ECLI:NL:GHSHE:2024:2674

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
20-002120-23 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na oplichting en diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Limburg. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, dat voortvloeit uit een oplichtings- en diefstalzaak waarbij de verdachte, samen met een medeverdachte, een bedrag van € 7.580 heeft buitgemaakt van de aangeefster. De politierechter had eerder dit bedrag vastgesteld en een betalingsverplichting opgelegd aan de verdachte. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de eerdere uitspraak wordt bevestigd, terwijl de verdediging heeft gepleit voor afwijzing van de ontnemingsvordering of, subsidiair, voor matiging van het bedrag. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd, omdat het hof zich op onderdelen niet kon verenigen met de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte samen hebben geprofiteerd van het bedrag, maar dat niet duidelijk was welk deel van het voordeel aan de verdachte toerekenbaar was. Daarom heeft het hof besloten het voordeel pondspondsgewijs te verdelen, wat resulteert in een bedrag van € 3.790 voor de verdachte.

Daarnaast heeft het hof de duur van de gijzeling vastgesteld op 75 dagen, in overeenstemming met de wettelijke bepalingen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de grondslag vormt voor de ontnemingsmaatregel. Het hof heeft de zaak zorgvuldig onderzocht, waarbij het de bewijsmiddelen en de verklaringen van de betrokkenen in overweging heeft genomen. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002120-23
Uitspraak : 23 juli 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen de uitspraak van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 21 juli 2023 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-086313-23 (OWV) tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij uitspraak waarvan beroep heeft de politierechter het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 7.580,00 en aan de betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor datzelfde bedrag. Daarnaast heeft de politierechter de duur van de gijzeling – die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd – vastgesteld op 70 dagen.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormelde uitspraak hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de beroepen uitspraak zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit dat de ontnemingsvordering zal worden afgewezen. Subsidiair is matiging tot een bedrag van € 2.900,00 bepleit. Meer subsidiair is verzocht het te ontnemen bedrag tussen meerdere personen te delen.
Uitspraak waarvan beroep
De uitspraak van de politierechter zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee op onderdelen niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen [1]
Het hof baseert zijn oordeel dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen op de hierna te vermelden wettige bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd,
en ontleent aan de inhoud daarvan tevens de schatting van de omvang van bedoeld voordeel.
1.
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 7 december 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [benadeelde] [2] :
Ik doe aangifte van oplichting. Op 29 november 2021, omstreeks 15.30 uur, werd ik gebeld door een meneer [verdachte] van de Rabobank. Meneer [verdachte] belde met een anoniem nummer.
Deze meneer [verdachte] vertelde mij dat er gepoogd was fraude te plegen met mijn Rabobank nummer [rekeningnummer 1] . Hij gaf ook aan dat ik mijn bankpas moest laten blokkeren en dat er al een koerier onderweg was om mijn bankpas op te halen.
Hij vroeg aan mij of ik mijn bankpas in een enveloppe wilde doen met een code erop en dat de koerier ter identificatie de code zou opnoemen. Ik heb tijdens dit gesprek wat 2 uur geduurd heeft ook de pincode van mijn bankpas moeten noemen.
Opeens was de koerier er. Ik moest meneer [verdachte] aan de lijn houden en heb de hoorn naast de houder gelegd en ben naar beneden gegaan naar de centrale hal. Daar stond de koerier. Ik heb hem de enveloppe overhandigd nadat hij mij de code noemde. Ik ben daarna naar boven gegaan omdat ik meneer [verdachte] nog steeds aan de lijn had. Ik heb geroepen en het zou 15 minuten duren en dan zou de koerier weer bij de bank zijn. Na een 20 a 25 minuten vroeg ik waarom het zolang duurde. Ik hoorde meneer [verdachte] zeggen dat de koerier nog een andere opdracht had gekregen en dat hij nu binnen kwam. Daarna werd de lijn verbroken.
Later bleek er gepind te zijn bij de [locatie 1] op de [adres 2] . Op de beelden van de [locatie 2] flat staat de persoon die ik de pinpas heb overhandigd. Op deze beelden staat ook de auto met kenteken en de andere persoon die de koerier bij zich had. Ik overhandig u de beelden.
De pintransacties van de bank voeg ik bij deze aangifte.
