ECLI:NL:GHSHE:2024:2887

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
200.339.000_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling tussen vader en kinderen met betrekking tot informatieregeling en omgangsregeling

In deze zaak heeft de vader zijn verzoek in hoger beroep ingetrokken met betrekking tot de zorgregeling voor zijn kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader heeft aangegeven dat hij de kinderen rust en ruimte wil geven, wat leidt tot de beslissing om tot hun achttiende verjaardag geen contact met hen op te nemen. Dit besluit is genomen in het belang van de kinderen, die momenteel therapieën ondergaan en behoefte hebben aan stabiliteit. De moeder zal de vader blijven informeren over het welzijn van de kinderen, zoals eerder door de rechtbank is vastgesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 juli 2024, waar beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De vader heeft zijn grieven niet langer gehandhaafd, wat resulteert in de niet-ontvankelijkheid van zijn verzoeken in hoger beroep. De uitspraak is gedaan door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 september 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 12 september 2024
Zaaknummer: 200.339.000/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/320908 / FA RK 23-2995
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.A.C. Snel,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N. Kloth.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort: deze zaak gaat over het vaststellen van een zorgregeling tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 december 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 15 maart 2024, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de vader verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de (naar het hof begrijpt) hiervoor genoemde beschikking, te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- primair een begeleide omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en de kinderen in het kader van een BOR II, waarbij de regie in handen is van de begeleidende instantie en waarbij deze instantie bepaalt in hoeverre de omgang nog (deels) onbegeleid plaats dient te vinden,
- subsidiair een raadsonderzoek te gelasten naar de vraag of het contact tussen de vader en de kinderen moet worden hersteld,
kosten rechtens.
2.2.
De moeder heeft op 14 mei 2024 een verweerschrift ingediend en het hof verzocht de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het hoger beroep ongegrond te verklaren of af te wijzen, met veroordeling van de vader in de kosten van deze procedure.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de e-mail van 18 maart 2024, met bijlage, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V8-formulier van 1 mei 2024, met bijlagen, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op 2 mei 2024;
- het V6-formulier van 21 juni 2024, met bijlagen, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V6-formulier van 2 juli 2024, met bijlage, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
2.4.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Van de Kinder & Jongeren Rechtswinkel Limburg is op 1 juli 2024 een brief ontvangen, met daarbij gevoegd een brief van [minderjarige 1] . Dezelfde brieven zijn via de advocaat van de moeder ontvangen via de e-mail op 1 juli 2024.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van die brieven zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
[minderjarige 2] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid zijn mening kenbaar te maken.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 juli 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

