ECLI:NL:GHSHE:2024:2825

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
200.337.508_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van contact tussen vader en minderjarige na echtscheiding met ouderschapsbemiddeling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder, vertegenwoordigd door mr. J. El Hannouche, verzoekt de vernietiging van de beschikking van 12 december 2023, waarin de vader toestemming kreeg om de minderjarige te erkennen en een omgangsregeling werd vastgesteld. De vader, vertegenwoordigd door mr. B.S. van Haeften, verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken en de beschikking te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 juli 2024, waarbij beide ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen hebben een affectieve relatie gehad en zijn op 29 januari 2022 getrouwd volgens de Islamitische wet. Het huwelijk is in november 2023 beëindigd. Uit de relatie is de minderjarige geboren, en de moeder oefent van rechtswege het gezag uit. De vader heeft in eerste aanleg verzocht om vervangende toestemming voor erkenning van de minderjarige en om een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank heeft de vader toestemming verleend om de minderjarige te erkennen en een omgangsregeling vastgesteld, maar de moeder is het hier niet mee eens en is in hoger beroep gegaan.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en concludeert dat er geen grond is om te veronderstellen dat de veiligheid van de minderjarige in het geding is. Het hof heeft besloten om de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en partijen door te verwijzen naar Dynamiek Jeugd voor een ouderschapsbemiddelingstraject en begeleide omgang. Het hof benadrukt het belang van contact tussen de vader en de minderjarige en stelt dat er binnen zes maanden na de beschikking een opbouwende omgangsregeling moet worden gestart. De dwangsomregeling is met ingang van 1 mei 2024 vernietigd, omdat beide ouders zich inzetten voor het herstel van contact. De beschikking is op 5 september 2024 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 5 september 2024
Zaaknummer: 200.337.508/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/395182 / FA RK 23-3002
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. El Hannouche,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. B.S. van Haeften.
Als belanghebbende wordt in deze zaak aangemerkt:
mr. I. van Meeteren, kantoorhoudende te ’s-Hertogenbosch, in haar hoedanigheid van bijzondere curator.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat - in het kort - over de erkenning, omgang en informatieregeling ten aanzien van de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 december 2023 en de herstelbeschikking van 1 mei 2024, waarbij de beschikking van 12 december 2023 alsnog uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, beide uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 februari 2024, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de beslissingen, zoals opgenomen in het dictum onder 5.1 en 5.3 t/m 5.5 en - in zoverre opnieuw rechtdoende - verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn inleidende verzoeken (vervangende toestemming erkenning, vaststelling omgangsregeling, inclusief vakanties en feestdagen, dwangsomregeling en informatieregeling), althans deze verzoeken af te wijzen, subsidiair partijen te verwijzen naar het omgangshuis van [plaats] , dan wel een omgangshuis dat het hof juist acht voor een begeleide omgangsregeling, te beginnen met één uur per week, op te bouwen naar onbegeleide omgang, wanneer en voor zover de betrokken begeleiding dit in het belang van [minderjarige] acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 mei 2024, heeft de vader verzocht om de moeder in haar verzoeken in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 juli 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. El Hannouche;
-de vader, bijgestaan door mr. Van Haeften;
-[vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.3.1.
De bijzondere curator heeft het hof op 9 juli 2024 bericht dat zij tijdens de mondelinge behandeling niet aanwezig kan zijn en dat de inhoud van haar verslag als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 13 november 2023;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 27 februari 2024;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 8 juli 2024.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Zij zijn op 29 januari 2022 volgens de Islamitische wet met elkaar in het huwelijk getreden. Het huwelijk is in november 2023 conform de Islam beëindigd.
3.2.
Uit de relatie van partijen is de minderjarige [minderjarige] geboren. De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit.
3.3.
De vader heeft in eerste aanleg verzocht:
  • hem vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] te erkennen;
  • hem tezamen met de moeder te belasten met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] ;
  • hem vervangende toestemming te verlenen om een verzoek in te dienen tot geslachtsnaamswijziging van [minderjarige] in [plaats] ;
  • tussen hem en [minderjarige] een zorgregeling vast te stellen waarbij de vader met [minderjarige] een keer in de veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur omgang heeft, waarbij de vader [minderjarige] bij de moeder ophaalt op de vrijdag en de moeder [minderjarige] op de zondag bij de vader ophaalt, dan wel dat de overdrachtsmomenten bij de ouders van de moeder in [plaats] plaatsvinden, waarbij de vader [minderjarige] dan zal halen en brengen, althans dat de rechtbank een voorlopige omgangsregeling vaststelt die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, zulks op straffe van een dwangsom;
  • een verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen die neerkomt op een verdeling bij helfte, althans een zodanige verdeling vast te stellen die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
  • een informatieregeling vast te stellen, waarbij de moeder de vader een keer per twee weken informeert over de gezondheid, het welzijn en andere gewichtige aangelegenheden van [minderjarige] , onder toezending van een recente foto.
3.4.
Bij de bestreden beschikking van 12 december 2023 - op 1 mei 2024 alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaard - heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang:
-aan de vader toestemming verleend om [minderjarige] te erkennen.
-een reguliere, opbouwende omgangsregeling vastgesteld;
-een regeling voor de vakanties en bijzondere (feest)dagen vastgesteld;
-een informatieregeling vastgesteld;
- een dwangsom vastgesteld voor iedere dag dat de moeder verzuimt om haar medewerking te verlenen aan een omgangsmoment in het kader van de reguliere regeling.
-de beslissing over het gezag en het verzoek ter zake geslachtsnaamwijziging aangehouden tot pro forma 12 april 2024;
-het meer of anders verzochte afgewezen.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.6.
De moeder voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
De grief ten aanzien van de vervangende toestemming voor erkenning handhaaft de moeder niet langer. Door het verstrijken van de tijd is de moeder hier anders over gaan denken. Zij is niet uit op een strijd met de vader en zij beseft dat het in het belang van [minderjarige] is om te weten dat zij twee ouders heeft. Zij is in beginsel ook niet tegen een omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader, maar de omgang moet wel veilig zijn en de moeder heeft hier zorgen over. De vader heeft nooit onbegeleide omgang met [minderjarige] gehad. Het is belangrijk dat er goede werkafspraken worden gemaakt, maar dit is tot op heden niet mogelijk gebleken, omdat de vader hieraan zijn medewerking weigert te verlenen.
De moeder maakt zich zorgen of het de vader niet méér te doen is om haar dan om [minderjarige] . Zij heeft verder zorgen over mogelijk drugsgebruik, geweld en agressie door de vader. Zij is bang dat de vader uit is op eerwraak. Een goede communicatie tussen de ouders is op dit moment niet mogelijk en er is geen enkel vertrouwen in elkaar.
De oplegging van een dwangsom is misplaatst, niet proportioneel en leidt slechts tot meer conflicten. Het enige dat de moeder wil is rust en veiligheid. Een ouderschapsbemiddelingstraject of een raadsonderzoek ligt meer op de weg.
Voor wat betreft de informatieregeling is de moeder deze niet nagekomen op advies van instanties. Zij wil op dit moment geen rechtstreeks contact tussen haar en de vader.
Zij wil bovendien niet dat de vader foto’s van [minderjarige] op social media plaatst. Indien er sprake is van een begeleide omgangsregeling, dan ziet de moeder sowieso niet in waarom zij foto’s zou moeten verstrekken.
In afwachting van een traject voor ouderschapsbemiddeling en (begeleide) omgang, zal de advocaat zo nodig op zich nemen dat de informatieregeling wordt nagekomen.
3.7.
De vader voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
De moeder legt alle gerechtelijke beslissingen naast zich neer. Ze weigert mee te werken aan de omgangsregeling en de informatieregeling. De vader is hierdoor genoodzaakt geweest een tweede kort gedingprocedure te starten.
De vader begrijpt dat het in het belang van [minderjarige] is dat de omgang wordt opgebouwd. Hij heeft een nieuw voorstel aan de moeder voorgelegd, maar zij kan alleen instemmen met begeleid contact en/of met contact onder allerlei voorwaarden.
