ECLI:NL:GHSHE:2024:2936

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
20-001637-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en eenvoudig witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1984, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en het handelen in strijd met de Opiumwet, alsook voor eenvoudig witwassen. De rechtbank had de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken, maar had hem wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij zich enkel richtte op de veroordelingen voor de feiten 2 en 3, die betrekking hebben op de handel in cocaïne en het witwassen van geld. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder toezicht door de reclassering. Het hof heeft ook een gevangenisstraf van twee weken opgelegd voor het opzettelijk aanwezig hebben van 2,9 gram cocaïne, dat niet inhoudelijk aan het oordeel van het hof was onderworpen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en relevante bepalingen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001637-23
Uitspraak : 20 juni 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 juni 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-021231-23 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van het feit ad informandum (feit 5). De verdachte is partieel vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, namelijk ten aanzien van het opzettelijk aanwezig hebben van 0,7 gram cocaïne, alsmede van het onder 4 tenlastegelegde. De rechtbank heeft bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 2,9 gram cocaïne (feit 1), ‘het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’ (feit 2) en ‘witwassen’ (feit 3). Ter zake van voornoemde feiten is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf zijn algemene en bijzondere voorwaarden verbonden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de akte instellen hoger beroep d.d. 13 juni 2023 is het van de zijde van de verdachte ingestelde hoger beroep uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van het onder 2 en onder 3 tenlastegelegde.
Aan het oordeel van het hof zijn derhalve onderworpen de onder 2 en onder 3 tenlastegelegde feiten. De overige tenlastegelegde feiten – zoals hierboven weergegeven onder het kopje ‘hoger beroep’ – zijn niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Voor zover de rechtbank heeft bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 2,9 gram cocaïne (feit 1), zal het hof – gelet op het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering – een straf bepalen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, de onder 2 en onder 3 tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met algemene en bijzondere voorwaarden. Indien en voor zover het hof niet komt tot een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde, heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 5.000,00. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof gelet op het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering voor het onder 1 bewezenverklaarde feit (het opzettelijk aanwezig hebben van 2,9 gram cocaïne) als straf zou moeten bepalen een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
2.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 april 2022 tot en met 26 september 2022 te Breda, en/of te Etten-Leur, en/of/althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer handels- en/of gebruikershoeveelheden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of MDMA (pillen) en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 26 september 2022, te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, en/of te Breda, en/of/althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een (grote) hoeveelheid (contant) geld (€ 5.408,05), althans een of meer voorwerpen/een hoeveelheid (contant) geld,
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en)/geld was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en)/geld voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat/die voorwerp(en)/geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig/eigen misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op tijdstippen in de periode van 18 april 2022 tot en met 26 september 2022 te Breda en/of te Etten-Leur opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden cocaïne en/of MDMA (pillen) en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
3.
hij op 26 september 2022 te Raamsdonksveer een (grote) hoeveelheid contant geld (€ 5.408,05) voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geld – onmiddellijk – afkomstig was uit eigen misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2022 (p. 37), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 26 september (
het hof begrijpt: 26 september 2022) is verdachte [verdachte] ingesloten op het politiebureau. lk vroeg verdachte wat er in zijn onderbroek verstopt zat. Wij hoorden verdachte zeggen: "Ja. handel". Hierop pakte hij een boterhamzakje met daarin na telling 13 ponypacks met daarin wit poeder, vermoedelijk cocaïne. Verdachte: [verdachte] , geboren [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] .

2.Kennisgeving van inbeslagneming (p. 178):

Beslagene
Achternaam [verdachte]
Voornamen [verdachte]
Geboren [geboortedag] 1984
Geboorteplaats [geboorteplaats]
Volgnummer 1
Goednummer PL2000-2022256130-2507773
Categorie omschrijving Geluid en beeldapp/drager
Object Communicatieap (Smartphone)
Merk/type Apple Iphone
Kleur Zwart
3.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 26 september 2022 (p. 19), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
V: Er zijn telefoons aangetroffen. Van wie zijn deze?
A: Dat is een oude telefoon van mij. Hier staat heel veel muziek op dus daarom had ik deze aangezet. Dit is een bruine telefoon. En nog een andere telefoon waar ik gebruik van maak. Dit is een iphone.
V: Welke kleur had die iphone?
A: Zwart volgens mij.
V: Dat is de telefoon waar je gebruik van maakt?
A: Ja.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2022 (p. 62-65), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 20 oktober 2022 onderzocht ik de inhoud van de mobiele telefoon:
Apple Iphone, zwart van kleur, inbeslagname goednummer 2507773.
In de veiliggestelde data van het toestel zag ik meerdere chats in Whatsapp staan die betrekking hebben op verdovende middelen. In de chats zie ik dat de eigenaar van de telefoon door veel verschillende contacten wordt benaderd en dat er vervolgens een afspraak wordt gemaakt voor het kopen van drugs.
De berichten in deze chat zijn verstuurd tussen 25 september 2022, 21:27:11 uur en 26
september 2022, 00:02:07 uur.
Een aantal berichten zijn hieronder uitgewerkt.
[telefoonnummer 1]  [telefoonnummer 2] (owner): Hai zit in fletcher hotel heb je nummer gekregen kan je regelen voor mij?
[telefoonnummer 2] (owner)  [telefoonnummer 1] : Wat heb je nodig en waar?
[telefoonnummer 2] (owner)  [telefoonnummer 1] : Welke Fletcher hotel breda?
[telefoonnummer 1]  [telefoonnummer 2] (owner): Doe maar 1,5 en kan je tikkie sturen zit hotel
[telefoonnummer 1]  [telefoonnummer 2] (owner): nee in Etten Leur
[telefoonnummer 1]  [telefoonnummer 2] (owner): Is voor wit ken ook wel bezinegeld dr bij doen als het nodig is
[telefoonnummer 2] (owner)  [telefoonnummer 1] : ok geen tikkie
[telefoonnummer 2] (owner)  [telefoonnummer 1] : doen we niet aan
[telefoonnummer 1]  [telefoonnummer 2] (owner): ga ff nu naar pomp om bij te pinnen
[telefoonnummer 1]  [telefoonnummer 2] (owner): 15 min bij t hotel doe maar 1,5 heb geregeld
[telefoonnummer 2] (owner)  [telefoonnummer 1] : okee top
[telefoonnummer 1]  [telefoonnummer 2] (owner): Rijden nu hotel hoeveel tijd ben je er
[telefoonnummer 1]  [telefoonnummer 2] (owner): En waar kan ik je aan herkennen
[telefoonnummer 2] (owner)  [telefoonnummer 1] : 13 min donkergrijze Volkswagen polo
[telefoonnummer 1]  [telefoonnummer 2] (owner): Top doe maar parkeerplaats
[telefoonnummer 1]  [telefoonnummer 2] (owner): Wij zwarte Seat Leon
[telefoonnummer 1]  [telefoonnummer 2] (owner): Top spul maat
[telefoonnummer 2] (owner)  [telefoonnummer 1] : Super man fijn om te horen kwaliteit is prioriteit
De berichten in deze chat zijn verstuurd op 21 september 2022
[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] )  [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner): Yo hoorde dat jij wat deed verkopen
[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner)  [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ): Klopt
[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] )  [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner): heb jij coke en pillen?
[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner)  [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ): colombiaans 0,65 halve xtc mmc prijs flakes 1,80 stuk punishers 84 gram, 87 mg, 4.00, 1,10 suiker per 2,00 xanax, 2,50, 200mg, 0,48 gele op 1 2 kilo, 92, 3 staven ketamine pikachu’s 4 bars 5 1000, 100, 10 mg, 12 aanvraag 15 pasta 5,00 puur 72 mdma 3,00. 2cb, 3,50, 500 blauwe cocaïne
[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] )  [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner): oh nice
[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] )  [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner): je die mij voor 5 cocaine flakes heb pullen en van 1 halve
[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner)  [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ): jazeker waar
[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] )  [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner): je komt toch alleen Breda
[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner)  [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ): jazeker
[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] )  [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner): aiiht kan je woonboulevard
[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner)  [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ): jazeker
[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner)  [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ): half uurtje ong
[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] )  [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner): is goed waar op woonboulevard
[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner)  [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ): kfc
In een verwijderd WhatsApp gesprek zag ik de volgende:
- Deelnemers gesprek, verstuurd via Whatsapp:
[telefoonnummer 4] ( [medeverdachte 3] )
[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] owner)
Een aantal berichten zijn hieronder uitgewerkt.
[medeverdachte 3]  [medeverdachte 2] (owner): [naam 1] begint steeds te lijken meer echr jou op
[medeverdachte 2] (owner)  [medeverdachte 3] : lief haha
Verdachte [verdachte] heeft een dochtertje genaamd [naam 1] .
Notities op telefoon
Op de telefoon heb ik verschillende teksten zien staan bij de notities. Op 15-9-2022, 19-09-2022 en 20-09-2022 zie ik drie bestanden welke lijken op raps. In deze teksten komt het volgende naar voren: ‘ [naam 2] en [verdachte] ’, ‘Ga je mee met de [verdachte] ’, en ‘daarom staat de [verdachte] hier’.
[verdachte] heeft in zijn verhoor aangegeven dat hij rapper is. Zijn artiestennaam betreft [verdachte] .
5.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 6 juni 2024 voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik een dochter met de naam [naam 1] heb. [verdachte] is mijn artiestennaam. Er zijn meerdere mensen die teksten voor mij schrijven. De telefoon zou van een van die personen kunnen zijn. Geen van hen heeft een dochter met de naam [naam 1] .

6.Kennisgeving van inbeslagneming (p. 175):

Beslagene
Achternaam [verdachte]
Voornamen [verdachte]
Geboren [geboortedag] 1984
Geboorteplaats [geboorteplaats]
Volgnummer 1
Goednummer PL2000-2022256130-2507771
Categorie omschrijving Geluid en beeldapp/drager
Object Communicatieap (Smartphone)
Merk/type Motorola Mc380 Xt2097
Kleur Blauw
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2022, (p. 104-106), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 20 december 2022 onderzocht ik de inhoud van de mobiele telefoon:
Motorola Mc380 Xt2097, blauw van kleur, inbeslagname goednummer 2507771.
Deelnemers gesprek, verstuurd via Whatsapp:
[telefoonnummer 5] (Owner)
[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 4] )
De berichten in deze chat zijn verstuurd tussen 18 april 2022, 08:04:21 uur en september 2022, 15:25:46 uur. Een aantal berichten zijn hieronder uitgewerkt.
[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 4] )  [telefoonnummer 5] (owner): en wat bende gij sjouwen
[telefoonnummer 5] (owner)  [telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 4] ): druk aan het werk
[telefoonnummer 5] (owner)  [telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 4] ): iedereen is vrij he pasen
[telefoonnummer 5] (owner)  [telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 4] ): dus druk voor mij
[telefoonnummer 5] (owner)  [telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 4] ): heb meer als 4chaufs
[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 4] )  [telefoonnummer 5] (owner): oke dus allemaal auto gekregen maar dan is er toch niemand vrij als er 4 rijden
[telefoonnummer 5] (owner)  [telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 4] ): heb er eigenlijk 6
[telefoonnummer 5] (owner)  [telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 4] ): klennies bedoelde ik allemaal vrij
Opmerking verbalisant: Klennie is straattaal. De betekenis van Klennie is klant of klantje.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2023 (proces-verbaalnummer PL2000-2022256130-30), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik zag dat er in totaal honderden gesprekken op de telefoon van [verdachte] (
het hof begrijpt: de Iphone) stonden welke gingen over het dealen van drugs.
9.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 26 september 2022 (p. 21-23), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
V: Waar bestaan je uitgaven uit?
A: Ik moet mijn ziekenfonds betalen. En mijn sigaretten.
V: Hoe betaal je kleding en dergelijke?
A: Die krijg ik. Soms haal ik het zelf.
10.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 4 januari 2023 (p. 24-30), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
V: Welke inkomsten heb jij?
A: Ik krijg 560 euro per maand vanuit de bijstand. lk krijg ook nog zorgtoeslag per maand ongeveer 90 euro.
V: Heb je daarnaast nog inkomsten?
A: Nee.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2022 (p. 31-32), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 26 september (
het hof begrijpt: 26 september 2022) kreeg ik de melding om te gaan naar het adres [adres 2] . Aldaar zou een auto stil staan. Ik kwam ter plaatse. De bijrijder bleek te zijn: [verdachte] (geboren op [geboortedag] 1984). Ik vernam van de collega's dat zij een hoeveelheid vermoedelijk cocaïne hadden aangetroffen. Hierop is verdachte aangehouden.
Het geld in de broekzak van [verdachte] betrof € 360,-. Het geld in het nektasje van [verdachte] betrof € 960,- en in het grote vakje van het nektasje € 4.070,-. Daarnaast nog een hoeveelheid muntgeld van € 18,05. Coupures van € 50,- en € 20,- en € 10,- en € 5,-. Totaalbedrag € 5.408,05.
12.
Een geschrift, te een iCOV-rapportage omtrent de verdachte (p. 153-158), voor zover inhoudende:
De voorlopige zorgtoeslag voor het jaar 2022 bedraagt € 1336.-.
13.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 december 2022 (p. 165), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Door de ABN AMRO bank werden gegevens verstrekt van [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] . Het betrof het transactie overzicht van de rekening [rekeningnummer] over de periode van 20 april 2021 tot en met 10 oktober 2022.
Het saldo op 20 april 2021 betrof -999,52.
Het saldo op 10 oktober 2022 betrof -802,41
Uit het transactie overzicht bleek dat er geen uitgaven waren voor levensonderhoud, kleding en brandstoffen.
Bewijsoverwegingen
Algemene overweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ten aanzien van feit 2
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging primair bepleit dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is – kort gezegd – naar voren gebracht dat de verdachte ontkent dat de Iphone van hem was. De eigenaar van de telefoon wordt ook aangeduid als ‘ [medeverdachte 2] ’ hetgeen niet past bij (de naam van) de verdachte. Dat in een oud gesprek, een gesprek van 2 augustus 2022, zou worden gesproken over [naam 1] , is onvoldoende om te kunnen concluderen dat het gaat om een telefoon van de verdachte. De verdachte ontkent niet dat de Motorola van hem was. In een gesprek van 18 april 2022 wordt gesproken over ‘klennies’. [medeverdachte 4] heeft bij de raadsheer-commissaris hieromtrent verklaard dat daarmee rapvrienden worden bedoeld. Het gesprek van 18 april 2022 is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de verdachte vanaf dat moment zich bezig zouden houden met de handel in drugs. Indien en voor zover het hof tot het oordeel komt dat de Iphone van de verdachte was, kan slechts bewezen worden verklaard dat hij zich in de periode van 14 september 2022 tot en met 26 september 2022 schuldig heeft gemaakt aan handel in drugs, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat in de in beslag genomen Iphone gesprekken zijn aangetroffen die duiden op handel in drugs. Er worden drugslijsten doorgezonden, prijsafspraken gemaakt en locaties afgesproken ten behoeve van de overdracht van drugs. Naar het oordeel van het hof kan ook buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de in beslag genomen Iphone aan de verdachte toebehoorde en dat hij die telefoon in gebruik had. Het hof wijst in dit verband in het bijzonder op de omstandigheden dat de Iphone op 26 september 2022 onder de verdachte is aangetroffen en in beslag genomen. De verdachte heeft op 26 september 2022 bij de politie ook verklaard dat hij die telefoon gebruikte. Bovendien werd in een gesprek gesproken over [naam 1] . Uit de inhoud van het dossier blijkt ook dat de verdachte een dochter met de naam [naam 1] heeft, hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ook heeft bevestigd. Bovendien zijn in de Iphone notities aangetroffen met de tekst ‘ [verdachte] ’ en ‘daarom staat de [verdachte] hier’, hetgeen overeenkomt met verdachtes artiestenaam ‘ [verdachte] ’. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte naar voren gebracht dat er veel mensen zijn die voor hem teksten schrijven en dat de telefoon van een van die personen zou kunnen zijn. Hij heeft echter ook verklaard dat geen van hen een dochter met de naam [naam 1] heeft. Gelet hierop kan naar het oordeel van het hof dan ook genoegzaam worden geconcludeerd dat de Iphone van de verdachte was, dat hij daarvan gebruik heeft gemaakt en dat de aangetroffen berichten door hem zijn ontvangen en verstuurd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij op 26 september 2022 veel had gebruikt en dat hij niet meer weet wat hij bij de politie heeft verklaard. Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan hetgeen de verbalisanten betreffende het verhoor van de verdachte hebben geverbaliseerd. Hetgeen de verdachte bij de politie heeft verklaard wordt derhalve voor het bewijs gebezigd. Het hof wijst in dit verband voorts op de omstandigheid dat hij – gevraagd naar wat hij in zijn onderbroek had verstopt – zelf heeft gesproken over ‘handel’ en dat hij hierop een boterhamzakje met daarin dertien ponypacks met daarin wit poeder, vermoedelijk cocaïne, heeft gepakt. Niet alleen het woord ‘handel’, maar ook de hoeveelheid bij de verdachte aangetroffen ponypacks duiden op handel in drugs. Gelet op het aangetroffen gesprek van 18 april 2022 acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode van 18 april 2022 tot en met 26 september 2022 schuldig heeft gemaakt aan handel in drugs. In het gesprek van 18 april 2022 wordt onder andere gesproken over ‘klennies’. Het betreft een feit van algemene bekendheid dat daarmee klanten worden bedoeld. Voorts wordt in voornoemd gesprek gesproken over chauffeurs en drukte en lijkt het tegencontact ( [medeverdachte 4] ) direct te begrijpen waarover het gaat.
