In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1991 en wonende in de gemeente Land van Cuijk, was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het motorrijden in een stiltegebied, wat in strijd is met de Wet milieubeheer. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarna het hof de zaak opnieuw heeft beoordeeld.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 januari 2022 met een motorvoertuig in het stiltegebied Ullingse Bergen heeft gereden, wat in strijd is met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. De verdachte heeft aangevoerd dat hij geen borden heeft gezien die hem waarschuwden voor het stiltegebied. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte, ondanks zijn verklaring, voldoende had moeten opletten op de bebording en dat hij zich had moeten vergewissen van de toegestane toegang tot het gebied.
Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de economische politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, met de bepaling dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten.