ECLI:NL:GHSHE:2024:2953

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
200.340.363_01 en 200.340.363_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige omgangsregeling en kinderalimentatie in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Geuze, verzoekt om een voorlopige omgangsregeling met zijn minderjarige dochter, geboren in 2019, en om de kinderalimentatie op nihil te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door voormalig advocaat mr. S. Abawi, verzet zich tegen de verzoeken van de vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 augustus 2024 zijn beide partijen gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming.

De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad en samen gewoond tot augustus 2021. De moeder oefent alleen het gezag uit over de minderjarige. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader recht heeft op begeleide omgang met de minderjarige en dat hij een bijdrage van € 208,00 per maand moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding. De vader is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend.

Tijdens de behandeling in hoger beroep hebben partijen overeenstemming bereikt over de voorlopige omgangsregeling. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de kinderalimentatie en deze vastgesteld op nihil, met instemming van de moeder. De voorlopige omgangsregeling is vastgelegd, waarbij de vader en de moeder in onderling overleg de verdere invulling zullen bepalen. Het hof heeft de verzoeken van de vader om voorlopige voorzieningen afgewezen, nu partijen overeenstemming hebben bereikt over de omgangsregeling en de alimentatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 19 september 2024
Zaaknummers : 200.340.363/01 en 200.340.363/02
Zaaknummer eerste aanleg : C/01/399141 / FA RK 23-4933
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J. Geuze,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. S. Abawi.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 januari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 april 2024, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft:
I
  • de bepaling dat de vader gerechtigd is tot begeleide omgang met [minderjarige] in het omgangshuis te [plaats] van de [organisatie] , waarbij de verdere invulling zal geschieden in nader overleg tussen partijen en de [organisatie] ;
  • met bevel dat partijen gevolg dienen geven aan de oproep van de [organisatie] om in overleg te treden over de concrete uitwerking van voormelde begeleide omgangsregeling en beveelt hen mee te werken aan de uitvoering van die regeling;
  • en het verzoek aan de [organisatie] om uiterlijk 10 juli 2024 een rapport over het verloop van de begeleide omgang over te leggen;
II
- de afwijzing van de in prima door de man verzochte voorlopige omgangsregeling met [minderjarige] ;
III
- de voorlopig vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] van € 208,= per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
en opnieuw rechtdoende bij beschikking ex art. 223 Rv navolgende voorlopige voorzieningen te treffen, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar te verklaren bij voorraad, en daarbij
I
te bepalen dat de man gerechtigd is tot omgang met [minderjarige] :
reguliere zorgverdeling:
  • iedere twee weken van vrijdag uit school tot maandag aanvang school;
  • iedere week van woensdag uit school tot donderdag aanvang school;
verdeling vakanties, feestdagen en bijzondere dagen:
- de helft van de schoolvakanties, feestdagen en bijzondere dagen in nader overleg tussen de ouders overeen te komen.
II
de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] per 1 maart 2024 vast te stellen op nihil, althans zodanige voorzieningen door het Gerechtshof in goede justitie te bepalen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 juni 2024, heeft de moeder verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Geuze;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Abawi;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 1] en [vertegenwoordiger van de raad 2] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 10 januari 2024;
  • het V6-formulier met bijlagen d.d. 25 juli 2024.

3.De feiten in beide zaken

3.1.
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad en met elkaar samengewoond. De samenwoning is geëindigd in augustus 2021.
3.2.
Uit deze relatie is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder oefent van rechtswege alleen het gezag uit over [minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank voor zover in hoger beroep van belang:
ten behoeve van de bodemprocedure in de zaak met kenmerk C/01/399069 FA RK 23-4896:
  • bepaald dat de vader gerechtigd is tot begeleide omgang met [minderjarige] in het omgangshuis te [plaats] van de [organisatie] , waarbij de verdere invulling zal geschieden in nader overleg tussen partijen en de [organisatie] ;
  • partijen bevolen gevolg te geven aan de oproep van de [organisatie] om in overleg te treden over de concrete uitwerking van voormelde begeleide omgangsregeling en hen bevolen mee te werken aan de uitvoering van die regeling;
  • de raad verzocht een onderzoek in de stellen naar de (on)mogelijkheden en invulling van gezamenlijk gezag en een zorg/omgangsregeling.
in de voorlopige voorzieningenprocedure:
  • de volgende voorlopige informatie- en consultatieregeling vastgesteld:
  • de moeder dient de vader een keer per maand per e-mail te informeren over het welzijn van [minderjarige] ;
  • de moeder dient de vader in geval van een voorgenomen gezagsbeslissing tijdig te raadplegen, in die zin dat de vader een redelijke termijn krijgt zich een weloverwogen oordeel te vormen;
  • met ingang van de datum van deze beschikking een door de vader aan de moeder te betalen voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] vastgesteld op € 208,00 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
4.2.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling in beide zaken