Het verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 3
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat op 26 september 2022 bij de verdachte een contant geldbedrag is aangetroffen ten bedrage van € 5.408,05. Het hof heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde bewezenverklaard dat de verdachte zich in de periode van 18 april 2022 tot en met 26 september 2022 schuldig heeft gemaakt aan handel in drugs. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat bij de verkoop van de drugs geen gebruik werd gemaakt van digitale betalingen (het sturen van een tikkie). De afnemers van de drugs betaalden met contant geld. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] blijkt dat er honderden gesprekken op de telefoon van de verdachte stonden waarin het ging over het dealen van drugs. Gelet op de inhoud van het dossier en het hiervoor overwogene, is het hof van oordeel dat het onder de verdachte aangetroffen geldbedrag uit eigen misdrijf afkomstig is, te weten de handel in drugs gedurende de periode van 18 april 2022 tot en met 26 september 2022.
Gelet hierop is dus sprake van een gronddelict en komt het hof niet toe aan de toets of de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geldbedrag. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd :
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd :
eenvoudig witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake de onder 2 en onder 3 tenlastegelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met algemene en bijzondere voorwaarden. Indien en voor zover het hof niet komt tot een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde, heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 5.000,00. Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof gelet op het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering voor het onder feit 1 bewezenverklaarde feit (het opzettelijk aanwezig hebben van 2,9 gram cocaïne) als straf zou moeten bepalen een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat – indien en voor zover het hof komt tot een bewezenverklaring van de onder 2 en onder 3 tenlastegelegde feiten – het hof de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf aan welke straf algemene en bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden. Daartoe is – kort gezegd – naar voren gebracht dat oplegging van een taakstraf de verdachte kan helpen om zijn leven verder op de rit te krijgen. Oplegging van een geldboete – zoals subsidiair door de advocaat-generaal gevorderd – acht de verdediging gelet op de financiële situatie van de verdachte niet aangewezen.
Oordeel van het hof
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan,
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de op te leggen straf heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs. Het gebruik van harddrugs vormt een ernstige bedreiging voor de gezondheid van de gebruikers daarvan. Bovendien betreft de handel in harddrugs een schakel in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwricht. De verdachte heeft zich van voornoemde belangen kennelijk niets aangetrokken en heeft gehandeld uit het oogpunt van persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met de inhoud van een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 april 2024. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen eerder onherroepelijk is veroordeeld, ook ter zake soortgelijke strafbare feiten. Dat heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich schuldig te maken aan het bewezenverklaarde handelen. Het hof weegt deze omstandigheid in het nadeel van de verdachte mee bij te op leggen sanctie.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op de inhoud van een reclasseringsadvies d.d. 24 mei 2023. Uit dit advies blijkt dat er geen recente diagnostiek beschikbaar is zodat er geen uitspraken kunnen worden gedaan over eventueel aanwezige persoonlijkheid- en/of psychiatrische problematiek. Voorts blijkt daaruit dat het onder andere ontbreekt aan het vinden van passende dagbesteding en dat er niet eerder sprake is geweest van hulpverlening, maar dat dit wel nodig lijkt om gedragsverandering te kunnen bewerkstelligen. Volgens de reclassering staat de verdachte open voor reclasseringsbemoeienis. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij dit ook bevestigd.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde handelen, alsmede de inhoud van voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Hetgeen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof het passend en geboden de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, ziet het hof aanleiding aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf de hierna te noemen algemene en bijzondere voorwaarden te verbinden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Gelet op het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof een straf bepalen ten aanzien van het niet inhoudelijk aan zijn oordeel onderworpen door de rechtbank onder 1 bewezenverklaarde feit (het opzettelijk aanwezig hebben van 2,9 gram cocaïne). Voor dat feit bepaalt het hof – in navolging van het standpunt van de advocaat-generaal – als straf een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat de verdachte, binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd, zich meldt bij verslavingsreclassering [verslavingskliniek] op het adres [adres 3] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • dat de verdachte medewerking verleent aan diagnostiek en zich , indien nodig,
laat behandelen dan wel begeleiden door [verslavingskliniek] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- dat de verdachte medewerking verleent aan bewustwording van de levensstijl en
middelenproblematiek. Hiertoe werkt veroordeelde binnen het reclasseringstoezicht mee aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
- dat de verdachte medewerking verleent aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het onder 1 bewezenverklaarde op:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 20 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Onder dit kopje wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district De Baronie, basisteam Markdal, registratienummer PL2000-2022257019, datum sluiten 24 januari 2023, doorgenummerd p. 1 tot en met p. 189, met bijlagen. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.