ECLI:NL:GHSHE:2024:2796

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
200.310.207_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over schadevergoeding in verband met verzekeringsovereenkomst en taxatie van schade

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (hierna: NN) over de schadevergoeding die [appellant] eist in verband met schade aan zijn woning. De procedure is gestart na een eerdere uitspraak van de kantonrechter die de vorderingen van [appellant] had afgewezen. De kern van het geschil betreft de vraag of NN meer moet vergoeden dan het bedrag dat is vastgesteld in de akte van taxatie van 11 april 2019.

De feiten zijn als volgt: [appellant] heeft op 1 september 2018 een verzekeringsovereenkomst afgesloten met NN, beheerd door DIN Assuradeuren. Na een lekkage in zijn woning heeft [appellant] schade gemeld, waarna NN de schade heeft vergoed op basis van de taxatie. [appellant] is van mening dat de kosten voor het terugplaatsen van zijn keuken, die na de schade zijn ontstaan, niet zijn meegenomen in de taxatie en dat hij recht heeft op aanvullende schadevergoeding.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de akte van taxatie geldt als een vaststellingsovereenkomst en dat [appellant] gebonden is aan de inhoud daarvan. In hoger beroep heeft [appellant] drie grieven ingediend, maar het hof heeft geoordeeld dat de grieven niet slagen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.310.207/01
arrest van 3 september 2024
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. C.A. Offermans te Leusden,
tegen
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als NN,
advocaat: mr. F.A.C. Snoeker te Amsterdam,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 28 juni 2022 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer 9018393 CV EXPL 21-617 gewezen vonnis van 19 januari 2022.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 28 juni 2022 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft bepaald;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 5 oktober 2022;
  • de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
  • de memorie van antwoord met productie;
  • de mondeling behandeling van 1 maart 2024, waarbij partij [appellant] spreekaantekeningen heeft overgelegd en partij NN een pleitnota heeft overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

Kern van de zaak
In deze zaak gaat het kort gezegd om de vraag of NN in verband met de door [appellant] gestelde schade (betreffende zijn keuken) aan [appellant] meer verschuldigd is dan het bedrag genoemd in de akte van taxatie van 11 april 2019.
De feiten
6.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
6.1.1
Tussen [appellant] en NN is op 1 september 2018 een verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen het betreft een All-in Woonhuisverzekering.
6.1.2
De verzekering is tot stand gekomen door tussenkomst van You Sure. De verzekeringsovereenkomst wordt beheerd door DIN Assuradeuren, die daartoe door NN is gevolmachtigd.
6.1.3
Op 31 oktober 2018 heeft [appellant] op de begane verdieping van zijn woning een lekkage geconstateerd. Als gevolg van deze lekkage is de houten vloer beschadigd geraakt. [appellant] heeft de schade gemeld bij You Sure. Door You Sure is CED als expert ingeschakeld om de schade te begroten. De expert van CED heeft in zijn rapport van 6 december 2018 geoordeeld dat de gehele vloer vervangen moest worden. You Sure heeft daartoe de firma Schade Regie Centrum (hierna: SRC) ingeschakeld.
6.1.4
In januari 2019 is door SRC een nieuwe vloer geplaatst.
6.1.5
De kosten voor het vervangen van de vloer zijn door NN voldaan. NN heeft de lekkage, hiervoor genoemd onder 6.1.3, schade-evenement 1 genoemd.
6.1.6
SRC heeft herstelwerkzaamheden ten aanzien van de nieuw gelegde vloer verricht.
Daarbij zou door SRC, op 29 januari 2019, een (andere) lekkage van een afvoerleiding in de betonnen vloer zijn ontdekt. NN heeft deze lekkage als een gedekt nieuw schade-evenement beschouwd en schade-evenement 2 genoemd. NN heeft de schade op 8 februari 2019 laten opnemen door een nieuwe schade-expert, EMN. EMN heeft op 17 april 2019 haar uiteindelijke rapportage uitgebracht.
6.1.7
Ten behoeve van de schadevaststelling betreffende schade-evenement 2 heeft [appellant] Claimshulp als contra-expert aangewezen. Bij akte benoeming van experts van 6 maart 2019 zijn [appellant] , de expert van [appellant] (Claimshulp) en de expert van NN (EMN) het volgende overeengekomen:
“(…)
1. Als uitsluitend bewijs van de grootte van de schade overeenkomstig de polis en de daarin vermelde waardegrondslagen zal gelden een taxatie gemaakt door ondergetekende experts, waarvan verzekerde en verzekeraars er ieder één heeft benoemd, en die als blijk van aanvaarding van hun benoeming deze Akte mede ondertekenen.(…)”.