De vader wil geen liefdesrelatie meer met de moeder onderhouden. Hij wil op een normale manier als ouders van [minderjarige] met elkaar omgaan. Hij mist [minderjarige] enorm en heeft er veel verdriet van dat hij geen contact met haar heeft.
De stelling dat de vader geweld en agressie zou gebruiken en zou zinnen op eerwraak vindt de vader zeer pijnlijk. De moeder probeert de vader bewust in een kwaad daglicht te plaatsen, met het doel dat er geen onbegeleide omgang plaats vindt. De vader betwist ten stelligste dat hij drugs gebruikt. Hij heeft hij zich nooit schuldig gemaakt aan strafbare feiten en is hij nooit door de politie uitgenodigd voor een verhoor, laat staan dat hij veroordeeld is door een rechter. Uit niets blijkt dat de moeder een advies vanuit de politie of slachtofferhulp heeft gekregen om het contact met de vader te blokkeren.
De moeder doet er alles aan om de vader uit het leven van [minderjarige] te wissen. Zij staat geen contact toe en heeft de vader op alle mogelijke manieren geblokkeerd. De vader heeft ook meerdere keren geld naar de moeder overgemaakt, maar deze bedragen zijn door de moeder teruggestort.
Er is geen enkele grond voor begeleide omgang. De wachtlijsten zijn bovendien lang. [minderjarige] is jong en heeft een vader en een moeder nodig. Indien de moeder borstvoeding zou (willen) geven, dan kan zij kolven en staat dit niet in de weg aan contact.
De vader heeft voorts recht op informatie en het is in het belang van het contact tussen [minderjarige] en de vader dat de vader goed geïnformeerd is over haar.
3.8.
De raad heeft - zakelijk weergegeven - het volgende geadviseerd.
De verhalen van partijen staan haaks op elkaar en in beide verhalen lijkt het belang van [minderjarige] te ontbreken. Het is voor [minderjarige] van belang dat zij contact heeft met de vader. Het is positief dat dit nu tijdens de mondelinge behandeling door de moeder wordt erkend. Verder is het in het belang van [minderjarige] dat aan de vader vervangende toestemming is verleend om [minderjarige] te erkennen.
Op dit moment is de moeder de veilige hechtingsfiguur voor [minderjarige] . De vader kan dit ook worden, maar dan moet er wel worden voldaan aan een aantal voorwaarden. Het heeft geen zin om de ouders nu te verplichten om de vastgestelde regeling zonder meer na te komen, want dan is de regeling opnieuw gedoemd te mislukken. [minderjarige] wordt dan door een gespannen moeder meegegeven aan de vader. In zoverre is het niet raar dat de omgang eerst zal worden begeleid. De moeder heeft de vader nooit als vader gezien. Partijen moeten een andere invulling gaan geven aan het ouderschap. Er zijn wel contacten geweest tussen de vader en [minderjarige] , maar deze hebben zich beperkt tot een korte periode.
De moeder moet er vertrouwen in krijgen dat de vader [minderjarige] goed leert kennen en met haar kan omgaan. De vader kan beter inzetten op een goed contact voor de toekomst, dan er nu met grote stappen doorheen walsen.
Het uniform hulpaanbod was een oplossing geweest, maar beide partijen dienen hiermee akkoord te gaan. Tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling heeft de raad aan de ouders een traject bij Dynamiek Jeugd geadviseerd. Zij werken in het hele land, ook aan huis, en zij kunnen zowel begeleide omgang als ouderschapsreorganisatie aanbieden. Daarbij kan het een optie zijn dat een voor de moeder vertrouwd persoon alvast een start maakt om de omgang te begeleiden.
De overwegingen van het hof
3.9.
Het hof overweegt op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht als volgt.
Vervangende toestemming erkenning
3.10.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder haar grief ten aanzien van de vervangende toestemming voor erkenning van [minderjarige] ingetrokken.
Dit brengt met zich dat de moeder in zoverre niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep.
Informatieregeling
3.11.
Op grond van artikel 1:377b van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de ouder die met het gezag is belast gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
3.12.
