ECLI:NL:GHSHE:2024:2880

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
200.313.061_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen ouders na scheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de minderjarige, geboren in 2014. De vader heeft in hoger beroep verzocht om een uitbreiding van de zorgregeling, terwijl de moeder zich hiertegen verzet uit bezorgdheid over de veiligheid van de minderjarige. Het hof heeft eerder een tussenbeschikking gegeven waarin de Raad voor de Kinderbescherming werd verzocht om onderzoek te doen naar de zorgregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juli 2024 zijn beide ouders gehoord, evenals de raad. De vader heeft positieve resultaten van een hulpverleningstraject aangevoerd, terwijl de moeder twijfels heeft over de emotionele veiligheid van de minderjarige bij de vader. De raad heeft geadviseerd om de zorgregeling verder uit te breiden, maar ook om verdere hulpverlening voor alle betrokkenen in te zetten. Het hof heeft uiteindelijk besloten de zorgregeling te wijzigen, waarbij de minderjarige nu om de week van vrijdag na school tot maandag naar school bij de vader verblijft, en ook tijdens bepaalde weekends en vakanties bij de vader kan zijn. De beslissing van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe regeling is vastgesteld in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer : 200.313.061/01
zaaknummer rechtbank : C/01/371527 / FA RK 21-2563
beschikking van de meervoudige kamer van 12 september 2024
inzake
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.C. van Veenendaal,
tegen
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. L.M. Bakker.
Betreffende: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 in
[geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Oost-Brabant, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort: deze zaak gaat over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige] .

5.De tussenbeschikking van het hof van 15 december 2022

Bij deze beschikking heeft dit hof een beslissing genomen ten aanzien van de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
Het hof heeft voorts, kort gezegd, de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de vraag welke zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] het meest aan de belangen van [minderjarige] tegemoet komt. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden pro forma tot 20 april 2023.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft nadien kennis genomen van:
  • de brief van de raad van 10 januari 2023, met bijlagen;
  • het V6-formulier van de advocaat van de vader van 19 januari 2023, met bijlagen;
  • het V8-formulier van de advocaat van de moeder van 27 januari 2023, met bijlage;
  • de brief van de raad van 14 juni 2023
  • de brief van de raad van 4 juli 2023;
  • de brief van de raad van 1 augustus 2023
  • het rapport van de raad van 4 augustus 2023;
  • het V8-formulier van de advocaat van de moeder van 18 augustus 2023;
  • het V8-formulier van de advocaat van de vader 22 augustus 2023, met bijlagen;
  • het V8-formulier van de advocaat van de moeder van 3 november 2023;
  • het V8-formulier van de advocaat van de vader van 30 november 2023, met bijlagen;
  • de brief van de raad van 22 december 2023, met bijlagen;
  • de brief van de raad van 14 maart 2024;
  • het V8-formulier van 25 maart 2024 van de advocaat van moeder;
  • het V8-formulier van 29 maart 2024 van de advocaat van de vader;
  • het concept-behandelverslag van [instantie 1] van 7 juni 2024, en het Raam Hulpverleningsplan voor [minderjarige] van [instantie 2] van 10 juni 2024, overgelegd door de advocaat van de moeder en de advocaat van de vader.
6.2.
Het hof heeft vervolgens aanleiding gezien om de mondelinge behandeling voort te zetten. Omdat de samenstelling van de raadsheren die de tussenbeschikking van 15 december 2022 hebben gewezen is gewijzigd, heeft de voortgezette mondelinge behandeling plaatsgevonden in een nieuwe samenstelling. In die nieuwe samenstelling wordt deze beschikking ook gewezen. Partijen zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling geïnformeerd over de rechterswisseling.
Bij de mondelinge behandeling die op 3 juli 2024 heeft plaatsgevonden zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en voor wie als tolk heeft opgetreden
D.A.H. Schmitz (tolknummer 276);
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

