ECLI:NL:GHSHE:2024:2686

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
20-003143-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake diefstal en heling van fietsen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1974, was in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal en heling van fietsen. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, met name voor de vrijspraak van een van de feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de inleidende dagvaarding voor een deel nietig is verklaard, en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van meerdere fietsen en diefstal. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen voldoende verband is aangetoond tussen de schade en het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Het hof heeft de beslissing gegrond op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die ten tijde van de feiten van toepassing waren.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003143-23
Uitspraak : 23 augustus 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 16 november 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken onder parketnummers 02-126023-23 en 02-181872-23, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1974,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is heeft de politierechter – zo begrijpt het hof – de dagvaarding onder parketnummer 02-126023-23 nietig verklaard ten aanzien van feit 1 en de verdachte vrijgesproken van het onder parketnummer 02-126023-23, onder feit 2 (primair en subsidiair) en onder feit 3 primair tenlastegelegde.
De verdachte is ter zake van ‘schuldheling, meermalen gepleegd’ (
parketnummer 02-126023-23, feit 3 subsidiair), ‘diefstal’ (
parketnummer 02-126023-23, feit 4) en ‘opzetheling, meermalen gepleegd’ (
parketnummer 02-181872-23) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarnaast is de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, en is bepaald dat haar vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Ten slotte is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (integraal) toegewezen tot een bedrag van € 138,44 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van het toegewezen bedrag. Voorts is de verdachte veroordeeld in de proceskosten, tot dan toe begroot op nihil.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft – zo begrijpt het hof – gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep voor zover het is gericht tegen de vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 2 (primair en subsidiair) tenlastegelegde en voorts dat het hof het vonnis waarvan beroep voor het overige zal bevestigen.
De verdediging heeft – zo begrijpt het hof – bepleit dat het hof overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal:
  • de dagvaarding nietig zal verklaren voor wat betreft het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 1 tenlastegelegde;
  • de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep voor zover het is gericht tegen de vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 2 (primair en subsidiair) tenlastegelegde;
  • de verdachte zal vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 3 primair tenlastegelegde.
Voorts heeft de verdediging:
  • vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 3 subsidiair tenlastegelegde;
  • zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 4 tenlastegelegde;
  • partiële vrijspraak bepleit van de in de zaak met parketnummer 02-181872-23 en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft het onder dat parketnummer tenlastegelegde.
Partiële niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 2 (primair en subsidiair) is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen die vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover het is gericht tegen die vrijspraak.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis waarvan beroep dat na deze niet-ontvankelijkheid nog aan de orde is.
Vonnis waarvan beroep
Het hof zal het beroepen vonnis – voor zover thans nog aan de orde – vernietigen en opnieuw rechtdoen om redenen van efficiëntie.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
Onder parketnummer 02-126023-23:
1.
hij op of omstreeks 20 maart 2023 te Goes, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van tien euro uit te geven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
3. primair
hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2023 tot en met 29 april 2023 te Goes, een of meerdere (elektrische) fietsen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2023 tot en met 29 april 2023 te Goes, een of meer goederen, te weten (een) fiets(en), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
4.
hij op of omstreeks 22 april 2023 te Goes een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander, toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Onder parketnummer 02-181872-23 (gevoegd):
hij op of omstreeks 18 mei 2023 te Goes, een of meer goederen, te weten een of meer (elektrische) fiets(en), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële nietigheid van de inleidende dagvaarding (parketnummer 02-126023-23, feit 1)
In de zaak met parketnummer 02-126023-23 is onder 1 aan de verdachte tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het uitgeven van (te goeder trouw ontvangen) vals geld. Het hof stelt vast dat in de tenlastelegging geen verfeitelijking is opgenomen van de gedragingen die als deze poging hebben te gelden.
Hierdoor voldoet de inleidende dagvaarding in de zaak met voormeld parketnummer in zoverre niet aan de vereisten die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt. Gelet hierop zal het hof de inleidende dagvaarding in de zaak met parketnummer 02-126023-23 ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde, nietig verklaren.
Het hof stelt vast dat voormelde inleidende dagvaarding voor het overige geldig is, hetgeen – het zij volledigheidshalve vermeld – ook geldt voor de inleidende dagvaarding in de zaak met parketnummer 02-181872-23.
Vrijspraak (parketnummer 02-126023-23, feit 3 primair)
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat het hof hem daarvan zal vrijspreken. Meer in het bijzonder overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat uit het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt van rechtstreekse betrokkenheid van de verdachte bij het wegnemen van de in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 3 primair tenlastegelegde fietsen.
Daarnaast is het tijdsverloop tussen de respectievelijke momenten van diefstal van elk van die fietsen (blijkens de respectievelijke aangiften) en het moment van aantreffen van die fietsen onder [medeverdachte 1] niet zodanig kort dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte die fietsen moet hebben weggenomen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 3 subsidiair en 4 en het in de zaak met parketnummer 02-181872-23 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Onder parketnummer 02-126023-23:
3. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2023 tot en met 29 april 2023 te Goes, fietsen voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
4.
hij op 22 april 2023 te Goes een fiets, die aan [benadeelde 6] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Onder parketnummer 02-181872-23 (gevoegd):
hij op 18 mei 2023 te Goes, (elektrische) fietsen, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Parketnummer 02-126023-23, feit 3 subsidiair [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2023 (dossierpagina’s 16 tot en met 18), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
[dossierpagina 16]
Op zaterdag 29 april 2023, omstreeks 14.50 uur, kwamen wij ter plaatse bij de
[adres 2] . [adres 3] betreft een garagebox. De deuren waren geopend en er bevonden zich diverse bestelbusjes, personenauto’s en fietsen in de garagebox.
Wij betraden de garagebox. Daar bevonden zich diverse fietsen, waaronder een aantal e-bikes. Wij zagen dat het framenummer overeenkwam met het framenummer van de gestolen fiets. Het betrof een Giant, voorzien van framenummer
[nummer 1][
het hof: de fiets van [benadeelde 2]], en we zagen dat deze fiets op 29 april 2023 gestolen was. Daarin bevond zich een aantal fietsen, waaronder e-bikes. Wij onderzochten en bevroegen de framenummers in ons politiesysteem. Wij zagen dat er in totaal nog (…) fietsen als gestolen geregistreerd stonden. Dit ging om de volgende fietsen:
- Sparta, voorzien van framenummer
[nummer 2][
het hof: de fiets van [benadeelde 4]];
- Stella, voorzien van framenummer
[nummer 3][
het hof: de fiets van [benadeelde 3]].
[dossierpagina 17]
Toen wij bezig waren in de garagebox met het onderzoeken van de aangetroffen fietsen, kwam er een meneer binnen. Wij hoorden hem zeggen dat de drie aangetroffen fietsen, die als gestolen gesignaleerd stonden, van hem waren. Het bleek te gaan om: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 195 [
het hof begrijpt gelet op dossierpagina 44: 1975] in [geboorteplaats 2] .
Ik hoorde dat [medeverdachte 1] zei dat hij de fietsen koopt van een andere meneer. Ik zag dat [medeverdachte 1] mij een telefoonnummer liet zien vanaf zijn telefoon. Ik zag dat het ging om het volgende telefoonnummer: [telefoonnummer] . Ik hoorde dat [medeverdachte 1] zei dat hij via dit telefoonnummer de fietsen koopt.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2023 (dossierpagina’s 28 tot en met 29), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
[dossierpagina 28]
Op zaterdag 29 april 2023 werd door de politie te Goes een aantal gestolen fietsen
aangetroffen in een garagebox te Goes, [adres 3] . Bij de collega’s die ter plaatse onderzoek deden, meldde zich een mannelijk persoon, genaamd [medeverdachte 1] , die aangaf de eigenaar van deze fietsen te zijn. Hij had deze fietsen gekocht van een persoon die hij kon bereiken via het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Bij raadplegen in BVI-IB op dit telefoonnummer [telefoonnummer] , zag ik dat dit
telefoonnummer was gekoppeld aan: [verdachte] (roepnaam: [verdachte] ), geboren op [geboortedag 1] 1974 te [geboorteplaats 1] .
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2023 (dossierpagina’s 19 tot en met 21), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] :
[dossierpagina 19]
Op zaterdag 29 mei 2023 [
het hof begrijpt: 29 april 2023], waren wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] , ter plaatse bij de garage, gelegen op [adres 3] , aldaar stonden als gestolen gesignaleerde fietsen. Wij zagen dat de aangetroffen fietsen voorzien waren van een vast ringslot op de fiets, welke slotvast stonden. De fietssleutels zaten niet in het slot van de fietsen.
De verdachte [medeverdachte 1] gaf aan dat hij de fietssleutels had liggen in zijn woning. De verdachte overhandigde ons de aanwezige fietssleutels.
Wij zijn weer teruggegaan naar de garage en hebben de fietssleutels gepast op het slot van de aangetroffen fietsen. De fietssleutels behoorden bij onderstaande fietsen uit de garage en wij konden het slot met de sleutel openen.
Het betrof de volgende fietsen:
- Giant, framenummer:
[nummer 1], behorend bij de aangifte met bvh-nummer: 2023105896 [
het hof begrijpt: de fiets van [benadeelde 2]];
- Sparta, framenummer:
[nummer 2], behorend bij de aangifte met bvh-nummer: 2023085973 [
het hof begrijpt: de fiets van [benadeelde 4]];
- Stella, framenummer:
[nummer 3], behorend bij de aangifte met bvh-nummer: 2023071804 [
het hof begrijpt: de fiets van [benadeelde 3]].
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 mei 2023 (dossierpagina’s 44 tot en met 50), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte [medeverdachte 1] :
[dossierpagina 46]
V: In deze garage box stonden 5 fietsen. U heeft tegen een collega van ons gezegd dat u de eigenaar hiervan was.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: Drie van de fietsen heb ik gekocht. De rest van de fietsen weet ik niet van wie ze
zijn.
We laten de verdachte een aantal foto's zien van de aangetroffen fietsen. De fietsen die meneer herkent worden onder dit verhoor in de fotobijlage toegevoegd.
O: Verdachte herkent de volgende fietsen:
- Stella Livorno, zwart met goud kleur. Foto 1
- Gaint Grandtour, zwart van kleur. Foto 2
- Sparta blauw van kleur [
het hof begrijpt – gelet op de foto op dossierpagina 52 en de op die foto zichtbare blauwe kleur van de fiets en de felgroene kleur van de leidingen aan die fiets – dat dit de fiets van [benadeelde 4] is]. Foto 3
V: Hoe bent u aan de fietsen gekomen?
A: Ik heb een persoon op straat ontmoet. Die vertelde mij dat hij fietsen te koop
had. Ik heb er ongeveer 50/60 euro per fiets voor betaald.
[dossierpagina 47]
V: Heeft u de fietsen van de zelfde persoon gekocht?
A: Ja van de zelfde persoon. Als ik die persoon zou zien kan ik hem meteen
aanwijzen/herkennen.
O: Verbalisant laat een foto zien van de persoon waarvan waarschijnlijk de fietsen
zijn gekocht. Deze foto word toegevoegd onder dit verhoor, onder foto 4. Persoon op de foto betreft [verdachte] .
V: Herkent u deze persoon?
A: Ja dit is de persoon van wie ik de fietsen gekocht heb. Ik herken hem direct.
V: Zijn u nog dingen opgevallen aan de fietsen? Waren ze bijvoorbeeld nog in goede staat?
A: Alles was er goed aan. De persoon bracht de fietsen met alle toebehoren. De
fietsen waren goed.
[dossierpagina 48]
V: Heeft de verkoper verklaard hoe hij aan de fietsen kwam?
A: Ja hij zei dat hij ze gekregen had.
5.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 22 maart 2023 (dossierpagina’s 53 tot en met 55), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde 3] :
[dossierpagina 53]
Ik doe aangifte van diefstal van mijn elektrische fiets. Op donderdag 16 maart 2023 omstreeks 11.00 uur heb ik mijn fiets gestald bij [adres 4] . Ik kwam omstreeks 12.00 uur de Aldi uit. Toen zag mijn fiets niet meer staan. Mijn fiets is van het merk Stella.
[dossierpagina 55]
Fiets: Stella.
Framenummer: [nummer 3]
6.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 april 2023 (dossierpagina’s 57 tot en met 58), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde 2] :
[dossierpagina 57]
Mijn e-bike is vanmorgen (29 april 2023) rond 9:15 uur gestolen aan [adres 5] .
[dossierpagina 58]
Fiets: Giant.
Framenummer: [nummer 1] .
7.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 april 2023 (dossierpagina’s 59 tot en met 60), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde 4] :
[dossierpagina 59]
Op 5 april 2023 is mijn elektrische fiets is gestolen bij [adres 6] .
[dossierpagina 60]
Fiets: Sparta.
Kleur: Blauw
Inhoud/specificatie: Er zitten felgroene leidingen aan.
Framenummer: [nummer 2] .
Parketnummer 02-126023-23, feit 4
8.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 30 april 2023 (dossierpagina’s 63 tot en met 65), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 6] :
[dossierpagina 63]
Zaterdag 22 april 2023 is ‘s morgens tussen 9.30 en 11.20 uur mijn herenfiets
gestolen op de Vlasmarkt in Goes. Er zaten twee zwarte fietstassen op.
9.
Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 1 mei 2023 (dossierpagina’s 69 tot en met 71), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
[dossierpagina 69]
Op maandag 1 mei 2023 kreeg ik een aandachtvestiging van [verbalisant 4] . Daarin werd op basis van de volgende informatie en beeldmateriaal de herkenning van een persoon gevraagd.

Verstrekte informatie

Op maandag 1 mei 2023 omstreeks 13.15 uur stelde ik, verbalisant [verbalisant 5] , een nader onderzoek in naar aanleiding van een aangifte ter zake van diefstal van een fiets.
De aangever deed aangifte van diefstal van zijn fiets, die op 22 april 2023 tussen 09.30 uur en 11.20 uur was weggenomen vanaf de Vlasmarkt te Goes. Op datum en tijdstip vermeld, bekeek ik op verzoek van politieambtenaar [verbalisant 4] camerabeelden van het camerasysteem stadstoezicht binnenstad Goes.
Op camera nummer 17 van dit systeem, de datum van zaterdag 22 april 2023 omstreeks 10.57 uur, zie ik een man op de fiets vanuit de richting Wijngaardstraat het beeld in komen rijden. Ik zie verder dat deze persoon een wit petje op zijn hoofd heeft. Vervolgens zie ik dat deze persoon een blauwe jas, een donkere broek aan heeft met daaronder [benadeelde 4] sportschoenen. Ik zie dat hij over zijn linker schouder een zwarte tas draagt. Ik zie dat hij naar de aldaar geparkeerde fietsen rijdt en de fiets waarop hij reed, tussen de andere fietsen parkeert. Deze fiets zet hij niet op slot. Een paar meter verderop staat een fiets geparkeerd, waarvan hij de ketting of het kabelslot verwijdert. Hij neemt deze fiets weg en rijdt ermee de Vlasmarkt af in de richting van de Gouden Muilstraat. Het is goed te zien dat dit een herenfiets betreft met zwarte fietstassen.
De persoon in beeld en die de fiets wegneemt, herken ik als de mij bekende [verdachte] . Ik herken hem aan zijn houding, postuur en zijn gezicht. Gedurende mijn ambtsperiode bij de politie heb ik herhaaldelijke malen met hem van doen gehad.

Verstrekt beeldmateriaal

De aandachtvestiging bevatte videobeelden. Hiervan zijn 2 stills gemaakt. De persoon op still 1 herken ik als [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1974 te [geboorteplaats 1] .
[dossierpagina 70]
Grondslag herkenning
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden bij de politie en vanuit mijn privésituatie. Ik zie hem ook in privétijd regelmatig in het centrum van Goes. Ik ken de persoon [verdachte] heel goed. Diverse keren heb ik met hem van doen gehad. De laatste keer dat ik hem zag was op zondag 30 april 2023 om 09:30 uur. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken: houding, postuur en gezicht.
Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
Zijn signalement: lang, stevig, slungelachtig, onverzorgd, rossig.
Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de still zag. Over zijn (mogelijke) identiteit
was mij door anderen geen informatie verstrekt. Ik droeg geen voorkennis van de zaak waarin herkenning van de persoon werd gevraagd.
Parketnummer 02-181872-23 [2]
10.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 mei 2023 (dossierpagina’s 7 tot en met 9), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
[dossierpagina 7]
Op donderdag 18 mei 2023 bevonden wij ons te Goes. Ter hoogte van Livingstoneweg zagen we drie mannen staan. In onmiddellijke nabijheid stonden ook twee fietsen.
Wij herkenden een van die personen als: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1974 te [geboorteplaats 1] . [verdachte] was in gesprek met een tweede persoon. Een man met een donkere huidskleur. Deze bleek later te zijn: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 3] 1975 te [geboorteplaats 3] . Naast [verdachte] stond een derde man. Deze bleek later te zijn: [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 4] 1983 te [geboorteplaats 4] .
Wij zagen dat [medeverdachte 2] zijn portemonnee pakte en hieruit iets aan [verdachte] gaf. Wij zagen dat [verdachte] met zijn hand op het zadel van een van die fietsen sloeg. Wij zagen dat [medeverdachte 2] met die fiets wegreed in de richting van het centrum.
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , hield [medeverdachte 2] staande en vroeg hem van wie deze fiets was. Ik hoorde dat hij zei dat hij die fiets zojuist van [verdachte] had gekocht. Hij wees [verdachte] ook aan als diegene van wie hij die gekocht had. Hij verklaarde dat hij de fiets gekocht had voor twintig euro contant. Ik verbalisant [verbalisant 6] zag dat de fiets een zwarte Gazelle was. Het betrof een elektrische fiets in goede staat. Ik zag dat het ringslot van de fiets open stond maar dat er geen sleutel in zat. Het is ons bekend dat [verdachte] veelvuldig fietsen steelt.
Daarop hielden wij [verdachte] aan ter zake van opzetheling in vereniging. Tijdens de vervoersfouillering van [verdachte] troffen we een biljet van 20 euro aan in de broekzak van [verdachte] .
Wij zagen dat [medeverdachte 3] ook een fiets met zich voerde. We zagen dat dit een zwarte Canyon fiets was. Wij zagen dat het slot van die fiets gebroken, doorgeknipt was.
[dossierpagina 8]
Op het bureau van politie bleek later dat beide fietsen als gestolen geregistreerd staan in BVH.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 mei 2023 (dossierpagina’s 10 tot en met 12), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
[dossierpagina 10]
Op de elektrische fiets van het merk Gazelle die de verdachte [verdachte] aan de verdachte [medeverdachte 2] had verkocht was het framenummer [nummer 4] te zien. Na onderzoek in het politie-systeem bleek deze gesignaleerd te staan als gestolen. Deze fiets is weggenomen op zaterdag 13 mei 2023 of zondag 14 mei 2023 in Goes. In deze aangifte werd vermeld dat de fiets van de partner van de aangever ook was weggenomen op bovengenoemde locatie. Deze stond middels het kettingslot vast aan de Gazelle fiets. Van deze diefstal is ook aangifte gedaan. Ik zag dat het framenummer dat werd genoemd in deze aangifte overeen kwam met het framenummer dat aanwezig was op de zwarte Canyon. Deze fiets had een opengeknipt slot. Op deze fiets reed de verdachte [medeverdachte 3] .
