In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het meermalen overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, in verband met een verkeersongeval dat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij twee inzittenden van een andere auto. De verdachte, geboren in 1952 en woonachtig in Polen, heeft tijdens het rijden in slaap gevallen, wat resulteerde in een aanrijding. De rechtbank had de verdachte een taakstraf van 120 uren opgelegd, met een vervangende hechtenis van 60 dagen en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor dezelfde duur. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor het ongeval, omdat hij werd verblind door de zon en mogelijk een gebrek aan de auto had. Het hof heeft de eerdere verklaring van de verdachte, dat hij in slaap was gevallen, als geloofwaardig beschouwd en de alternatieve scenario's van de verdediging verworpen. Het hof heeft de strafmaat aangepast en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en kampt met gezondheidsproblemen. Het hof heeft de straf als een noodzakelijke prikkel gezien om herhaling te voorkomen.