ECLI:NL:GHSHE:2024:2789

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
20-000853-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake laster met betrekking tot ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor laster. De politierechter heeft op 18 december 2023 een verstekvonnis uitgesproken, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 1.400,- subsidiair 24 dagen hechtenis. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, maar de advocaat-generaal heeft betoogd dat het hoger beroep niet ontvankelijk is omdat het niet tijdig is ingesteld. De verdachte stelt dat hij binnen veertien dagen na betekening van het vonnis in hoger beroep is gekomen, maar het hof oordeelt dat de verdachte op de hoogte was van de zitting op 18 december 2023 en dat hij het hoger beroep te laat heeft ingesteld. Het hof concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, omdat hij niet binnen de wettelijke termijn heeft gehandeld en geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar maken. De omstandigheid dat de verdachte niet heeft getekend voor ontvangst van de oproep voor de zitting doet hieraan niet af.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000853-24
Uitspraak : 11 juli 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 18 december 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-085603-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft verdachte ter zake van:
- feit 1 primair: “laster”,
veroordeeld tot:
-een geldboete van € 1.400,- subsidiair 24 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet ontvankelijk in het hoger beroep zal verklaren nu dit niet tijdig is ingesteld.
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij ontvankelijk is in het hoger beroep omdat hij binnen veertien dagen nadat het vonnis aan hem in persoon is betekend in hoger beroep is ingekomen. Verdachte heeft aangegeven dat hij de oproep voor de zitting van 18 december 2018 heeft ontvangen maar dat dit niet rechtsgeldig aan hem is betekend omdat hij niet voor ontvangst ervan heeft getekend.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof stelt het navolgende voorop.
De wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit kan geschieden, die termijnen zijn van openbare orde. Artikel 408 lid 1 onder c Wetboek van Strafvordering, houdt in dat hoger beroep dient te worden ingesteld wanneer er zich anderzijds een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting de verdachte te voren bekend was. Overschrijding van de termijn voor hoger beroep door de verdachte, betekent in de regel dat hij niet in dat hoger beroep kan worden ontvangen. Dit gevolg kan daaraan uitsluitend niet worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn.
In het verband van deze vooropstelling stelt het hof vast dat de politierechter op 18 december 2023 bij verstek de bestreden uitspraak tegen verdachte heeft gedaan.
Deze uitspraak is op 18 maart 2024 aan verdachte in persoon uitgereikt waarna verdachte daartegen bij akte van 25 maart 2024 hoger beroep heeft ingesteld.
Uit een door verdachte in de appelschriftuur behorende bij de grieven van 25 maart 2024 op pagina 26 is verder het volgende opgenomen.
“9 november 2023
Ik ontvang op 9 november 2023 een brief van het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant, gedagtekend 24 oktober 2023. In die brief word ik opgeroepen te verschijnen voor de politierechter op 18 december 2023 bij de rechtbank te Breda om 11:00 uur.”
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de betreffende oproep voor de terechtzitting van 18 december 2023 heeft ontvangen maar dat deze niet rechtsgeldig is betekend omdat hij niet voor ontvangst heeft getekend.
Het hof leidt uit het vorenstaande af dat verdachte weliswaar tijdig binnen veertien dagen nadat het verstekvonnis aan hem in persoon is uitgereikt daartegen hoger beroep heeft ingesteld maar dat uit de appelschriftuur van 25 maart 2024 alsmede de mededeling van de verdachte ter zitting in hoger beroep tevens volgt dat hem dag van de zitting van 18 december 2023 te voren bekend was. Dit impliceert, ingevolge het bepaalde in artikel 408 lid 1 onder C Wetboek van Strafvordering, binnen veertien dagen na de uitspraak van 18 december 2023 daartegen hoger beroep had moeten instellen. Nu dit hoger beroep – zoals hiervoor weergegeven – pas op 25 maart 2024 is ingesteld kan verdachte in beginsel niet in het hoger beroep worden ontvangen. Nu verdachte geen niet aan hem toe te rekenen omstandigheden heeft aangevoerd welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn, zal het hof verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
De omstandigheid dat verdachte niet heeft getekend voor de ontvangst van de oproep voor de zitting van 18 december 2023 doet aan het vorenstaande niet af.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. van der Meijs, griffier,
en op 11 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.