6.1.8
Bij akte van taxatie van 11 april 2019 is de volgende schade vastgesteld:
“ (…)
evenement I
opstal aanvullende herstelkosten € 2.296,16
evenement II
opstal, herstelkosten € 17.290,53
droging € 553,94
elektra ten behoeve van droging € 35,00
opslagkosten inboedel € 545,83
verminderde verkoopwaarde P.M.
(…)”
6.1.9
NN heeft vervolgens nog een bedrag van € 22.489,23 aan [appellant] uitgekeerd.
6.1.10
Nadat de vloer was gelegd heeft You Sure Novanet ingeschakeld. Novanet heeft op 31 mei 2019 een offerte uitgebracht en is op 7 oktober 2019 met de werkzaamheden begonnen om de keuken weer in orde te brengen, die op stelten was geplaatst om de werkzaamheden aan de vloer te kunnen uitoefenen.
6.1.11
Daar [appellant] niet tevreden was over de montage van de keuken door Novanet heeft hij zich tot You Sure gewend.
6.1.12
Bij e-mail van 13 maart 2020 heeft You Sure [appellant] bericht:
“(…)
Het is mij niet geheel duidelijk waarom u zich tot Yousure wendt.
Yousure is niet de verzekeraar, wij zijn slechts de tussenpersoon van [appellant] en wij zijn in het gehele dossier geen opdrachtgever!
Het is mij dan ook geheel niet duidelijk waarom Yousure voor een oplossing zou moeten zorgen.(…)”.
6.1.13
De gemachtigde van [appellant] heeft zich op 15 juni 2020 gericht tot DIN Assuradeuren, gevolmachtigde van NN en volmachtgever van You Sure. Hij heeft DIN Assuradeuren verzocht en gesommeerd te bevestigen dat zij de kosten ter vervanging van de keuken met bijbehorende apparatuur en de door [appellant] gemaakte uren zal vergoeden.
6.1.14
Bij e-mail van 30 juni 2020 heeft DIN Assuradeuren aan de gemachtigde van [appellant] bericht:
“(…)
Met uw brief van 15 juni jl. wendt u zich tot DIN Assuradeuren inzake een schade van [appellant] opgelopen door fouten dan wel toedoen van schadeherstelbedrijven.
Wij gaan er vanuit dat e.e.a. gebaseerd is op een misverstand. DIN Assuradeuren heeft immers niets te maken met, c.q. is geen partij in schade toegebracht door de ingeschakelde schadeherstelbedrijven.
Er bestaat geen enkele relatie tussen DIN Assuradeuren en de ingeschakelde schadeherstelbedrijven.
(…)”.
6.1.15
Ter vaststelling van de schade aan de keuken heeft [appellant] een expertise laten uitvoeren door Top Expertise. Volgens het expertiserapport van Top Expertise van 21 juli 2020 is de keuken onherstelbaar beschadigd en is het noodzakelijk om de keuken door een nieuwe keuken te vervangen. De kosten zijn begroot op € 20.000,-- inclusief btw.
6.1.16
Omdat You Sure en DIN Assuradeuren niets meer van zich lieten horen heeft de gemachtigde van [appellant] NN bij brief van 30 juli 2020 gesommeerd om een bedrag van 20.000,-- aan [appellant] over te maken.
De vorderingen en de uitspraak in eerste aanleg
6.2.1
In de onderhavige procedure heeft [appellant] in eerste aanleg, na wijziging van eis, kort gezegd, gevorderd dat NN wordt veroordeeld tot betaling aan [appellant] van:
a. a) € 24.857,93 ter zake de door [appellant] geleden schade; en
b) € 1.023,58 wegens buitengerechtelijke incassokosten voor zover de competentiegrens daardoor niet wordt overschreden;
met de wettelijke rente over het gevorderde onder a vanaf 11 februari 2020, voor zover daardoor de competentiegrens niet wordt overschreden en de kosten van de procedure voor zover de competentiegrens daardoor niet wordt overschreden en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
6.2.2
Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, ten grondslag gelegd, dat tussen hem en NN een overeenkomst is gesloten op grond waarvan hij is verzekerd tegen materiële schade aan zijn woning. De overeenkomst is door tussenkomst van You Sure gesloten en wordt beheerd door DIN Assuradeuren die daartoe door NN is gevolmachtigd.