Voor wat betreft de door de rechtbank vastgestelde informatieregeling heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat zij bereid is de door de rechtbank vastgestelde regeling via haar advocaat na te komen, maar dat zij haar grieven dienaangaande handhaaft. Zij wil, op dit moment althans, geen rechtstreeks contact met de vader.
3.13.
Het hof vindt het belangrijk dat de door de rechtbank vastgestelde informatieregeling in stand blijft.
De vader is al geruime tijd niet meer in het leven van [minderjarige] betrokken, zodat hij niet goed op de hoogte is van de dagelijkse gebeurtenissen in het leven van [minderjarige] , haar gezondheid en bijvoorbeeld haar gewoontes rondom voeding en slaaptijden. Aangezien het contact tussen [minderjarige] en de vader op korte termijn dient te worden hersteld (zie hierna), is het van belang dat de vader bekend is met de dagelijkse zaken en de zorg voor [minderjarige] , zodat hij in staat wordt gesteld om op een goede manier bij [minderjarige] aan te sluiten.
3.14.
Op grond van het voorgaande zal het hof de door rechtbank vastgestelde informatieregeling bekrachtigen.
Omgang
3.15.
In artikel 377a lid 1 BW is bepaald dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Ingevolge het tweede lid van deze bepaling stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
3.16.
De moeder erkent inmiddels dat het voor [minderjarige] belangrijk is dat zij contact heeft met de vader. Zij kan zich op dit moment echter niet vinden in een onbegeleide omgangsregeling.
Het hof stelt voorop dat er geen grond is om te veronderstellen dat de veiligheid van [minderjarige] en/of de moeder bij de vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] in het geding is of dat de vader ongeschikt zou zijn om onbegeleide omgang met [minderjarige] te hebben. Hetgeen de moeder in haar beroepschrift over de vader naar voren heeft gebracht wat betreft vermeend strafrechtelijk handelen, agressief gedrag en/of drugsgebruik is op geen enkele wijze komen vast te staan en blijkt evenmin uit de door de moeder overgelegde brief van Veilig Thuis van 24 juni 2024. Veilig Thuis is betrokken geraakt door de aangifte van de moeder en concludeert in voornoemde brief dat er weliswaar sprake is van een complexe scheidingssituatie, maar dat er geen directe zorgen over de veiligheid van [minderjarige] en de moeder zijn. Het wordt door Veilig Thuis juist zorgelijk geacht dat er al langere tijd geen contact is tussen [minderjarige] en de vader.
3.17.
Het hof concludeert eveneens dat er sprake is van een echtscheidingsstrijd, waarin beide ouders een aandeel hebben. In dit kader heeft de vader zich in het verleden niet altijd op een correcte wijze jegens de moeder gedragen en uitgelaten, hetgeen het vertrouwen van de moeder in de vader ernstig heeft geschaad.
Het vertrouwen van de vader in de moeder is eveneens beschadigd, omdat de moeder de beslissingen van de rechtbank naast zich heeft neergelegd en de vader [minderjarige] al geruime tijd niet heeft gezien.
3.18.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn partijen ermee akkoord gegaan dat het hof partijen, op advies van de raad, zal doorverwijzen naar Dynamiek Jeugd te [plaats] voor het tot stand brengen van het contactherstel tussen de vader en [minderjarige] . Daarnaast hebben de ouders zich bereid verklaard om een ouderschapsreorganisatietraject met elkaar aan te gaan.
Het hof onderschrijft het advies van de raad en vindt het positief dat de ouders bereid zijn om deze trajecten aan te gaan. Op dit moment hebben de ouders namelijk geen enkel vertrouwen in elkaar en zijn zij niet in staat om op ouderschapsniveau met elkaar te communiceren.
Voor het laten slagen van een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] is een minimale vorm van communicatie noodzakelijk, zodat er basisafspraken met elkaar kunnen worden gemaakt over de zorg over [minderjarige] . Daarnaast is het van belang dat er voldoende aandacht is voor de angstgevoelens die de moeder op dit moment ervaart bij een onbegeleide omgangsregeling. Wanneer de moeder gevoelens van angst en weerstand ervaart, kan er namelijk geen prettige, onbelaste overdracht van [minderjarige] aan de vader plaatsvinden.