in de zaak met zaaknummer 200.340.363/01:
Voorlopige omgangsregeling
5.1.
Het hof heeft de mondelinge behandeling in hoger beroep enige tijd geschorst om de vader en de moeder in de gelegenheid te stellen om samen met de raad in onderling overleg tot overeenstemming te komen over de voorlopige omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader. Partijen zijn het eens geworden over een voorlopige omgangsregeling en hebben verzocht deze overeenstemming vast te leggen in de beschikking. Gelet hierop gaat het hof ervanuit dat de grief van de vader ten aanzien van de voorlopige omgangsregeling niet langer wordt gehandhaafd en dat de vader zijn verzoek wijzigt overeenkomstig de overeenstemming. Het hof zal de onderstaande regeling opnemen.
5.2.
Partijen zijn een (onbegeleide) voorlopige omgangsregeling met opbouwregeling overeenkomen als volgt:
  • op zaterdag 31 augustus 2024 brengt de moeder [minderjarige] na de zwemles, rond 10.00 uur, naar de vader. [minderjarige] is tot na het avondeten bij de vader, waarna de vader [minderjarige] terugbrengt naar de moeder;
  • op woensdag 4 september 2024 haalt de vader [minderjarige] op van de BSO en is [minderjarige] tot na het avondeten bij de vader;
  • op woensdag 11 september 2024 haalt de vader [minderjarige] op van de BSO en is [minderjarige] tot na het avondeten bij de vader;
  • op zaterdag 14 september 2024 gaat [minderjarige] na de zwemles naar de vader en blijft zij tot na het avondeten op zondag 15 september 2024 bij de vader;
  • op woensdag 18 september 2024 haalt de vader [minderjarige] op van de BSO en is [minderjarige] tot na het avondeten bij de vader;
  • op woensdag 25 september 2024 haalt de vader [minderjarige] op van de BSO en is [minderjarige] tot na het avondeten bij de vader;
  • op zaterdag 28 september 2024 gaat [minderjarige] na de zwemles naar de vader en blijft zij tot na het avondeten op zondag 29 september 2024 bij de vader;
  • op woensdag 2 oktober 2024 haalt de vader [minderjarige] op van de BSO en is [minderjarige] tot donderdag voor school bij de vader;
  • op woensdag 9 oktober 2024 haalt de vader [minderjarige] op van de BSO en is [minderjarige] tot donderdag voor school bij de vader;
  • op vrijdag 11 oktober 2024 is [minderjarige] van vrijdag na school tot na het avondeten op zondag 13 oktober bij de vader;
  • na het omgangsweekend van 11-13 oktober 2024 komen ouders in onderling overleg het vervolg van de regeling overeen.
Daarbij zijn partijen overeengekomen:
  • de ouders komen in onderling overleg de haal- en brengregeling overeen;
  • de ouders spreken voor de zondagen in onderling overleg een andere regeling af indien Feyenoord moet voetballen.
Voorlopige kinderalimentatie
5.3.
De vader voert – samengevat – aan dat hij na de bestreden beschikking een burn-out heeft gekregen waardoor hij sinds 12 februari 2024 een uitkering krachtens de Participatiewet ontvangt. Hij heeft geen draagkracht meer om een bijdrage te betalen in de kosten van [minderjarige] en verzoekt derhalve de bijdrage met ingang van 1 maart 2024 op nihil te stellen.
5.4.
De moeder heeft in het verweerschrift gemotiveerd verweer gevoerd.
5.5.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder aangegeven dat zij instemt met het verzoek van de vader om de door de vader te betalen bijdrage per 1 maart 2024 op nihil te stellen. Het hof zal het verzoek van de vader daarom toewijzen.
in de zaak met zaaknummer 200.340.363/02:
5.6.
Het hof overweegt als volgt.
5.6.1.