Signalement wat ik u kan geven wat ik nog weet van de koerier is:
* man
* wollenmuts op
* donkere jas met bontkraag
* ongeveer 30 jaar
* mogelijk Oostblokker type
Ik zag later dat er gepind is bij de geldmaat [adres 2] op 29 november 2021 om 16.50 uur een bedrag van 1.100,00 euro. Om 17.37 uur is er geld overgeboekt naar INGBANK betaalverzoek [naam] [rekeningnummer 2] , verwerkingsdatum 29-11-2021. En om 16.57 uur is er wederom gepind bij de geldmaat [adres 2] voor een bedrag van 1.800,00.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Een ander geschrift, te weten een rekeningafschrift inzake Rabobank rekeningnummer [rekeningnummer 1] , voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende [3] :
* 29-11-2021 geldmaat [adres 2] , 16:57, pasnr. 017, bedrag af: 1.800,00
* 30-11-2021 ING Bank NV [naam] , pasnr. 017, verwerkingsdatum: 29-11-2021, bedrag af: 4.680,00
* 29-11-2021 geldmaat [adres 2] , 16:50, pasnr. 017, bedrag af: 1.100,00
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 19 december 2022, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] [4] :
Op 29 november 2021 heeft aangeefster [benadeelde] aangifte gedaan ter zake fraude met betaalproducten. Zij woont in een flat gelegen aan de [locatie 2] te Roermond. Rondom de flat hangen diverse camera's.
Tijdens de aangifte nam aangeefster [benadeelde] een foto mee waarop een personenauto afgebeeld stond met het Nederlandse kenteken [kenteken] . Ik raadpleegde vervolgens de voor ons beschikbare politiesystemen. Ik zag dat het genoemde kenteken een Volkswagen Polo betrof in de kleur grijs. Ik zag dat de personenauto die op de foto afgebeeld stond eveneens een grijze Volkswagen polo betrof. Ik zag dat de personenauto van 27-2-2021 tot en met 1-2-2022 op naam stond van [betrokkene] . Uit onderzoek is gebleken dat [betrokkene] de moeder betreft van [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] .
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 11 juli 2022, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] [5] :
Proces-verbaalnummer PL2300-2021191534-13
Op 11 juli 2022 bekeek ik de camerabeelden in het kader van de aangifte door aangeefster [benadeelde] . Op de camerabeelden zag ik twee mannelijke personen en een vrouwelijke persoon in beeld verschijnen. De vrouwelijke persoon betreft het slachtoffer.
De mannelijke persoon kan ik als volgt omschrijven:
Persoon 1 ( NN1)
- mannelijk persoon
- tussen de 1.75 meter en de 1.85 meter lang
- heeft een snor/ringbaardje
- draagt een donkerkleurige jas tot over zijn heupen. De jas is voorzien van een capuchon. Aan de capuchon zit een lichtkleurige bontkraag bevestigd.
- draagt een blauwe spijkerbroek met aan de voorzijde "kapotte" stukken in de broek verwerkt.
- draagt zwarte schoenen met een witte zool aan de zijkant.
- draagt een donkerkleurige muts
Ik zal persoon 1 in dit proces-verbaal van bevindingen verder NN1 noemen.
Persoon 2 (NN2)
- mannelijk persoon
- draagt een bril
- tussen de 1.75 meter en de 1.85 meter lang
- heeft een baard
- donker haar
- draagt een grijs trainingspak, grijs vest met aan de zijkant van de mouwen een donkerkleurige streep. Grijze broek
- zwarte schoenen
- heeft een zwarte tas bij zich
Ik zal persoon 2 in dit proces-verbaal van bevindingen verder NN2 noemen.
Bestand 1:
Ik zag dat de datum 29-11-2021 en het tijdstip 16.27.26 uur rechts boven in het beeld vermeld stond. Ik zag dat deze camera zicht gaf op een gedeelte van de parkeerplaats en de openbare weg.
Ik zag dat er een grijskleurige personenauto net buiten de slagbomen stond. Ik zag dat NN1 via de zijkant van de slagbomen de parkeerplaats opgelopen kwam. Ik zag dat hij zich tijdens het lopen omdraaide richting de genoemde grijskleurige personenauto die daar geparkeerd stond.
Ik zag dat de bijrijdersportier open en weer dicht ging van de genoemde personenauto. Er zat nog een persoon in de personenauto. Ik zag dat NN1 contact had met deze persoon. Ik zag dat NN1 verder liep. Ik zag dat NN1 uit het zicht van de camera liep.
Bestand 2:
Ik zag dat de datum 29-11-2021 en het tijdstip 16.30.59 uur rechts boven in het beeld vermeld stond.