7.De verdere beoordeling

7.1.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. De vader wil dat de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] verder uitgebreid wordt. De resultaten van het hulpverleningstraject (KUK) dat de ouders en [minderjarige] recent hebben gevolgd zijn positief. De vader is bovendien bereid om mee te werken aan nadere hulpverlening indien dat nodig is. De vader heeft zorgen dat [minderjarige] van de moeder geen emotionele toestemming krijgt om met de vader contact te hebben.
7.2.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. De moeder kan zich niet vinden in een uitbreiding van de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader. De moeder heeft zorgen over de veiligheid van [minderjarige] bij de vader. De vader heeft hulpverlening nodig om [minderjarige] beter te kunnen ondersteunen in zijn gedrag.
7.3.
De raad voert - samengevat - het volgende aan. Het KUK-traject is door de ouders en [minderjarige] goed doorlopen. Wel is er verdere hulpverlening nodig voor de moeder, de vader en voor [minderjarige] . Gelet hierop is een co-ouderschapsregeling op dit moment niet haalbaar, maar de raad ziet geen redenen om het contact tussen [minderjarige] en de vader niet verder uit te bouwen.
7.4.
Het hof overweegt als volgt.
7.4.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
7.4.2.
De raad heeft in zijn rapport van 4 augustus 2023 het hof geadviseerd de beslissing op de verzoeken van de vader ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan te houden, in afwachting van het verloop van het hulpverleningstraject bij KUK en de opvoedondersteuning. Het hof heeft conform dit advies beslist en nadien kennis genomen van het concept-behandelverslag van [instantie 1] van 7 juni 2024 waaruit, onder meer, blijkt dat de ouders in het KUK-traject handvatten aangeboden hebben gekregen om uit de onderlinge strijd te blijven en afspraken met elkaar te leren maken over [minderjarige] . De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verklaard dat dit traject nog niet volledig is afgerond.
De raad heeft tijdens de voortgezette mondelinge behandeling bij het hof geadviseerd verdere hulpverlening voor de ouders en [minderjarige] in te zetten. Voor de vader is het van belang opvoedondersteuning te krijgen bij het kunnen stellen van grenzen aan het gedrag van [minderjarige] . De moeder dient hulpverlening te krijgen om te leren meer te vertrouwen op de vader en hoe met elkaar als ouders afspraken te maken. Voor [minderjarige] is het goed om ondersteuning te krijgen bij het vergroten van zijn weerbaarheid.
Hoewel de ouders dus stappen hebben gezet in de goede richting, is verdere ondersteuning nog nodig. Dit maakt dat een week-op-week-af-regeling, zoals de vader verzoekt, op dit moment (nog) niet haalbaar is. Het hof ziet echter, net als de raad, geen belemmering om de zorgregeling verder uit te breiden. De bezwaren van de moeder tegen een uitbreiding van de regeling heeft zij niet voldoende onderbouwd. Uit het verslag van [instantie 2] van 10 juni 2024 blijkt dat de betrokken hulpverlening een warm contact heeft waargenomen tussen de vader en [minderjarige] en dat er tijdens het contactmoment geen tekenen van onveiligheid zijn gezien. Zoals de raad heeft aangegeven tijdens de voortgezette mondelinge behandeling is het voor [minderjarige] belangrijk dat hij gaat ervaren dat hij zowel bij de moeder als bij de vader mag zijn. Een uitbreiding van de huidige zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] is op dit moment passend en in het belang van [minderjarige] .
7.4.3.
Het hof zal gelet op het voorgaande de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen. [minderjarige] verblijft met ingang van de datum van deze beschikking eens in de twee weken van vrijdag na school tot maandag naar school bij de vader. In het andere weekend zorgt de vader er op zaterdag voor dat [minderjarige] bij de voetbalwedstrijd komt, en gaat [minderjarige] na de voetbalwedstrijd mee naar de vader tot 19.00 uur. Mocht er in dat weekend geen voetbalwedstrijd zijn op zaterdag dan verblijft [minderjarige] vanaf 10.00 uur bij de vader tot 19.00 uur.
De woensdag na school tot na het avondeten blijft in stand. Dat betekent dat [minderjarige] iedere woensdag na school bij de vader is tot na het avondeten.
7.4.4.
De rechtbank heeft het verzoek van de vader om de verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen afgewezen. De rechtbank heeft daarbij overwogen het op dat moment te prematuur te achten een verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen, omdat er toen nog sprake was van een opbouwende contactregeling tussen [minderjarige] en de vader. De rechtbank is er daarbij van uitgegaan dat de ouders in onderling overleg afspraken kunnen maken over de verdeling van de vakanties en de feestdagen.