Om de werkzaamheden aan de vloer te kunnen uitvoeren is de keuken op stelten geplaatst. Door You Sure is Novanet ingeschakeld om de keuken weer in orde te brengen. Deze is daar niet in geslaagd. Toen You Sure medewerking aan een oplossing weigerde heeft [appellant] zich tot DIN Assuradeuren, als volmachtgever van You Sure, die tevens gevolmachtigde is van NN, gewend. DIN Assuradeuren heeft aansprakelijkheid voor de door Novanet veroorzaakte schade ontkend. [appellant] heeft vervolgens Top Expertise een expertise ter vaststelling van de schade aan de keuken laten uitvoeren en omdat You Sure en DIN Assuradeuren niets meer van zich lieten horen heeft [appellant] NN tot vergoeding van de schade aangeschreven. Omdat NN uitkering van de schade weigert schiet zij toerekenbaar tekort in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Volgens [appellant] dient NN hem primair op grond van artikel 2.2.9 van de polisvoorwaarden de volgende gevolgschade te vergoeden, nu het kosten betreft die zouden zijn ontstaan tijdens het herstel van de gedekte schade:
- € 10.000,-- in verband met de keuken,
- voorlopige herstelkosten van de keuken,
- kosten voor het tijdelijk verhuizen en opslaan van inboedelgoederen,
- het repareren van het stucwerk en het schilderen van wanden,
- elektriciteitskosten in verband met bouwdrogers,
- schade aan de koelvriescombinatie,
- schade in verband met een blokkade in de riolering,
- de kosten voor het inschakelen van een contra-expert,
- het verlies van inkomsten,
- de waarde van de door SRC meegenomen vloerdelen.
Dit komt in totaal op een bedrag van € 24.857,93. Subsidiair stelt [appellant] dat NN op grond van artikel 6:171 BW aansprakelijk is voor schade die uit het foutieve handelen van SRC en Novanet voortvloeit. SRC en Novanet zijn op grond van artikel 2.7.1 van de polisvoorwaarden door NN ingeschakeld ter vergoeding van de schade in natura (herstel) en functioneren als hulppersonen van NN in de zin van artikel 6:171 BW.
6.2.3
NN heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4
Bij tussenvonnis van 28 april 2021 heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling gelast.
6.2.5
Bij eindvonnis van 19 januari 2022 heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
Daartoe heeft de kantonrechter geoordeeld dat:
- de akte van taxatie heeft te gelden als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW en dat [appellant] gebonden is aan de inhoud daarvan (rechtsoverweging 3.3 en 3.4);
- partijen zich gezien de akte van benoeming op voorhand hebben gebonden aan de vaststelling door experts van de schade en dat dat betekent dat NN niet gehouden kan worden tot betaling van meer (rechtsoverweging 3.4);
- NN het beginsel dat [appellant] aan de vaststellingsovereenkomst is gebonden niet heeft verlaten door een hoger bedrag uit te keren (rechtsoverweging 3.4);
- NN heeft voldaan aan haar verbintenis uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst en daarmee aan de verzekeringsovereenkomst (rechtsoverweging 3.5);
- het subsidiaire standpunt van [appellant] niet tot een ander oordeel leidt. [appellant] stoelt zijn stelling op de polisvoorwaarden, maar NN is haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst nagekomen (rechtsoverweging 3.5).
De vorderingen in hoger beroep
6.3.1
[appellant] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot, uitvoerbaar bij voorraad, vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot, opnieuw rechtdoende, toewijzing van de volgende vorderingen van [appellant] :
I. NN te veroordelen tot betaling van een bedrag € 15.715,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het instellen van deze eis tot aan de dag der algehele voldoening, althans tot een bedrag dat het hof in goede justitie rechtvaardig acht;
II. te bepalen dat indien [appellant] de factuur van Claimshulp van € 1.903,30 aan Claimshulp dient te voldoen, NN dit bedrag op het eerste verzoek van [appellant] , doch nadat [appellant] een bewijs van betaling heeft overgelegd, aan [appellant] voldoet;
III. NN te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente en vermeerderd met de nakosten.
6.3.2
Bij memorie van antwoord heeft NN geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties inclusief de nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de betreffende uitspraak tot aan de dag der algehele voldoening.
Eiswijziging
6.4
NN heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van [appellant] . Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.
De grieven
6.5.1
Grief I is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter, in rechtsoverweging 3.4, dat partijen zich gezien de akte van benoeming op voorhand hebben gebonden aan de vaststelling door experts van de schade en dat dat betekent dat NN niet gehouden kan worden tot betaling van meer. Met deze grief en de toelichting daarop betoogt [appellant] dat de kosten die gepaard zijn gegaan met het terugplaatsen van de keuken geen onderdeel uitmaken van de akte van taxatie. De akte van taxatie is van 11 april 2019, terwijl de opname van de schade en het begroten van de herstelkosten die gepaard gaan met het terugplaatsen van de keuken eerst op 29 mei 2019, toen Novanet een bezoek bracht aan [appellant] , heeft plaatsgevonden en de herstelkosten bij offerte van 31 mei 2019 door Novanet zijn begroot. Ook uit het rapport van EMN van 17 april 2019 blijkt, aldus [appellant] , niet dat in het kader van het vaststellen van de schade rekening is gehouden met de kosten die gepaard zullen gaan met het terugplaatsen van de keuken. Daaruit volgt dat het herstellen van de keuken geen onderdeel uitmaakt van de akte van taxatie.
6.5.2
Het hof oordeelt als volgt. Bij akte benoeming van experts van 6 maart 2019 zijn de expert van de zijde van verzekeraars en de expert van de zijde van [appellant] en [appellant] zelf overeengekomen dat als uitsluitend bewijs van de grootte van de schade overeenkomstig de polis zal gelden een taxatie gemaakt door ondergetekende experts. Bij akte van taxatie is de schade door dan wel, zoals ter mondelinge behandeling in hoger beroep door [appellant] , ten aanzien van de expert van zijn zijde, nader is toegelicht, namens, de hiervoor bedoelde experts vastgesteld als hiervoor weergegeven onder 6.1.8. Het betreft een bedrag van € 20.721,46.
[appellant] heeft geen grief gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de akte van taxatie als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW heeft te gelden. Naar ter mondeling behandeling in hoger beroep nader is toegelicht betreft het volgens beide partijen een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van geschil.
Artikel 7:900 lid 1 luidt: “
Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken.(…)”.
Nog daargelaten dat NN heeft betoogd dat blijkens de opname in de akte van taxatie van “
opstal aanvullende herstelkosten” wel rekening is gehouden met de kosten van Novanet, geldt naar het oordeel van het hof dat met de vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van geschil aan de discussie over de omvang van de schade een einde is gekomen. Daaraan doet niet af dat, naar [appellant] betoogt, de opname van de schade en het begroten van de herstelkosten die gepaard gaan met het terugplaatsen van de keuken eerst op 29 mei 2019 heeft plaatsgevonden en de herstelkosten bij offerte van 31 mei 2019 door Novanet zijn begroot. Dat betekent immers niet dat de schadetoestand/rechtstoestand eerst na de akte van taxatie is ontstaan. Ook voor het betoog van [appellant] dat uit het rapport van EMN van 17 april 2019 niet blijkt dat rekening is gehouden met de kosten die gepaard zullen gaan met het terugplaatsen van de keuken, geldt dat dat niet betekent dat de schadetoestand/rechtstoestand eerst na de akte van taxatie is ontstaan. [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd dat de door hem gestelde schadepost die verband houdt met het terugplaatsen van de keuken, geen onderdeel uitmaakt van de akte van taxatie van 11 april 2019. Een vaststellingsovereenkomst is gelet op artikel 7:900 BW immers ook bestemd om van een tussen partijen tevoren bestaande rechtstoestand af te wijken en [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd dat de schadetoestand/rechtstoestand, betreffende het terugplaatsen van de keuken, eerst na de akte van taxatie is ontstaan. Gelet op het voorgaande is bewijslevering niet aan de orde, grief 1 faalt.
