In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte is veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en eenvoudig witwassen. De verdachte, geboren in 1970 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 11 september 2023. Het hof heeft op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is ter zake van de feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van voorarrest, en een verbeurdverklaring van € 17.350,00. De inbeslaggenomen verdovende middelen zijn onttrokken aan het verkeer, terwijl de teruggave van een horloge aan de verdachte is gelast. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis wordt vernietigd en dat de verdachte opnieuw wordt veroordeeld tot dezelfde straf. De raadsman heeft echter betoogd dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim en heeft vrijspraak bepleit. Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad van een hoeveelheid cocaïne en amfetamine. Het hof heeft de bewezenverklaring van een deel van de feiten herzien, maar heeft de verdachte niet vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de strafmodaliteit bevestigd, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn.