In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, hebben de ouders van de minderjarige [minderjarige] een verzoek ingediend tot herstel van het gezag en uitbreiding van de omgangsregeling. De ouders, die beiden in een ouder-kindhuis hebben verbleven met hun jongere kind [broertje], hebben betoogd dat zij in staat zijn om een stabiele thuissituatie te bieden. De minderjarige [minderjarige] verblijft sinds maart 2020 bij pleegouders, nadat het gezag van de ouders in 2019 was beëindigd. De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld waarbij [minderjarige] ten minste één keer per veertien dagen bij de ouders verblijft.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 augustus 2024 is er uitvoerig stilgestaan bij de situatie van [minderjarige] en de ontwikkeling van de ouders. De ouders hebben aangegeven dat zij de hulpverlening altijd hebben aanvaard en dat zij nu in staat zijn om voor [broertje] te zorgen. De GI en de pleegouders hebben echter betoogd dat de ouders niet de stabiliteit kunnen bieden die [minderjarige] nodig heeft, en dat de huidige omgangsregeling al veel van hem vraagt. Het hof heeft geconcludeerd dat het herstel van het gezag niet in het belang van [minderjarige] is, omdat dit zou leiden tot onzekerheid over zijn toekomstperspectief.
Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd en benadrukt dat de GI in de toekomst moet blijven onderzoeken of een uitbreiding van de omgang mogelijk is. De ouders hebben niet aangetoond dat zij in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van [minderjarige] duurzaam te dragen, en de huidige omgangsregeling blijft voorlopig gehandhaafd.