanzien van bestuurders van motorvoertuigen, wordt van deze bestuurders verlangd – naast hun oplettendheid met betrekking tot verkeersregels – een bijzondere zorgvuldigheid en oplettendheid te betrachten bij het zich begeven in natuurgebied, zowel ten aanzien van de vraag of men zich in een stiltegebied buiten voor gemotoriseerd verkeer opengestelde wegen bevindt, als ten aanzien van de vraag of het (door de rechthebbende) is toegestaan (opengesteld) om zich daar te begeven. De verdachte heeft verklaard tijdens het motorrijden geen enkel bord te hebben gezien, althans niet een bord waarmee hem duidelijk werd dat hij zich in een stiltegebied begaf, noch een bord waarmee hem duidelijk werd dat motorrijders de toegang werd ontzegd, terwijl hij wel heeft verklaard dat hij wist dat je met een motor niet in een stiltegebied mocht komen, maar dat hij niet heeft gelet op borden (
het hof begrijpt: borden in relatie tot stiltegebieden).
Het hof merkt op dat de verdachte behalve door als motorrijder voldoende oplettend te zijn, ook door middel van een adequate voorbereiding, bijvoorbeeld door zich (al dan niet via een internet raadpleging) van tevoren te informeren, had kunnen vergewissen of het voor hem als motorrijder toegestaan was om zich te begeven op de plaats waar hij op 30 januari 2022 werd aangetroffen en staande gehouden.
Nu de verdachte de zorgplicht heeft geschonden zowel ten aanzien van het zich ervan vergewissen dat het hem als motorrijder toegestaan was zich (op bepaalde plaatsen) in het als stiltegebied aangewezen natuurgebied “Ullingse Bergen” te begeven, als ten aanzien van zijn plicht als motorrijder om voldoende bedacht en oplettend te zijn op voor hem bestemde (aanwijzings-)borden – waardoor hij het daar aanwezige bord “stiltegebied” en vervolgens ook het verboden toegangsbord is gepasseerd doch niet heeft opgemerkt dan wel daarvan niet de betekenis tot zich heeft genomen – terwijl hij bovendien heeft verklaard dat hij wist dat hij met een motor niet in een stiltegebied mocht komen maar ook niet op de borden heeft gelet, is naar het oordeel van het hof sprake van voorwaardelijk opzet – in de zin dat verdachte ten minste, gezien de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, bewust de aanmerkelijke kans op de koop toe heeft genomen – op het zich met een motorvoertuig bevinden in het aangewezen stiltegebied Ullingse Bergen buiten voor gemotoriseerd verkeer opengestelde wegen of terreinen.
Het hof verwerpt het verweer van de verdachte in al zijn onderdelen en acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan motorrijden in een stiltegebied, hetgeen schade aan flora en fauna en hinder aan fauna kan opleveren.
Bij de straftoemeting heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op de omstandigheid dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 juli 2024, niet eerder is veroordeeld en derhalve als ‘first offender’ dient te worden beschouwd. Uit voornoemd uittreksel volgt tevens dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is in verband met een later aan de verdachte onherroepelijk uitgevaardigde strafbeschikking ter zake van, kortgezegd, wildplassen. Het hof houdt daarmee rekening.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. In dat kader heeft de verdachte verklaard dat hij een vaste baan heeft als monteur van landbouwtractoren bij een mechanisatiebedrijf. Hij heeft geen financiële problemen en woont samen met zijn vrouw in een zelfgebouwde koopwoning. De verdachte heeft ten slotte verklaard dat hij zich realiseert dat het verboden is om in een stiltegebied motor te rijden en dat hij niet voornemens is te recidiveren.
Alles afwegende, is het hof, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete ten bedrage van € 500,00 voldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde. Bij de vaststelling van de hoogte van deze geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 1.2 van de Wet milieubeheer en artikel 2.44 van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 20 mei 2022 onder CJIB-nummer 9132 5420 0473 0573.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 20 september 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.