In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte is veroordeeld voor opzettelijke vernieling en wederspannigheid. De verdachte, geboren in 1976, heeft op 6 juli 2022 in Weert ruiten vernield die aan zijn vader toebehoorden, uit boosheid over een erfenis. Daarnaast heeft hij zich op 25 maart 2023 in Wessem verzet tegen de aanhouding door politieambtenaren, waarbij hij geweld heeft gebruikt. Het hof heeft het beroep van de verdachte tegen het eerdere vonnis behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de eerdere straf van twee weken gevangenisstraf, waarvan één week voorwaardelijk, vernietigd en een nieuwe straf opgelegd van vier weken gevangenisstraf, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en zijn psychische problemen, maar heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is. De verdachte heeft eerder onherroepelijk veroordelingen voor soortgelijke misdrijven op zijn naam staan, wat meeweegt in de strafbepaling.