ECLI:NL:GHSHE:2024:2947

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
200.345.817_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek om verschoning in een strafzaak wegens schijn van partijdigheid

In deze zaak heeft de verschoningskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 september 2024 een verzoek om verschoning toegewezen. De verzoekster, mr. S.V. Pelsser, is raadsheer bij het gerechtshof en was eerder betrokken bij de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg. Dit leidde tot een objectief aanknopingspunt voor de schijn van partijdigheid, aangezien zij deel uitmaakte van de kamer die besliste over de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verzoekster heeft op 12 september 2024 een schriftelijk verzoek ingediend op basis van artikel 517 van het Wetboek van Strafvordering, waarin zij aangeeft dat zij niet in staat is om de zaak in hoger beroep te behandelen vanwege haar eerdere betrokkenheid.

De verschoningskamer oordeelt dat een mondelinge behandeling van het verzoek niet nodig is en dat de omstandigheden voldoende zijn om het verzoek toe te wijzen. De kamer benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, maar dat uitzonderlijke omstandigheden kunnen leiden tot een gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. In dit geval is de betrokkenheid van verzoekster in de eerdere fase van de zaak een zwaarwegende aanwijzing voor de schijn van partijdigheid, wat de beslissing om het verzoek toe te wijzen rechtvaardigt.

De beslissing houdt in dat verzoekster zich mag verschonen van de behandeling van de strafzaak van de verdachte, met parketnummer [parketnummer]. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn geïnformeerd over deze uitkomst.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Wrakings- en verschoningskamer
registratienummer wraking/verschoning: 200.345.817/01
datum beslissing: 13 september 2024
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningsverzoeken
op het schriftelijke verzoek zich te mogen verschonen als bedoeld in artikel 517 Wetboek van Strafvordering (Sv) van
mr. S.V. Pelsser,
raadsheer bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, Team Strafrecht,
hierna: verzoekster,
belast met de behandeling van de strafzaak van verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] (hierna: verdachte), met parketnummer [parketnummer],
advocaat: mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens te Maastricht.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 12 september 2024 op de voet van artikel 517 Sv een schriftelijk verzoek ingediend bij de verschoningskamer.
1.2.
De verschoningskamer is van oordeel dat een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege kan blijven. De verschoningskamer beslist op het verzoek als hierna volgt.

2.De motivering

2.1.
Verzoekster heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangevoerd dat op 17 september 2024 de zitting plaatsvindt in de strafzaak in hoger beroep. Verzoekster maakt deel uit van de behandelend kamer. Verzoekster was eerder als rechter betrokken bij de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg. Op 2 december 2014 heeft een pro-forma-behandeling en op 24 februari 2015 heeft een regiezitting plaatsgevonden waarbij verzoekster deel uitmaakte van de behandelend kamer in eerste aanleg. Op deze zitting is over de voorlopige hechtenis van de verdachte, namelijk het al dan niet wijzigen van de schorsingsvoorwaarden, beslist. Omdat verzoekster als rechter al in eerste aanleg inhoudelijk bij de zaak betrokken is geweest, kan verzoekster de zaak niet in hoger beroep behandelen, aldus verzoekster.
2.2.
Uitgangspunt is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheid aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
Indien een rechter van mening is dat er sprake is van feiten en omstandigheden waardoor zijn rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, kan de rechter op grond van artikel 517 Sv verzoeken zich te mogen onttrekken aan een hem of haar toebedeelde zaak.
2.3.
Met inachtneming van het hiervoor weergegeven uitgangspunt, oordeelt de verschoningskamer als volgt over het verschoningsverzoek. De omstandigheid dat verzoekster in eerste aanleg inhoudelijk betrokken is geweest bij de strafzaak, in het bijzonder dat zij deel uitmaakte van de behandelend kamer die heeft beslist omtrent de voorlopige hechtenis van verdachte, levert een objectief aanknopingspunt voor schijn van partijdigheid van verzoekster. Als verzoekster ook de strafzaak in hoger beroep zou behandelen en beslissen, kan daardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade leiden. Gelet op het voorgaande en op de motivering van verzoekster van haar verzoek, is er naar het oordeel van de verschoningskamer een gerechtvaardigde grond voor het verschoningsverzoek. De verschoningskamer zal het verzoek dan ook toewijzen.

3.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van verzoekster toe om zich van de behandeling van de strafzaak van verdachte met parketnummer [parketnummer] te mogen verschonen;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster, de raadsman van verdachte (mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens) en de advocaat-generaal (mr. A.J.M. Clarijs).
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W. van Rijkom, J.P. de Haan en E.H. Schulten en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2024.