Voertuigen:
Fiets (Canyon Commuter 7.0 uit 2019)
Fiets (Elektrische Gazelle Medeo T9 uit 2020)
12.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 mei 2023 (dossierpagina’s 30 tot en met 34), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte [medeverdachte 3] :
[dossierpagina 30]
V: Vraag / opmerking verbalisant(en)
A: Antwoord (verklaring verdachte)
[dossierpagina 31]
V: Vertel eens iets over de fiets [
het hof begrijpt: de fiets die op 18 mei 2023 onder verdachte [medeverdachte 3] is aangetroffen]
A: Ik heb de fiets van [verdachte] [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: de verdachte].
V: Waar kwam de fiets vandaan?
A: Ik heb de fiets gekregen bij een tuin. Dit was bij [verdachte] thuis.
[dossierpagina 32]
V: De fiets die [verdachte] aan de man [
het hof begrijpt: verdachte [medeverdachte 2]] gaf, kwam uit dezelfde tuin?
A: Ja
13.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 mei 2023 (dossierpagina’s 41 tot en met 45), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte [medeverdachte 2] :
[dossierpagina 41]
V: Vraag / opmerking verbalisant(en)
A: Antwoord (verklaring verdachte)
[dossierpagina 42]
V: Waarom waren jullie daar samen?
A: Ik werd gestopt door de twee personen [
het hof begrijpt: de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3]] en ik hoorde dat ze mij een fiets wilde geven. Zij verzekerden mij dat de fiets in orde was en zeker niet gestolen.
[dossierpagina 43]
V: Hoeveel heb je voor de fiets betaald?
A: Ik heb 20 euro aan de man [
het hof begrijpt: de verdachte] gegeven.
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Verweren van de verdediging
De verdediging heeft in de zaak met parketnummer 02-126023-23 vrijspraak bepleit van de onder 3 subsidiair tenlastegelegde schuldheling. Daartoe is kort weergegeven aangevoerd dat [medeverdachte 1] – naast de mededeling dat hij de drie door hem aangewezen fietsen van de verdachte heeft gekocht – hierover niets heeft verklaard en dat dus slechts uit de verklaring van [medeverdachte 1] volgt dat de fietsen van de verdachte afkomstig zijn zodat – zo begrijpt het hof – niet wordt voldaan aan het bewijsminimum dat op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is vereist.
De verdediging heeft in de zaak met parketnummer 02-181872-23 partiële vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde opzet- c.q. schuldheling van de onder [medeverdachte 3] aangetroffen fiets. Daartoe is kort weergegeven aangevoerd dat slechts uit de mededeling van [medeverdachte 3] blijkt dat hij de fiets van de verdachte zou hebben geleend en ook hierbij dus slechts sprake is van één verklaring zodat – zo begrijpt het hof – ook hierbij niet wordt voldaan aan voormeld bewijsminimum.
Het hof overweegt als volgt.
Bijzondere bewijsoverwegingen (parketnummer 02-126023-23, feit 3 subsidiair)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat [medeverdachte 1] de volgende fietsen herkent als fietsen die hij heeft gekocht van de verdachte:
  • Sparta, voorzien van framenummer [nummer 2] [
  • Stella, voorzien van framenummer [nummer 3] [
  • Giant, voorzien van framenummer [nummer 1] [
Ten aanzien van de eerder genoemde drie fietsen van [benadeelde 4] , [benadeelde 3] en [benadeelde 2] stelt het hof vast dat [medeverdachte 1] heeft verklaard deze elk voor een bedrag van € 50,00 à € 60,00 van de verdachte te hebben gekocht. Nu het alle drie elektrische fietsen waren waarvan [medeverdachte 1] bovendien heeft verklaard dat alles aan deze fietsen nog goed was, is het hof van oordeel dat sprake is van onvoorstelbaar lage verkoopprijzen. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van deze fietsen, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze uit misdrijf afkomstig waren.
