ECLI:NL:GHSHE:2024:2961

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
200.345.054_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van faillissement en beoordeling van toestand van te hebben opgehouden te betalen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillietverklaring van [appellant]. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 20 augustus 2024 [appellant] in staat van faillissement verklaard, na een verzoek van [geïntimeerde] B.V. die stelde dat [appellant] in de toestand verkeerde van te hebben opgehouden te betalen. [appellant] had een eenmanszaak en had een koopovereenkomst gesloten met [geïntimeerde] voor kozijnen, maar had de slottermijn niet betaald. In juli 2024 had [geïntimeerde] het faillissement aangevraagd, na een eerdere veroordeling van [appellant] om een bedrag van € 7.550,74 te betalen.

In hoger beroep betwistte [appellant] de faillietverklaring en stelde dat hij niet in een toestand van te hebben opgehouden te betalen verkeerde. Zijn advocaat, mr. J.M. Molkenboer, heeft in verschillende brieven aangegeven dat er voldoende middelen beschikbaar waren om de schulden te voldoen. De curator heeft bevestigd dat er geen andere schulden bekend zijn en dat de schuldenlast kan worden voldaan. Het hof heeft op basis van deze informatie geoordeeld dat er geen sprake meer was van een toestand van te hebben opgehouden te betalen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het verzoek tot faillietverklaring van [appellant] afgewezen. Tevens zijn de proceskosten in beide instanties gecompenseerd, en zijn de faillissementskosten vastgesteld op € 5.000,00, die ten laste van [appellant] komen. Het hof heeft de griffier opgedragen om deze uitspraak aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant te communiceren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak: 19 september 2024
Zaaknummer: 200.345.045/01
Zaaknummers eerste aanleg: [faillissementsnummer] (faillissementsnummer)
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. J.M. Molkenboer te Tilburg,
tegen
[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. S.A.M. de Beer te Tilburg,

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer [faillissementsnummer] )

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 20 augustus 2024, waarbij [appellant] in staat van faillissement is verklaard, met de aanstelling van mr. [curator] tot curator.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het hof heeft kennis genomen van de navolgende stukken:
- het beroepschrift met producties 1 en 2, ingekomen ter griffie op 23 augustus 2024, waarin [appellant] heeft verzocht het faillissementsvonnis te vernietigen;
- de brief van mr. Molkenboer met de producties 3 en 4, ingekomen ter griffie op 29 augustus 2024, met betrekking tot een verzoek aan [geïntimeerde] over instemming met vernietiging van het faillissement;
- de brief van mr. Molkenboer met producties 5, 6 en 7, ingekomen ter griffie op 30 augustus 2024;
- de brief van mr. Molkenboer, ingekomen ter griffie op 5 september 2024;
- de brief van mr. Molkenboer, ingekomen ter griffie op 9 september 2024;
- de brief van de curator met als bijlage de specificatie van de faillissementskosten, ingekomen ter griffie op 10 september 2024.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat om het volgende.
3.1.1.
[appellant] voert een eenmanszaak [eenmanszaak] . In de uitvoering van zijn bedrijf heeft [appellant] met [geïntimeerde] een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot kozijnen. De slottermijn is niet door [appellant] betaald.
3.1.2.
In juli 2024 is het faillissement van [appellant] aangevraagd door [geïntimeerde] . [geïntimeerde] stelt in het inleidend verzoekschrift, samengevat, het volgende:
Bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 april 2024 is [appellant] (in conventie) – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 7.550,74 (slotfactuur en buitengerechtelijke incassokosten). Verder is [appellant] veroordeeld tot betaling van de proceskosten in conventie en in reconventie. [appellant] heeft niet aan dat vonnis voldaan. Volgens [geïntimeerde] laat [appellant] meerdere schulden onbetaald, zodat [appellant] verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
3.1.3.
Bij vonnis van 20 augustus 2024 is [appellant] in staat van faillissement verklaard.
3.1.4.
Van dit vonnis is [appellant] in hoger beroep gekomen. Kort gezegd betwist [appellant] dat hij verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen. Daarom stelt [appellant] dat hij ten onrechte in staat van faillissement is verklaard, althans dat het faillissement alsnog moet worden vernietigd.
3.2.
Bij brief van 22 augustus 2024 heeft de advocaat van [appellant] (mr. Molkenboer) de advocaat van [geïntimeerde] (mr. De Beer) aangeschreven met, kort gezegd, het verzoek te bevestigen dat tegen betaling, althans zekerheidstelling, [geïntimeerde] akkoord kan gaan met vernietiging van het faillissement in hoger beroep, mits de kosten van de curator voor rekening van [appellant] blijven. Bij emailbericht van 23 augustus 2024 is namens mr. De Beer door mr. Van Leeuwen bericht dat [geïntimeerde] akkoord is met het bij brief van
22 augustus 2024 gedane voorstel.
3.3.
Mr. Molkenboer heeft vervolgens bij brief van 5 september 2024 bericht dat de totale bekende vordering € 58.174,97 bedraagt. En verder dat derden op zijn derdenrekening ten behoeve van de crediteuren van failliet € 58.500,00 hebben betaald en dat dit bedrag zal worden aangewend tot betaling van de totale schuldenlast direct na vernietiging van het faillissement. Er zijn aldus afdoende gelden beschikbaar om de bekende crediteuren integraal te betalen, aldus mr. Molkenboer.
3.4.
In de brief van 9 september 2024 herhaalt mr. Molkenboer dat direct na vernietiging conform verzoek alle bekende schuldeisers als nader omschreven in voornoemde brief van
5 september 2024 integraal betaald kunnen worden. [appellant] stelt in dat kader dan ook dat het vonnis houdende faillietverklaring vernietigd dient te worden, omdat er geen sprake (meer) is van een toestand van te hebben opgehouden te betalen.
3.5.
Bij brief van 10 september 2024 heeft de curator verzocht de zaak uitsluitend af te doen op de stukken, dus zonder het houden van een mondelinge behandeling.
De curator gaat ervan uit dat de schuldenlast in totaal € 58.174,97 bedraagt, inclusief een reservering voor kosten salaris curator, inclusief verschotten en btw. De curator geeft aan dat geen andere schulden bekend of aangemeld zijn. Verder begrijpt de curator dat mr. Molkenboer verklaart dat derden een bedrag aan hem ter beschikking hebben gesteld van in totaal € 58.500,00, waarmee alle (bekende) schuldeisers volledig kunnen worden betaald en ook de kosten van het faillissement bestaande uit de kosten salaris curator, waarmee de faillissementstoestand niet langer aanwezig is. De curator verzoekt het hof het salaris curator tot aan het einde faillissement conform opgave vast te stellen op afgerond een bedrag van
€ 5.000,00, inclusief verschotten en btw. De curator concludeert dan ook dat nu
mr. Molkenboer heeft verklaard om direct na vernietiging van het vonnis alle bekende schuldeisers als bekend integraal te zullen betalen, er daarom in dat geval geen sprake (meer) is van een toestand te hebben opgehouden te betalen en zijns inziens het hof kan oordelen dat het hoger beroep slaagt, onder compensatie van kosten.
3.6.
Het hof heeft bij brief van 10 september 2024 aan beide advocaten en de curator bevestigd en medegedeeld dat de reeds bepaalde mondelinge behandeling geen doorgang zal vinden en dat het hof de zaak zal afdoen op de haar bekende stukken, als hierboven weergegeven.
3.7.
Op grond van het voorgaande, in het bijzonder de informatie als verschaft door mr. Molkenboer en diens onvoorwaardelijke toezegging tot betaling van de bekende schuldeisers en op het advies van de curator van 10 september 2024, stelt het hof vast dat thans niet langer sprake is van een toestand van hebben opgehouden te betalen. Dus zal het hof het vonnis waarvan beroep en daarmee het faillissement van [appellant] vernietigen. Het hof zal daarbij bepalen dat de kosten van het faillissement – conform diens verzoek – ten laste van [appellant] komen, en deze kosten conform de opgave van de curator inclusief btw vaststellen. Het hof zal, conform verzoek van beide partijen, de proceskosten in beide instanties compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda van
20 augustus 2024 en daarmee het op die datum uitgesproken faillissement van [appellant] ,
en opnieuw rechtdoende:
wijst het verzoek van [geïntimeerde] tot faillietverklaring van [appellant] af;
compenseert de proceskosten in beide instanties, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
stelt de faillissementskosten (inclusief verschotten) vast op een bedrag van € 5.000,00 inclusief btw en bepaalt dat deze kosten ten laste van [appellant] komen en veroordeelt zo nodig [appellant] tot betaling hiervan aan de curator;
bepaalt dat de griffier van dit hof onverwijld kennisgeeft van deze uitspraak aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, met het verzoek zorg te dragen voor kennisgeving van deze uitspraak aan de administratie van de postvervoerbedrijven als bedoeld in
artikel 15 Fw;
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.R.M. de Moor, J.B. Smits en T. van der Valk en is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2024.