ECLI:NL:GHSHE:2024:2714

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
20-002914-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en mishandeling in Breda met betrekking tot een incident bij shoarmazaak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1991, was eerder veroordeeld voor opzettelijke vernieling en mishandeling. Het hof heeft het hoger beroep behandeld naar aanleiding van een incident dat plaatsvond op 23 juli 2023 te Breda, waarbij de verdachte opzettelijk een ruit vernielde die toebehoorde aan de shoarmazaak [benadeelde] en de medewerker [slachtoffer] mishandelde. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en heeft de eerdere veroordeling bevestigd. De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde] en [slachtoffer] zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van respectievelijk €480,00 en €500,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft de strafmaat en de schadevergoedingsmaatregelen vastgesteld, waarbij gijzeling kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002914-23
Uitspraak : 12 augustus 2024
VERSTEK (ONIP)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 31 oktober 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-182264-23, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen’ (feit 1) en ‘mishandeling’ (feit 2) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis. Voorts heeft de politierechter een beslissing genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde] en [slachtoffer] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat deze toegewezen dient te worden zoals de politierechter heeft gedaan. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat deze integraal toegewezen dient te worden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met de aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juli 2023 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 23 juli 2023 te Breda [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen te duwen en/of (met gebalde vuist) tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 23 juli 2023 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield;
2.
hij op 23 juli 2023 te Breda [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen met gebalde vuist tegen het gezicht te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de Politie-Eenheid Zeeland-West-Brabant, proces-verbaalnummer PL2000-2023187449 op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant, gesloten d.d. 26 juli 2023, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, alsmede geschriften, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-40. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte met fotobijlagen, d.d. 23 juli 2023, dossierpagina’s 5-11, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
p. 5
Ik werk bij de eettent [benadeelde] aan [adres 2] . Ik doe aangifte van vernieling namens [benadeelde] . Daarnaast heb ik als gevolg van de vernieling zelf letsel opgelopen.
Op 23 juli 2023, omstreeks 04.10 uur zag ik een man richting het raam lopen. Ik zag dat de man voor het raam ging staan op ongeveer 50 centimeter afstand van mij.
p.6
Ik zag dat de man met beide handen vuisten maakte. Ik zag dat de man slingerende bewegingen maakte met zijn armen richting mijn gezicht. Ik zag en voelde meerdere vuistslagen tegen mijn gezicht aankomen. Ik voelde vier tot zes vuistslagen tegen mijn gezicht aankomen. Ik had hierdoor direct pijn aan mijn nek.
Ik zag en hoorde dat de man met twee handen tegen het raam begon te slaan. Ik zag en hoorde dat het harde stoten waren. Ik zag dat hij dat meerdere keren deed. Ik zag dat het raam hierdoor barstte en naar binnen klapte. Ik had direct pijn aan mijn rechter arm, pols en vingers. Ik keek naar mijn arm, pols en vingers en zag dat ik meerdere scherven in mijn arm, pols en vingers had. Ik trok deze scherven uit mijn lichaam en ik zag veel bloed. Ik kreeg ook direct hoofdpijn. Ik schrok hier erg van. Ik zag dat de man via het raam naar binnen wilde komen. Ik zag dat mijn collega's hem tegen hielden. Ik zag dat de politie kort erna ter plaatse was.
Ik zag dat de politie de juiste man had aangehouden.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 23 juli 2023, dossierpagina’s 12- 14, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
p. 12
"V: Kunt u vertellen wat u had gezien?
A: Ik werk bij [benadeelde] . Ik stond achter de toonbank bij de kassa. Na 04.00 uur sluiten wij onze deur waarna klanten via een schuifraam, welke zich aan de straatkant bevindt, een bestelling kunnen plaatsen. Een persoon bestelde eten aan het raam.
Ik zag dat de man buiten stond. Ik zag dat de man met beide handen mijn collega bij zijn nek pakte en hem naar zich toe haalde. Ik zag dat de man mijn collega met zijn rechterhand bij zijn nek vasthield en ik zag dat de man minimaal drie keer, met een vuist, op de rechterzijde van mijn collega's hoofd/gezicht sloeg. Mijn collega deed het schuifraam dicht.
p.13
Ik zag dat de man tegen het raam begon te slaan en te schoppen. Ik zag dat het raam van ongeveer een meter breed bij twee meter hoog naar binnen viel en op de grond viel en brak. Het raam was volledig vernield en kapot. Hierdoor heeft mijn collega letsel aan zijn arm opgelopen. Mijn collega heet: [slachtoffer] .
3.
Het proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen, d.d. 23 juli 2023, dossierpagina’s 15-19, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
p. 15
Op 23-07-2023, omstreeks 04.25 uur, was ik samen met politiemedewerker [verbalisant 3] belast met de incidentenafhandeling binnen het verzorgingsgebied van basisteam Markdal.
