Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige] (hierna: [minderjarige] ),
1.Het geding in eerste aanleg
3.De beoordeling
4.De beslissing
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2013, die in zorg is bij de moeder en grootmoeder. De moeder had in eerste aanleg verzocht om vernietiging van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die een brede machtiging tot uithuisplaatsing had verleend aan de Stichting Jeugdbescherming Brabant (GI). De moeder stelde dat de plaatsing bij grootmoeder (mz) moest worden voortgezet, terwijl de GI de plaatsing bij een andere pleegmoeder voorstelde. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 augustus 2024 zijn de moeder, de GI en grootmoeder (mz) gehoord. De moeder trok haar verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking in, waardoor zij niet-ontvankelijk werd verklaard in dat verzoek. Het hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden en dat de GI terecht een brede machtiging tot uithuisplaatsing had gekregen. De rechtbank had eerder al vastgesteld dat de moeder niet in staat was om voor de minderjarige te zorgen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de moeder af. De beslissing benadrukt dat het niet de taak van de rechter is om de GI te instrueren over de specifieke plaatsing van de minderjarige, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn, wat hier niet het geval was.