ECLI:NL:GHSHE:2024:2755

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
200.338.952_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak voor onderbewindstelling van een rechthebbende met psychische problematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende, die al jarenlang kampt met psychische problematiek. De rechthebbende, die geen financiële problemen heeft en haar vaste lasten kan voldoen, was van mening dat de instelling van het bewind niet gerechtvaardigd was. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende zich onder druk voelde staan om het verzoek tot onderbewindstelling te ondertekenen en dat zij niet door de kantonrechter was gehoord. Dit leidde tot de conclusie dat er geen noodzaak was voor het bewind, aangezien er geen schulden of problematische financiële situaties waren. De bewindvoerder heeft weliswaar haar werkzaamheden naar behoren verricht, maar de zorgen over de rechthebbende's welzijn waren niet voldoende om een onderbewindstelling te rechtvaardigen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Limburg vernietigd en het verzoek tot onderbewindstelling afgewezen. De bewindvoerder krijgt een vergoeding voor haar werkzaamheden tot aan de vernietiging van het bewind.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 29 augustus 2024
Zaaknummer: 200.338.952/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10779395 BM VERZ23-5213
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende bij [instelling] ( [instelling] ) te [plaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de bewindvoerder en mentor],
vennoot van [kantoor] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder en mentor van de rechthebbende,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
[de broer] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de broer,
[de zus],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de zus.
Deze zaak gaat - in het kort - over de onderbewindstelling ten aanzien van de (toekomstige) goederen van de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 18 december 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 maart 2024, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft het ingestelde bewind en in zoverre opnieuw rechtdoende te bepalen dat het verzoek tot onderbewindstelling wordt afgewezen.
2.2.
Er is geen verweerschrift binnengekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Theeuwen-Verkoeijen namens de rechthebbende;
  • de bewindvoerder.
2.4.
De rechthebbende, de broer en de zus zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de rechthebbende d.d. 27 maart 2024.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, met ingang van 1 januari 2024 de goederen die aan de rechthebbende (zullen) toebehoren onder bewind gesteld en ten behoeve van de rechthebbende een mentorschap ingesteld, met benoeming van [de bewindvoerder en mentor] voornoemd tot bewindvoerder en mentor.
3.2.
De rechthebbende kan zich met de beslissing tot onderbewindstelling niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.3.
De rechthebbende voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
Ze is door het personeel van de zorginstelling waar ze verblijft en de bewindvoerder benaderd om bewind (en mentorschap) aan te vragen. Ze voelde zich overvallen en aangespoord om akkoord te gaan met de aanvraag van het bewind. Het verzoek tot bewind is vervolgens namens de rechthebbende in persoon ingediend. Het had op de weg van de instelling ( [instelling] ) gelegen om het bewind op hun titel aan te vragen.
Aangezien de rechthebbende het verzoek zelf heeft ingediend is ze door de kantonrechter niet gehoord. Ze is daardoor onterecht niet in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. De bestreden beschikking is bovendien onvoldoende gemotiveerd. Er is volstaan met een standaardoverweging, terwijl de feitelijke financiële situatie van de rechthebbende niet is meegewogen. Van een noodzaak voor het bewind is niet gebleken. De rechthebbende heeft geen schulden en haar vaste lasten worden automatisch voldaan. Het gegeven dat de rechthebbende (tijdelijk) met een zorgmachtiging is opgenomen in een instelling vormt geen grond om het bewind in te stellen. De rechthebbende kampt al jarenlang met psychische problematiek, maar dit heeft nooit een aanleiding gevormd voor een onderbewindstelling.
Het gaat op dit moment best goed met de rechthebbende. Zij heeft baat bij de behandeling.
De rechthebbende ervaart veel onrust van het bewind en ze wil graag zelf de regie voeren over haar financiële situatie. Zonodig kan ze budgetbeheer via de gemeente aanvragen of andere vrijwillige hulpverlening.
3.4.
De bewindvoerder voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
De bewindvoerder heeft samen met de maatschappelijk werker van [instelling] met de rechthebbende gesproken over het bewind. Aan de rechthebbende is toen de keuze gelaten om er nog wat langer over na te denken, maar dat vond ze niet nodig. Ze gaf aan dat ze met het bewind akkoord is, zolang ze bij [instelling] verblijft. Voor de bewindvoerder is de situatie duidelijk. Zo heeft zij bijzondere bijstand voor de rechthebbende aangevraagd, omdat de rechthebbende dit zelf niet van de grond kreeg. De rechthebbende heeft ook hulp nodig voor het tijdig laten keuren van haar auto. De vorige keer heeft de broer hiermee geholpen, maar hij is op dit moment niet in beeld.
Het contact tussen de bewindvoerder en de rechthebbende is goed en in zoverre krijgt de bewindvoerder niet mee dat de rechthebbende een probleem ervaart met het ingestelde bewind. Er zijn geen schulden en er is een financiële buffer van circa € 5.000,-.
De rechthebbende krijgt een WIA-uitkering van circa € 1.450,- per maand en daarnaast huurtoeslag en zorgtoeslag. Er wordt € 90,- per week leefgeld uitgekeerd. Hiervan hoeft geen eten en drinken te worden aangeschaft, want dit krijgt de rechthebbende in de instelling. De bewindvoerder heeft geregeld dat de rechthebbende een lage eigen bijdrage aan het CAK betaalt.
Betalingen lopen grotendeels automatisch, maar eenmalige betalingen blijven weleens liggen. De post komt nu bij de bewindvoerder binnen. Wanneer de post bij de rechthebbende thuis of via de centrale postkamer van de instelling zou binnenkomen, zal er vermoedelijk wel een week overheen gaan voordat de post de rechthebbende bereikt. Indien het hof van oordeel is dat het bewind moet worden opgeheven, kan beter worden gewacht totdat de rechthebbende weer thuis woont.
De bewindvoerder maakt zich wel zorgen over het welzijn van de rechthebbende. Vanaf het moment dat de rechthebbende bij [instelling] verblijft is ze abstinent van alcohol. Ze krijgt steeds vaker toestemming om een aantal dagen naar huis te gaan. Binnenkort gaat ze waarschijnlijk voor twee nachten naar huis. Het risico bestaat dat ze dan weer alcohol gaat gebruiken, met nare gevolgen voor haar psychisch welbevinden. Als ze meer geld tot haar beschikking heeft is het voor haar makkelijker om meer alcohol te drinken.
Het wettelijk kader
3.5.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
De overwegingen van het hof
3.6.
Het hof overweegt op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht als volgt.
Ontvankelijkheid
3.7.
De rechthebbende heeft het verzoek tot onderbewindstelling ondertekend en het verzoek is door of namens haar ingediend. Dit maakt dat zij in hoger beroep zou kunnen worden aangemerkt als een zogenoemde spijtoptant. Het hof ziet echter geen aanleiding om de rechthebbende in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechthebbende is een kwetsbaar persoon, die vanuit een situatie waarin zij vanwege haar psychische problematiek bij [instelling] is opgenomen, heeft ingestemd met het bewind. Ze heeft in hoger beroep aangevoerd dat ze zich onder druk van de instelling voelde staan om het verzoek te ondertekenen. Daar komt bij dat de rechthebbende door de kantonrechter niet is gehoord, zodat ze geen gelegenheid heeft gehad om daar haar zienswijze kenbaar te maken.
Deze omstandigheden maken dat het hof het verzoek inhoudelijk zal beoordelen.
Is er een noodzaak voor het bewind?
3.8.
Het hof is er voldoende van overtuigd geraakt dat de rechthebbende in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te behartigen. De rechthebbende heeft al jarenlang te kampen met psychische problematiek en er is in het verleden vaker sprake geweest van een opname. Voor zover bij het hof bekend heeft dit nooit geleid tot financiële problemen en/of een problematische schuldensituatie. Hiervan is nu ook geen sprake. De bewindvoerder heeft verklaard dat de rechthebbende geen schulden heeft en er voldoende spaargeld is.
De bewindvoerder heeft wel zorgen over de rechthebbende - hetgeen voorstelbaar is - maar het enkele feit dat er zorgen zijn dat er in de toekomst mogelijk iets misgaat, kan geen grond vormen om een bewind in te stellen. De zorgen zien bovendien niet zo zeer op het bewind, maar meer op het welzijn van de rechthebbende.
Verder is uit de stukken gebleken dat er vanuit [instelling] ook geen gronden naar voren zijn gebracht waaruit blijkt dat een bewind noodzakelijk is.
De maatschappelijk werker van [instelling] heeft ter ondersteuning van het inleidend verzoek een email geschreven ten behoeve van de aanvraag van het bewind en mentorschap. Ze schrijft in dit bericht (gedateerd 24 oktober 2023) dat ze geen argumenten heeft waarom het bewind zou moeten worden aangevraagd, behalve dat de rechthebbende gedurende de opname bij [instelling] geen post ontvangt en bepaalde zaken hierdoor niet kan regelen. Verder zou de rechthebbende weinig gebruik maken van digitale communicatiemogelijkheden.
Daarnaast bevindt zich bij de stukken een verklaring van een verpleegkundig specialist van
1 november 2023, waarin als mogelijk argument voor een aanvraag van het bewind wordt genoemd dat de rechthebbende geen belastingaangifte zou doen en dat de rechthebbende geen gebruik zou maken van extra voorzieningen. Ondersteuning zou daarom nodig en helpend zijn.
Deze feiten en omstandigheden kunnen een onderbewindstelling niet rechtvaardigen.
Gedurende de opname van de rechthebbende bij [instelling] kan met de hulp van de maatschappelijk werker geregeld worden dat de post van de rechthebbende wordt doorgezonden naar [instelling] . Ook het gegeven dat de rechthebbende geen belastingaangifte doet en/of het gegeven dat de rechthebbende op andere wijze mogelijk gelden misloopt, rechtvaardigt een ingrijpende maatregel als de instelling van het bewind niet.
Er zijn geen andere concrete feiten of omstandigheden gesteld of gebleken van waaruit kan worden geconcludeerd dat er een noodzaak is voor het bewind.
3.9.
Dit betekent dat de grieven van de rechthebbende slagen.
3.10.
Het voorgaande doet er niet aan af dat de bewindvoerder haar werkzaamheden naar behoren heeft verricht en dat zij zich ten behoeve van de rechthebbende heeft ingespannen om diens vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Zo is het mede aan de bewindvoerder te danken dat de rechthebbende de komende jaren slechts een lage eigen bijdrage aan het
CAK hoeft te betalen, zodat ze gedurende de opname bij [instelling] haar eigen woning kan behouden.
3.11.
Vanwege de werkzaamheden die de bewindvoerder heeft verricht zal het hof bepalen dat zij een vergoeding krijgt voor de aanvangswerkzaamheden, voor de periode dat het bewind is uitgevoerd en voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording.
3.12.
Verder heeft op grond van artikel 1:384 BW juncto 1:448 lid 4 BW te gelden dat indien een beschikking waarbij een bewind is uitgesproken in hoger beroep wordt vernietigd en het verzoek tot onderbewindstelling alsnog wordt afgewezen, de taak van de bewindvoerder daags na deze uitspraak eindigt. De inmiddels door de bewindvoerder of met haar toestemming verrichte handelingen blijven voor de onder bewind gestelde verbindend.
De slotsom
3.13.
Het inleidend verzoek strekkende tot instelling van een bewind over de goederen die aan de rechthebbende (zullen) toebehoren zal alsnog worden afgewezen. In zoverre zal de bestreden beschikking worden vernietigd.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van
18 december 2023,voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het verzoek strekkende tot instelling van een bewind over de goederen die aan [de rechthebbende] , geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats], toebehoren of zullen toebehoren;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze beschikking de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en een - zo mogelijk door haar voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, overlegt;
bepaalt dat de bewindvoerder een vergoeding krijgt voor de aanvangswerkzaamheden, voor de periode dat het bewind is uitgevoerd en voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording, conform de in Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire bedragen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.M.J. Peters en M.A. Ossentjuk
en is in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2024 door mr. C.M.J. Peters in
tegenwoordigheid van de griffier.