Omstreeks 04.25 uur stonden wij op de kruising Tolbrug met de Nieuwe Prinskade. Omstreeks 04.25 uur hoorde ik geschreeuw voor het cafetaria [benadeelde] aan [adres 2] .
Hierop zijn wij, [verbalisant 3] en ik, naar [benadeelde] gelopen. Ik zag hier een persoon welke bij de ruit van [benadeelde] stond. Ik zag dat hij door een opening in de ruit naar binnen hing. Ik zag dat de persoon wild met zijn armen aan het zwaaien was.
Uiteindelijk hoorde ik dat de persoon kon worden aangehouden in verband met vernieling. Ik hield de verdachte aan om 04.25 uur ter zake vernieling.
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornaam : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1991
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 juli 2023, dossierpagina’s 20-21, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
p. 20
Op zondag 23 juli 2023 omstreeks 04.10 uur heeft er een vernieling van een ruit plaatsgevonden bij shoarma tent [benadeelde] aan de haven te Breda. Van het incident bij [benadeelde] zijn camerabeelden. De beelden zijn goed en helder van kleur. Ik zag op het camerabeeld de datum en tijd staan. Ik zag de datum staan van 23-07-2023 de tijd stond op 04.10.15.
Op de beelden zag ik dat het raam bij shoarmazaak [benadeelde] open was en dat er via het open raam bestellingen worden opgenomen. Op camerabeeld zag ik een medewerker van [benadeelde] voor het open raam staan. Hij had een bordeaux kleurige bodywarmer aan met op de achterzijde opdruk [benadeelde] met witte letters. Ik zag dat er een man aan kwam gelopen rechts van de man die voor het open raam stond. Ik zag dat de man een duw gaf tegen de medewerker van [benadeelde] tijd 04.10.26 uur. Ik kan de man als volgt omschrijven:
- man
- ongeveer 32-35 jaar oud
- normaal postuur
- zwart haar halflang wat krul erin, baard
- licht getinte huidskleur;
- gekleed in een zwarte sweater Nike, zwarte broek en donkere sneakers met witte zolen.
Ik noem de man die geduwd heeft verder in dit proces-verbaal verdachte. Ik zag op camerabeelden dat de verdachte via het openstaande raam naar binnenklom en de medewerker van [benadeelde] vastpakte en drie a vier slagen met zijn rechterhand in het gezicht sloeg 04.10.31 uur. De verdachte wordt naar buiten geduwd door de medewerker van [benadeelde] . Op camerabeeld is te zien dat de medewerker het schuifraam dicht doet tijd 04.10.35 uur. Op camerabeeld is te zien dat de verdachte tijd 04.10.37 uur tegen de gesloten ruit begon te slaan met zijn rechterhand tot hand gebalde vuist met kracht tegen de ruit. De verdachte sloeg 2 à 3 keer tegen de ruit waardoor deze brak en viel. De verdachte had woorden ruzie met de medewerker van [benadeelde] . De verdachte stond binnen voor het raam en werd door verschillende medewerkers tegengehouden en naar buiten gewerkt. Buiten werd de verdachte vastgepakt door een man en trok hem weg van het raam. tijd 04-11.28 uur. Op camerabeeld is te zien dat de politie ter plaatse kwam tijd 04.11.51 uur.
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornaam : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1991
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van een ruit. De verdachte heeft hiermee blijk gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. Daarmee heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 7 mei 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte waaruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van mishandeling en vernieling.
Verder heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting gebleken.
Alles afwegende acht het hof, met de advocaat-generaal, een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 580,80 (inclusief btw) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende posten.
schuimfoam veiligheidsglas € 338,80
noodruit € 242,00.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering gedeeltelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 480,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit een optelsom van voornoemde posten, verminderd met de btw.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 480,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het overige, groot € 100,80, zal het hof afwijzen nu deze kosten zien op de btw en de benadeelde partij deze kosten via een aangifte omzetbelasting aan de Belastingdienst kan terugvragen.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2023, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 480,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van € 480,00, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 9 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen tot een bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij verklaard dat hij een litteken heeft op zijn onderarm boven zijn pols als gevolg van het incident, welk litteken hij aan het hof heeft getoond.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het onder feit 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade is toegebracht als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Uit het onderzoek ter terechtzitting en het schade-onderbouwingsformulier volgt immers dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte letsel heeft opgelopen te weten een litteken op de onderarm.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, alsmede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof de immateriële schade die benadeelde rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit heeft geleden naar billijkheid op een bedrag van € 500,00.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2023, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 10 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis;
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
wijst gedeeltelijk toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] , ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde tot het bedrag
€ 480,00 (vierhonderdtachtig euro) ter zake van materiële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige, groot € 100,80, af;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 480,00 (vierhonderdtachtig euro) ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 9 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] , ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde tot het bedrag
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde tot het bedrag
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 10 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. G. Schnitzler, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 12 augustus 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Schnitzler en mr. Smits zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.