3.19.
Het voorgaande doet er niet aan af dat het hof in hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht geen aanleiding ziet om een de door de rechtbank vastgestelde - opbouwende - omgangsregeling te wijzigen. Het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat die regeling na een fase van begeleide omgang zo spoedig mogelijk alsnog zal worden uitgevoerd.
3.20.
Het hof acht een periode van zes maanden na de datum van deze beschikking toereikend om het contact tussen de vader en [minderjarige] middels begeleide omgang te herstellen en tevens om aansluitend (nog steeds binnen die zes maanden) te starten met uitvoering van de door de rechtbank vastgestelde - opbouwende - onbegeleide omgangsregeling.
Het is aan Dynamiek Jeugd om hierin, na overleg met de ouders, de regie te voeren en aanwijzingen te geven.
Het hof gaat er daarbij vanuit dat zowel Dynamiek Jeugd als de moeder de nodige voortvarendheid zullen betrachten om het eerste - begeleide - contact tussen [minderjarige] en de vader spoedig tot stand te brengen.
3.21.
De door de rechtbank met concrete data ingevulde opbouw van de regeling voor vakanties en feestdagen kan bij al het voorgaande niet ongewijzigd in stand blijven. Het hof gaat er nu wel van uit dat die vakantieregeling kan worden uitgevoerd met ingang van de herfstvakantie 2025. Het hof zal de door de rechtbank bepaalde regeling dus slechts vernietigen tot en met de zomervakantie 2025. In de tussentijd staat het de ouders uiteraard vrij, in overleg extra dagen de plannen.
Dwangsomregeling
3.22.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank destijds op goede gronden een dwangsomregeling heeft vastgesteld. Omdat de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, heeft het hoger beroep van de moeder op 8 februari 2024, de werking van de beschikking geschorst. Die schorsing verviel weer door de herstelbeschikking van
1 mei 2024.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, ziet het hof nu aanleiding om de rechtbankbeschikking ten aanzien van de dwangsom te vernietigen met ingang van 1 mei 2024.
Inmiddels is gebleken dat beide ouders zich ervoor gaan inzetten dat dat het contact tussen de vader en [minderjarige] via het traject bij Dynamiek Jeugd zal worden hersteld. Op dit moment ziet het hof daarom onvoldoende aanleiding om opnieuw een dwangsomregeling vast te stellen.
Slotsom
3.23.
Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, gedeeltelijk vernietigen en beslissen als volgt.
Het spreekt vanzelf dat partijen van de hierna bepaalde regeling mogen afwijken, echter alleen in goed onderling overleg.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar beroep tegen de door de rechtbank verleende toestemming tot erkenning;
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van
12 december 2023 en van 1 mei 2024 (herstelbeschikking) wat betreft:
- de dwangsomregeling, zulks met ingang van 1 mei 2024;
- de ingangsdatum van de reguliere omgangsregeling;
- de regeling voor vakanties/feestdagen tot en met de zomervakantie 2025;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verwijst partijen naar Dynamiek Jeugd te [plaats] ( [adres] ) voor een ouderschapsbemiddelingstraject en een traject begeleide omgang, met inachtneming van hetgeen in rov. 3.15 t/m 3.21 van deze beschikking is overwogen;
bepaalt dat binnen een termijn van maximaal zes maanden na de datum van deze beschikking onder de regie van Dynamiek Jeugd aansluitend aan de fase van begeleide omgang zal worden gestart met de door de rechtbank vastgestelde reguliere - opbouwende - omgangsregeling;
bepaalt dat de door de rechtbank vastgestelde regeling voor vakanties en feestdagen aanvangt in de herfstvakantie 2025;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst met ingang van 1 mei 2024 af het inleidend verzoek van de vader om een dwangsom te verbinden aan de vastgestelde omgangsregeling;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.M.D.M. van der Linden en
H. van Winkel en is op 5 september 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.