ECLI:NL:GHSHE:2024:291

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
20-002307-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit in huurwoning

Op 2 februari 2024 heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 16 juni 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1972 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit in de periode van 1 januari 2020 tot en met 25 maart 2021 in Cuijk.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand zou opleggen, met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof over de bewezenverklaring, maar voerde aan dat de feiten pas in mei/juni 2020 zijn begonnen. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd, omdat de politierechter niet voldeed aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van 344 hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 104 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verbeterde situatie met betrekking tot onderdak en werk. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een schending van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002308-23
Uitspraak : 2 februari 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, van 16 juni 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-288788-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] Haag op [geboortedag] 1972,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
volgens zijn opgave ter terechtzitting thans verblijvende op het adres: [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking,
veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 120 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de bewezenverklaring - zij het dat de raadsvrouw heeft opgemerkt dat de feiten pas zijn aangevangen in de maand mei/juni 2020 - en een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op verschillende/een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 25 maart 2021 te Cuijk (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid 344, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op verschillende/een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 25 maart 2021 te Cuijk (telkens) een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval (telkens) enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 25 maart 2021 te Cuijk opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid 344 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 25 maart 2021 te Cuijk een hoeveelheid elektriciteit, die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan hem een geheel voorwaardelijke straf zal worden opgelegd. Daartoe is aangevoerd dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte inmiddels zijn verbeterd doordat hij weer onderdak en werk heeft. Daarnaast is er volgens de raadsvrouw sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Verder zijn fundamentele rechten van de verdachte geschonden, doordat tegen hem in deze zaak een procedure tot omzetting van de door de politierechter opgelegde taakstraf in gang is gezet, terwijl deze beslissing nog niet onherroepelijk was en de verdachte in dat kader twee dagen heeft vastgezeten. Dit dient te leiden tot een matiging van de op te leggen straf, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt en stroomdiefstal ten behoeve van de hennepkwekerij. De productie van hennep houdt de illegale handel in softdrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten waarmee de openbare orde ernstig kan worden ondermijnd. Daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft. De verdachte heeft zich daar onvoldoende rekenschap van gegeven en heeft met zijn strafbare handelen, kennelijk uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 november 2023 en de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Uit genoemd Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat de verdachte eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie, maar niet vanwege soortgelijke feiten.
De LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting geven als indicatie voor de op te leggen straf aan een ‘first offender’ bij het telen van 100 tot 500 hennepplanten: een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Anders dan de advocaat-generaal en de verdediging acht het hof het passend en geboden om de verdachte dienovereenkomstig te straffen, zij het dat het hof termen aanwezig acht om ook rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte kennelijk al voor het onherroepelijk worden van de uitspraak van de politierechter is geconfronteerd met een vordering tot omzetting ervan en in dat kader ten onrechte 2 dagen in detentie heeft doorgebracht. Het hof zal per dag 8 uren, derhalve in totaal 16 uren, in mindering brengen op de uit te voeren taakstraf en een taakstraf opleggen van 104 uren, subsidiair 52 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is in deze zaak geen sprake van een schending van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Zowel de procedure in eerste aanleg als in hoger beroep zijn afgerond met een einduitspraak binnen 2 jaren en ook de procedure in zijn geheel heeft niet onaanvaardbaar lang geduurd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
104 (honderdvier) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
52 (tweeënvijftig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. A.E.J. Satink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 2 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.E.J. Satink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.