De ouders hebben tijdens de voortgezette mondelinge behandeling bij het hof verklaard dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling in de vakanties doorloopt. Het is niet gelukt om in onderling overleg een verdeling te maken van de vakanties en feestdagen. Het hof acht het, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in het belang van [minderjarige] dat hij ook vakanties en feestdagen met de vader kan doorbrengen en ziet geen concrete belemmeringen voor toewijzing van het verzoek van de vader. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de positieve lijn die de ouders hebben ingezet, met ondersteuning van de benodigde verdere hulpverlening, zal worden voortgezet. Dit betekent dat het hof het verzoek van de vader ten aanzien van de verdeling van de vakanties en feestdagen zal toewijzen.
7.5.
Het voorgaande leidt er toe dat de bestreden beschikking ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal worden vernietigd. Het hof zal de proceskosten compenseren, gelet op de aard van de procedure en het feit dat de ouders met elkaar getrouwd zijn geweest. Het hof beslist als volgt.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 april 2022, uitsluitend voor zover het de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige] betreft;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige] vast:
[minderjarige] verblijft bij de vader:
  • eens in de twee weken van vrijdag na school tot maandag naar school;
  • in het andere weekend draagt de vader er zorg voor dat [minderjarige] op zaterdag bij de voetbalwedstrijd aanwezig is, waarna [minderjarige] bij de vader verblijft tot 19.00 uur;
  • indien er in dat andere weekend geen voetbalwedstrijd is, verblijft [minderjarige] op die zaterdag bij de vader vanaf 10.00 uur tot 19.00 uur;
  • iedere woensdag na school tot na het avondeten;
stelt de volgende verdeling van de vakanties en feestdagen vast:
  • zomervakantie: in de oneven jaren verblijft [minderjarige] de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder. In de even jaren verblijft [minderjarige] de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader;
  • voorjaarsvakantie: in de oneven jaren verblijft [minderjarige] bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
  • meivakantie: bij helfte te verdelen waarbij [minderjarige] in het geval de meivakantie twee weken duurt, in de even jaren de eerste week bij de vader verblijft en in de tweede week bij de moeder, en in de oneven jaren in de eerste week bij de moeder verblijft en in de tweede week bij de vader en in het geval de meivakantie één week duurt, in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • herfstvakantie: in de even jaren verblijft [minderjarige] bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • Kerstvakantie: bij helfte te verdelen waarbij [minderjarige] in de oneven jaren de eerste week bij de vader verblijft en in de tweede week bij de moeder, en in de even jaren de eerste week bij de moeder verblijft en in de tweede week bij de vader;
  • Kerstavond: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • Eerste Kerstdag: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • Tweede Kerstdag: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
  • Hemelvaartsdag: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder, ingaande de voorafgaande avond om 18:30 uur;
  • Goede vrijdag: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder, ingaande de voorafgaande avond om 18:30 uur;
  • Pasen: in de even jaren Eerste Paasdag bij de vader en de Tweede Paasdag bij de moeder en in de oneven jaren Eerste Paasdag bij de moeder en de Tweede Paasdag bij de vader, ingaande de voorafgaande avond om 18:30 uur;
  • Pinksteren: in de even jaren Eerste Pinksterdag bij de vader en Tweede Pinksterdag bij de moeder en in de oneven jaren Eerste Pinksterdag bij de moeder en Tweede Pinksterdag bij de vader;
  • de verjaardag van [minderjarige] : in de oneven jaren bij de vader, en in de even jaren bij de moeder, waarbij de andere ouder op een nabijgelegen avond de mogelijkheid van viering verkrijgt;
  • verjaardag van de vader/de moeder: in overleg tussen partijen, waarbij [minderjarige] op de verjaardag van de ouder aanwezig zal zijn, ingaande de voorafgaande avond om 18:30 uur;
  • Vaderdag: bij de vader, ingaande de voorafgaande avond om 18:30 uur;
  • Moederdag: bij de moeder, ingaande de voorafgaande avond om 18:30 uur;
  • Sinterklaas: in de even jaren bij de vader, en in de oneven jaren bij de moeder, waarbij de andere ouder op een nabijgelegen avond de mogelijkheid van viering verkrijgt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, J.C.E. Ackermans-Wijn, G.M. Goes, en is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.