3.De beoordeling

3.1.
De moeder en de vader hebben een relatie gehad. Uit deze relatie zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1] );
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2] ).
3.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de vader. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
3.4.
Bij beschikking van 12 juli 2019 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht , bepaald dat de contactregeling tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de vader voorlopig zal plaatsvinden onder begeleiding van [instantie 1] / [instantie 2] (BOR-traject). De rechtbank heeft daarnaast de raad opdracht gegeven onderzoek te doen en te rapporteren en adviseren over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank heeft daarna, kort gezegd, bij beschikkingen van
6 april 2020 en 13 november 2020 het BOR-traject verlengd en bepaald dat de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] contact hebben onder begeleiding van [instantie 1] .
3.5.
Bij beschikking van 23 juni 2022 heeft de rechtbank het verzoek van de vader om een zorgregeling vast te stellen tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] afgewezen.
3.6.
Dit hof heeft bij beschikking van 6 april 2023 de hiervoor genoemde beschikking van de rechtbank van 23 juni 2023 bekrachtigd.
3.7.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank een informatieregeling vastgesteld waarbij de moeder de vader met ingang van 1 januari 2024 eens per drie maanden per e-mail dient te informeren over het welzijn van de kinderen, de moeder voegt daarbij steeds een recente en duidelijke foto van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de vader reageert niet op de e-mails van de moeder.
De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten afgewezen. De rechtbank heeft voorts de verzoeken van de vader een zorgregeling vast te stellen en een raadsonderzoek te gelasten afgewezen.
3.8.
De vader kan zich met de beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en het gelasten van een raadsonderzoek niet vinden en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.9.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. De vader wil het contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] herstellen. Het is voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen niet goed dat het negatieve vaderbeeld dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben in stand blijft, terwijl de vader de afgelopen periode hard aan zichzelf heeft gewerkt en een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zo is de vader na een behandeling daarvoor te hebben gekregen inmiddels abstinent van het gebruik van middelen. Ook is de vader verhuisd en heeft hij dagbesteding. De vader zal op korte termijn klinisch opgenomen worden om behandeling te krijgen voor zijn psychotrauma. Doordat er geen enkele vorm van contact is tussen de vader en de moeder en de kinderen kunnen zij zich geen beeld vormen van deze ontwikkelingen en wat dit kan betekenen voor een eventueel herstel van het contact.
3.10.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben de afgelopen jaren hard gewerkt aan het herstellen van de band met de vader. De vader lijkt echter niet in te zien wat zijn handelen voor de kinderen heeft betekend en wat dit met het vertrouwen van de kinderen in de vader heeft gedaan. De kinderen zijn nog volop bezig om de trauma’s van destijds te verwerken. [minderjarige 1] heeft een coach die zij wekelijks spreekt en zij wil geen contact met de vader. [minderjarige 2] gaat naar een psycholoog en heeft een buddy. [minderjarige 2] heeft een heel laag zelfvertrouwen en durft niet meer naar buiten. Om de therapie te kunnen laten slagen, hebben de kinderen rust en stabiliteit nodig. Het afdwingen van contact tussen de kinderen en de vader is niet in hun belang.
3.11.
De raad geeft aan dat de wens van de vader om contact met de kinderen te kunnen hebben invoelbaar is. In de praktijk is dit op dit moment echter niet haalbaar. [minderjarige 1] is al een aantal jaren heel vasthoudend in haar standpunt dat zij geen contact met de vader wil. Ook [minderjarige 2] heeft rust en ruimte nodig om zijn therapie te kunnen volgen. Mogelijk kan die rust en ruimte in de toekomst een opening bieden voor herstel van het contact tussen de vader en de kinderen. Het door de vader verzochte raadsonderzoek zal niet het gewenste effect opleveren.
3.12.
Het hof overweegt als volgt.
3.12.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.12.2.
Naar aanleiding van het verloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de mondelinge behandeling voor enige tijd geschorst. Partijen hebben, bijgestaan door hun advocaten, tijdens de schorsing overleg gevoerd en na hervatting van de mondelinge behandeling hebben zij verklaard een regeling te hebben getroffen over hetgeen hen in hoger beroep verdeeld hield.
3.12.3.
De vader heeft aangegeven in te zien dat de kinderen op dit moment rust nodig hebben en de vader wil hun die rust gunnen. Dit betekent dat de vader, in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , tot de achttiende verjaardag van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geen contact met hen zal opnemen. De vader hoopt dat kinderen in de toekomst contact met hem zullen opnemen, en uiteraard mag dat ook voordat zij achttien jaar worden. Het initiatief hiervoor ligt bij de kinderen. De vader heeft aangegeven dat de deur voor de kinderen altijd openstaat.
3.12.4.
Partijen hebben voorts nadere afspraken gemaakt over de invulling van de informatieregeling. De moeder zal de door de rechtbank opgelegde informatieregeling nakomen en een uitgebreid bericht sturen naar de vader met, waar mogelijk, ook een goede en duidelijke foto van de kinderen.
3.13.
Het hof beschouwt gelet op het voorgaande de verzoeken van partijen als wederzijds ingetrokken en maakt hieruit op dat de vader zijn grieven niet langer handhaaft. Dit betekent dat de vader niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoeken in hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoeken in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.N.M. Antens en
G.M. Goes en is op 12 september 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.