Hierbij betrekt het hof ten slotte dat de verdachte – gevraagd naar deze verkopen aan [medeverdachte 1] – zich op alle vragen heeft beroepen op zijn zwijgrecht zodat ook in zoverre geen sprake is van een verklaring van de verdachte die de redengevendheid van de bewijsmiddelen kan ontzenuwen.
Het verweer van de verdediging ten slotte, inhoudende dat niet zou worden voldaan aan het wettelijke bewijsminimum, vindt reeds weerlegging in de bewijsmiddelen.
Het hof zal de verdachte partieel vrijspreken van de schuldheling van de (impliciet tenlastegelegde) fiets van [benadeelde 1] , nu [medeverdachte 1] deze fiets niet herkent als een van de fietsen die hij van de verdachte heeft gekocht en het slot van deze fiets niet kon worden ontgrendeld met de fietssleutels die door [medeverdachte 1] aan de verbalisanten zijn overhandigd. Het hof kan daarom niet vaststellen dat de verdachte deze fiets op enig moment zelf voorhanden heeft gehad en kan daarom evenmin vaststellen dat de verdachte zich ten aanzien van die fiets schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
Bijzondere bewijsoverwegingen (parketnummer 02-126023-23, feit 4)
Het hof is van oordeel dat de beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, reeds voortvloeit uit de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bijzondere bewijsoverwegingen (parketnummer 02-181872-23)
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte een fiets aan [medeverdachte 2] heeft verkocht voor een bedrag van € 20,00, terwijl dit een elektrische fiets in goede staat betrof waarvan het ringslot openstond zonder dat in dat ringslot een sleutel zat. Bovendien stond deze fiets als ‘gestolen’ gesignaleerd en was van de diefstal van deze fiets aangifte gedaan.
Het hof stelt daarnaast op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte een fiets aan [medeverdachte 3] heeft gegeven. Dit betrof een niet-elektrische fiets waarvan het slot was opengeknipt. Ook van de diefstal van deze fiets is aangifte gedaan.
Beide fietsen stonden blijkens de aangiften van de diefstallen van die fietsen aan elkaar vast met een kettingslot voordat zij werden gestolen.
Het hof is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat fietsen op hetzelfde moment gestolen zijn en dat de verdachte beide fietsen voorhanden heeft gekregen en heeft overgedragen aan respectievelijk [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Op basis van de uiterlijke kenmerken – een openstaand ringslot zonder sleutel en een opengeknipt slot - kan het ook niet anders zijn dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van deze fietsen moet hebben geweten dat het uit misdrijf verkregen fietsen betrof.
Daar komt bij dat de onder [medeverdachte 2] aangetroffen fiets een elektrische fiets betrof die in goede staat was en die de verdachte voor slechts € 20,00 aan [medeverdachte 2] heeft verkocht, hetgeen – gelet op de werkelijke waarde van een dergelijke fiets – een onvoorstelbaar laag bedrag is als de verdachte deze te goeder trouw (en dus voor een maatschappelijk gangbaar bedrag) zou hebben aangeschaft.
Hierbij betrekt het hof ten slotte dat de verdachte – gevraagd naar deze verkoop aan [medeverdachte 2] en overdracht aan [medeverdachte 3] – zich op alle vragen heeft beroepen op zijn zwijgrecht zodat ook in zoverre geen sprake is van een verklaring van de verdachte die de redengevendheid van de bewijsmiddelen kan ontzenuwen.
Het verweer van de verdediging ten slotte, inhoudende dat niet zou worden voldaan aan het wettelijke bewijsminimum, vindt reeds weerlegging in de bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 3 subsidiair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

schuldheling, meermalen gepleegd.

Het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 4 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Het in de zaak met parketnummer 02-181872-23 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

opzetheling, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit dat het hof aan de verdachte een taakstraf zal opleggen en zo nodig daarnaast aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen waaraan onder meer reclasseringstoezicht wordt verbonden omdat de verdachte daar behoefte aan heeft. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte sinds de tenlastegelegde feiten weliswaar in aanraking is gekomen met politie en justitie maar niet veroordeeld is. Bovendien is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
  • de schuldheling van drie elektrische fietsen (parketnummer 02-126023-23, feit 3 subsidiair);
  • de diefstal van een (niet-elektrische) fiets (parketnummer 02-126023-23, feit 4);
  • de opzetheling van een elektrische en een niet-elektrische fiets (parketnummer 02-181872-23).
Heling werkt het stelen van goederen – al dan niet op bestelling – in de hand. Daarmee heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van dergelijke criminele gedragingen. Ook verstoort een dergelijk illegaal circuit van goedkope gestolen goederen de markt en wordt daardoor aan de eerlijke (detail)handel schade toegebracht. Bovendien heeft de verdachte ook zelf een fiets gestolen en daarmee rechtstreeks een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 juni 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte voor zover daarvan ter terechtzitting gebleken.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de veelvuldige recidivefeiten, in verband met een juiste normhandhaving en vanuit het perspectief van vergelding en speciale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 138,44. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep (integraal) toegewezen en reeds daarom in volle omvang aan het oordeel van het hof onderworpen.
Het hof acht niet voldoende gebleken dat de gestelde schade door verdachtes in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 3 subsidiair bewezenverklaarde handelen is veroorzaakt. Bewezenverklaard is immers de schuldheling van de (impliciet tenlastegelegde) fiets van [benadeelde 2] . Nu als uitgangspunt heeft te gelden dat de vermogensschade in een dergelijk geval wordt veroorzaakt door de diefstal en niet door de heling die daarop volgt, en in de onderhavige zaak bovendien ‘slechts’ sprake is van schuldheling, is het hof van oordeel dat geen sprake is van een voldoende rechtstreeks verband tussen het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij [benadeelde 2] geleden schade. Ook overigens heeft het hof uit het verhandelde ter terechtzitting geen aanknopingspunten aangetroffen die nopen tot een afwijking van voormeld uitgangspunt.
Het hof zal daarom benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding.
Proceskosten
Het hof zal de benadeelde partij [benadeelde 2] veroordelen in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil, nu de benadeelde partij [benadeelde 2] als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 392,79. De benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 3 subsidiair handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, te weten de schuldheling van de (impliciet tenlastegelegde) fiets van [benadeelde 1] , geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zal het hof de benadeelde partij [benadeelde 1] reeds daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding.
Proceskosten
Het hof zal de benadeelde partij [benadeelde 1] veroordelen in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil, nu de benadeelde partij [benadeelde 1] als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 310, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 2 (primair en subsidiair) tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart de dagvaarding in eerste aanleg nietig voor wat betreft het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 1 tenlastegelegde;
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 3 subsidiair en 4 en in de zaak met parketnummer 02-181872-23 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 02-126023-23 onder 3 subsidiair en 4 en in de zaak met parketnummer 02-181872-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. M. van der Horst, voorzitter,
mr. drs. M.C.C. van de Schepop en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 23 augustus 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier met registratienummer PL2000-2023106563, gesloten d.d. 23 mei 2023 door verbalisant [verbalisant 8] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 151).
2.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier met registratienummer PL2000-2023123511, gesloten d.d. 24 mei 2023 door verbalisant [verbalisant 9] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 61).