6.5.3
Met grief II en de toelichting daarop betoogt [appellant] dat NN, anders dan de kantonrechter in rechtsoverweging 3.4 heeft geoordeeld, het beginsel dat [appellant] aan de vaststellingsovereenkomst is gebonden heeft verlaten. Dit omdat NN meer heeft betaald dan het bedrag dat uit de akte van taxatie volgt. Op 23 mei 2019 heeft NN aan [appellant] toegezegd dat een bedrag van € 12.768,23 aan [appellant] wordt vergoed en na ontvangst van de herstelfactuur van [bedrijf] nog een bedrag van € 9.721,50. Dat betreft tezamen een bedrag van € 22.489,73, dat aan [appellant] wordt vergoed (en waarvan € 21.463,-- de vloer betreft), hetgeen € 1.768,27 meer is dan het bedrag dat volgt uit de akte van taxatie. De opbouw van het bedrag van € 22.489,73 stemt niet overeen met de onderbouwing van de akte van taxatie. Bovenop laatstgenoemd bedrag heeft NN de door Novanet verrichte herstelkosten, naar het hof het betoog van [appellant] begrijpt, van € 8.125,15 vergoed.
6.5.4
Het hof oordeelt als volgt. De omstandigheid dat NN meer aan [appellant] heeft vergoed dan waartoe zij op grond van de akte van taxatie verplicht was, maakt niet dat [appellant] recht heeft op nog meer. Dat geldt ook voor het betoog van [appellant] dat het toegezegde bedrag niet overeenstemt met de onderbouwing van de akte van taxatie. Daarbij maakt het geen verschil of NN het meerdere al dan niet uit coulance, naar NN betoogt en door [appellant] wordt betwist, heeft betaald. Het betoog van [appellant] dat hij bij e-mails van 15 april 2019 aan You Sure en aan Claimshulp heeft bericht niet akkoord te zijn met de akte van taxatie, maakt evenmin dat [appellant] niet aan de akte van taxatie is gebonden. Bij akte benoeming van experts zijn [appellant] , de expert van zijn zijde en de expert van de zijde van verzekeraars overeengekomen dat, als hiervoor bij grief I is geoordeeld, als uitsluitend bewijs van de grootte van de schade overeenkomstig de polis zal gelden een taxatie gemaakt door ondergetekende experts.
Dat [appellant] , naar hij stelt, alle eventueel getekende akten van cessie heeft ingetrokken, maakt, voor zover daar van uit moet worden gegaan, zonder nadere toelichting die hij niet heeft gegeven, evenmin dat hij niet aan de akte van taxatie is gebonden.
6.5.5
Met grief II en de toelichting daarop betoogt [appellant] verder dat NN, anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld, het beginsel dat [appellant] aan de vatstellingsovereenkomst is gebonden heeft verlaten, omdat NN voor het eerst in de gerechtelijke procedure een beroep op de akte van taxatie doet en voorts omdat de akte van taxatie door EMN is opgesteld, terwijl voor de benoeming van EMN CED eveneens als schade-expert betrokken is geweest en gebleven.
6.5.6
Dienaangaande oordeelt het hof dat omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat NN zich in het kader van deze procedure niet op de akte van taxatie zou kunnen beroepen, zijn gesteld noch gebleken. Het betoog van [appellant] dat NN zich voorafgaand aan de procedure op het standpunt stelde dat zij nergens toe gehouden kan worden, omdat zij niet de opdrachtgever van SRC en Novanet is, is, wat daar verder ook van zij, niet voldoende.
Het betoog van [appellant] dat CED als schade-expert betrokken is gebleven, maakt, indien daarvan moet worden uitgegaan, evenmin dat [appellant] niet aan de akte van taxatie is gebonden. Het hof verwijst naar hetgeen hiervoor (onder 6.5.4) is geoordeeld, dat blijkens de akte benoeming van experts is overeengekomen dat als uitsluitend bewijs voor de grootte van de schade overeenkomstig de polis zal gelden de taxatie gemaakt door de experts die de akte van benoeming hebben ondertekend.
6.5.7
Gelet op het voorgaande oordeelt het hof dat [appellant] zijn standpunt dat hij niet aan de akte van taxatie/de vaststellingsovereenkomst is gebonden, niet voldoende heeft onderbouwd en dat daarom bewijslevering niet aan de orde is. Grief II faalt.
6.5.8
Grief III is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter in rechtsoverweging 3.5. Met grief III en de toelichting daarop betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat NN aan haar verbintenis uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst en daarmee aan de verzekeringsovereenkomst heeft voldaan en daarom aan [appellant] geen vordering meer toekomt. Volgens [appellant] is het onjuist dat partijen zich op voorhand hebben gebonden aan vaststelling door experts van de schade, daar de akte van taxatie geen betrekking heeft op de kosten die gepaard gaan met het terugplaatsen van de keuken en NN het beginsel dat [appellant] aan de vaststellingsovereenkomst is gebonden heeft verlaten.
