In deze zaak gaat het om een incident ex artikel 351 Rv dat is ingeleid door [X residence] tegen [geïntimeerde] naar aanleiding van de aankoop van een puppy. [geïntimeerde] heeft de puppy, een Pomeranian, gekocht van [X residence], maar de puppy bleek kort na de aankoop ernstig ziek te zijn. Na onderzoek door een dierenarts werd vastgesteld dat de puppy een hoge titer voor het virus Distemper vertoonde, wat leidde tot het inslapen van de puppy op 30 december 2022. [geïntimeerde] heeft [X residence] aansprakelijk gesteld voor de geleden schade en vorderde in de bodemprocedure onder andere een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden. De kantonrechter oordeelde dat de puppy niet aan de overeenkomst voldeed en dat [geïntimeerde] de koopovereenkomst mocht ontbinden, met een schadevergoeding van € 6.836,85 tot gevolg.
In hoger beroep vorderde [X residence] schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis en zekerheidstelling. Het hof oordeelde dat het belang van [geïntimeerde] bij de uitvoerbaarheid van het vonnis zwaarder weegt dan het belang van [X residence] bij schorsing, maar erkende een restitutierisico. Het hof wees de vordering tot schorsing af, maar gaf [geïntimeerde] de opdracht zekerheid te stellen voor de nog te betalen bedragen. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak, die gepland staat voor 11 september 2024.