In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder is het niet eens met de toekenning van gezamenlijk ouderlijk gezag over haar minderjarige kind, geboren in 2014, aan zowel haar als de vader, en de vastgestelde contactregeling tussen de vader en het kind. De moeder verzoekt om schorsing van de uitvoerbaarheid van de beschikking en om de benoeming van een bijzondere curator. De vader verzet zich tegen het hoger beroep en stelt dat er geen reden is om de omgang te ontzeggen.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn beide ouders gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder heeft haar zorgen geuit over de omgang van de vader met het kind, onder andere vanwege eerdere bedreigingen en geweld. De vader heeft echter aangegeven dat hij zich verantwoordelijk opstelt en dat er geen objectieve aanwijzingen zijn dat de omgang niet goed verloopt. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders hulpverlening nodig hebben om de communicatie te verbeteren en dat het gezamenlijk gezag in het belang van het kind is. Het hof heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de proceskosten zijn gecompenseerd.