6.5.9
Onder verwijzing naar hetgeen het hof ten aanzien van de grieven I en II heeft geoordeeld, oordeelt het hof dat grief III faalt. Het hof herhaalt dat bij akte benoeming van experts is overeengekomen dat: “(…)
1. Als uitsluitend bewijs van de grootte van de schade overeenkomstig de polis en de daarin vermelde waardegrondslagen zal gelden een taxatie gemaakt door ondergetekende experts, waarvan verzekerde en verzekeraars er ieder één heeft benoemd, en die als blijk van aanvaarding van hun benoeming deze Akte mede ondertekenen.(…)”.
Dat de schadetoestand waarvoor [appellant] vergoeding vordert eerst na de akte van taxatie is ontstaan is gesteld noch gebleken. Dat betekent dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat de akte van taxatie niet is bedoeld ter beëindiging of voorkoming van geschil ten aanzien van de kosten waarvoor hij vergoeding vordert.
6.5.10
Gelet op het voorgaande behoeven de gestelde schadeposten waarvan [appellant] , met vordering I, vergoeding vordert, geen beoordeling.
Het door [appellant] voorwaardelijk gevorderde bedrag van € 1.903,30, vordering II, betreft de kosten van Claimshulp wegens het, naar [appellant] stelt, buiten aanwezigheid van [appellant] , min of meer optreden als belangenbehartiger voor [appellant] bij het voeren van een gesprek met EMN en SRC, omdat het maar niet leek te lukken om de vloer te herstellen. Dienaangaande oordeelt het hof als volgt.
Dat de gestelde schadetoestand/rechtstoestand van € 1.903,30 waarvoor [appellant] voorwaardelijk vergoeding vordert eerst na de akte van taxatie is ontstaan is gesteld noch gebleken. Dat betekent dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat de akte van taxatie niet is bedoeld ter beëindiging of voorkoming van geschil ten aanzien van de kosten waarvoor hij voorwaardelijk vergoeding vordert.
6.5.11
Gelet op het voorgaande behoeft het betoog van [appellant] dat NN op grond van artikel 6:171 BW aansprakelijk is voor de schade die uit foutief handelen van SRC en Novanet voortvloeit evenmin beoordeling.
Het hof voegt daar aan toe dat, anders dan [appellant] betoogt, blijkens artikel 2.7.1 van de polisvoorwaarden NN geen opdrachtgever is van SRC en Novanet.
Artikel 2.7.1 luidt:
“(…)
Vergoeding in natura
Wij hebben het recht om (een deel van) uw schade in natura te vergoeden. In dat geval laten wij de schade herstellen door een bedrijf dat wij zelf aanwijzen en namens u inschakelen. Is er na het herstel nog sprake van waardevermindering van uw woonhuis? Dan ontvangt u daarvoor een vergoeding. We kiezen alleen voor herstel als u daardoor op een redelijke manier schadeloos wordt gesteld.
Dat [appellant] gelet op de woorden “
namens u inschakelen” in voornoemd artikel heeft mogen begrijpen dat NN de opdrachtgever was, is door hem onvoldoende onderbouwd. Niet voldoende is dat, naar [appellant] betoogt, NN feitelijk de opdrachtgever was. Gelet op het betoog van NN, ter nadere toelichting bij de mondelinge behandeling in hoger beroep, dat Novanet onderaannemer van SRC was, is evenmin voldoende dat, naar [appellant] stelt, Novanet SRC als opdrachtgever zag. Bewijslevering is gelet op het voorgaande niet aan de orde.
Slotsom
6.5.12
Al het voorgaande betekent dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen en dat [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep zal worden veroordeeld.
6.5.13
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van NN zullen vastgesteld worden op:
  • Griffierechten € 2.135,--
  • Salaris advocaat € 2.428,-- (2 punt(en) x tarief II)
  • Nakosten € 178,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.741,--
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten € 4.741,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [appellant] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het arrest daarna wordt betekend, dan moet hij € 92,-- extra betalen vermeerderd met de kosten van betekening;
veroordeelt [appellant] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijs af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. Y.L.L.A.M. Delfos-Roy, F.C. Alink-Steinberg en
J.M.W. Werker en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 september 2024.
griffier rolraadsheer