Nu er met deze uitspraak van het hof een einde komt aan het geding in hoger beroep, partijen overeenstemming hebben bereikt over de voorlopige omgangsregeling voor de duur van de bodemprocedure en de moeder instemt met het verzoek van de vader tot nihilstelling van de voorlopige kinderalimentatie, heeft de vader naar het oordeel van het hof geen belang meer bij de door hem verzochte voorlopige voorzieningen voor de duur van het hoger beroep. Het hof zal deze verzoeken daarom afwijzen.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.340.363/01:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 januari 2024, voor zover daarbij:
  • bepaald is dat de vader gerechtigd is tot begeleide omgang met [minderjarige] in het omgangshuis te [plaats] van de [organisatie] , waarbij de verdere invulling zal geschieden in nader overleg tussen partijen en [organisatie] ;
  • bevolen is dat partijen gevolg geven aan de oproep van [organisatie] om in onderling overleg te treden over de concrete uitwerking van voormelde begeleide omgangsregeling en om mee te werken aan de uitvoering van die regeling;
  • de [organisatie] verzocht is om uiterlijk 10 juli 2024 een rapport over het verloop van de begeleide omgang over te leggen;
  • met ingang van de datum van de beschikking een door de vader aan de moeder te betalen
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt tussen de vader en
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] de volgende voorlopige omgangsregeling vast:
  • op zaterdag 31 augustus 2024 brengt de moeder [minderjarige] na de zwemles, rond 10.00 uur, naar de vader. [minderjarige] is tot na het avondeten bij de vader, waarna de vader [minderjarige] terugbrengt naar de moeder;
  • op woensdag 4 september 2024 haalt de vader [minderjarige] op van de BSO en is [minderjarige] tot na het avondeten bij de vader;
  • op woensdag 11 september 2024 haalt de vader [minderjarige] op van de BSO en is [minderjarige] tot na het avondeten bij de vader;
  • op zaterdag 14 september 2024 gaat [minderjarige] na de zwemles naar de vader en blijft zij tot na het avondeten op zondag 15 september 2024 bij de vader;
  • op woensdag 18 september 2024 haalt de vader [minderjarige] op van de BSO en is [minderjarige] tot na het avondeten bij de vader;
  • op woensdag 25 september 2024 haalt de vader [minderjarige] op van de BSO en is [minderjarige] tot na het avondeten bij de vader;
  • op zaterdag 28 september 2024 gaat [minderjarige] na de zwemles naar de vader en blijft zij tot na het avondeten op zondag 29 september 2024 bij de vader;
  • op woensdag 2 oktober 2024 haalt de vader [minderjarige] op van de BSO en is [minderjarige] tot donderdag voor school bij de vader;
  • op woensdag 9 oktober 2024 haalt de vader [minderjarige] op van de BSO en is [minderjarige] tot donderdag voor school bij de vader;
  • op vrijdag 11 oktober 2024 is [minderjarige] van vrijdag na school tot na het avondeten op zondag 13 oktober bij de vader;
  • na het omgangsweekend van 11-13 oktober 2024 komen ouders in onderling overleg het vervolg van de regeling overeen;
  • de ouders komen in onderling overleg de haal- en brengregeling overeen;
  • de ouders spreken voor de zondagen in onderling overleg een andere regeling af indien Feyenoord moet voetballen;
bepaalt met ingang van 1 maart 2024 de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , op nihil;
bekrachtigt de beschikking voor het overige;
in de zaak met zaaknummer 200.340.363/02:
wijst af de verzoeken van de vader om bij wijze van voorlopige voorziening een omgangsregeling vast te stellen en de voorlopige kinderalimentatie op nihil te stellen;
in beide zaken:
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.J.M. van Engelen en H.J. Witkamp en is op 19 september 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.