Ik zag dat deze camera gericht stond op de slachtboom van de in- en uitgang van de
parkeerplaats. Ik zag dat NN1 in de richting van de slachtboom liep komende vanuit de parkeerplaats. Ik zag dat hij net voorbij de slachtbomen liep. Ik zag dat NN2 in beeld kwam. Ik zag dat NN1 en NN2 met elkaar aan het communiceren waren. Ik zag dat NN2 een wit mondkapje opzette. Ik zag dat hij een zwarte tas, die hij om zijn rechter schouder droeg, aan NN1 overhandigde. Ik zag dat NN2 de muts, die NN1 droeg, van het hoofd afpakte van NN1. Ik zag dat zowel NN1 als NN2 in de richting van de parkeerplaats keken, in de richting van de camera. Ik zag dat NN1 rechtdoor liep en uit het zicht van de camera. Ik zag dat NN2 de parkeerplaats op liep en begon te rennen. Ik zag dat NN2 uit het zicht van de camera rende.
Bestand 3:
Ik zag dat er onder in het beeld de datum 29-11-2021 en het tijdstip 16:33:07 uur vermeld stond. Ik zag dat deze camera gericht stond op de parkeerplaats.
Ik zag dat NN2 over de parkeerplaats rende. Ik zag dat hij nu een muts droeg.
Bestand 4:
Ik zag dat de datum 29-11-2021 en het tijdstip 16.35.20 uur rechts boven in het beeld vermeld stond. Ik zag dat deze camera gericht stond op de slagboom van de in- en uitgang van de parkeerplaats.
Ik zag dat NN1 in de richting van de parkeerplaats liep. Ik zag dat hij volledig gekleed was zoals hierboven beschreven.
Bestand 6:
Ik zag dat de datum 29-11-2021 en het tijdstip 16.36.24 uur rechts boven in het beeld vermeld stond.
Ik zag dat deze camera gericht stond in de centrale hal van het appartementencomplex.
Ik zag dat NN1 via de centrale toegangsdeur het appartementencomplex inliep en in de centrale hal van het appartementencomplex stond. Ik zag dat er een vrouwelijke persoon in de centrale hal aan het wachten was. Ik zag dat deze mevrouw een mondkapje droeg en een witte envelop in haar handen vast hield. Deze mevrouw betreft aangeefster [benadeelde] . Ik zag dat NN1 en [benadeelde] contact met elkaar hadden. Ik zag dat het slachtoffer de envelop overhandigde aan NN1. Ik zag dat NN1 de envelop in ontvangst nam en nog tegen het slachtoffer aan het praten was. Ik zag dat NN1 de centrale hal verliet via de toegangsdeur en uit het zicht van de camera liep.
Bestand 7:
Ik zag dat de datum 29-11-2021 en het tijdstip 16.37.32 uur rechts boven in het beeld vermeld stond.
Ik zag dat deze camera gericht stond op de slachtboom van de in- en uitgang van de parkeerplaats. Ik zag dat NN1 vanuit de parkeerplaats in de richting van de slachtboom liep en uit het zicht van de camera liep. Om 16:37:46 uur zag ik dat de eerder genoemde grijskleurige personenauto in beeld kwam.
Ik zag dat deze personenauto van het merk Volkswagen, type Polo betrof. Ik zag dat dit dezelfde personenauto betrof als de personenauto die gezien en beschreven werd in bestand 1, waar NN1 op dat moment contact met de persoon had die zich in deze personenauto bevond. Ik zag dat deze personenauto linksaf sloeg in de richting van het Outlet Center te Roermond.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 17 november 2022, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] [6] :
Op 15 november 2022 bekeek ik de camerabeelden van de camera’s die in en rondom het centrum van Roermond hangen. Op 29 november 2021 werd met een pinpas van aangeefster [benadeelde] gepind bij de Geldmaat gelegen op [adres 2] . Deze pinpas werd door de verdachten, net voordat ze met deze pinpas zijn gaan pinnen, opgehaald bij het slachtoffer wonende op de [locatie 2] te Roermond. Bij de [locatie 2] waren eveneens camerabeelden ter beschikking die in het proces-verbaal van bevindingen voorzien van het proces-verbaalnummer PL2300-2021191534-13 werden beschreven. Op de camerabeelden van de [locatie 2] waren twee verdachten te zien, die in dat proces-verbaal NN1 en NN2 worden genoemd. Deze verdachten kwamen aanrijden in een personenauto van het merk Volkswagen, kleur grijs en voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] .
Zowel de verdachten als de personenauto die op de camerabeelden van de [locatie 2] te zien waren, betreffen dezelfde personenauto en dezelfde verdachten die op de camerabeelden van het centrum te Roermond te zien waren. In dit proces-verbaal van bevindingen zullen de camerabeelden van het Centrum te Roermond beschreven worden.
Camera 132 Hoek [adres 2] [adres 3] -2021-11-29 16h45min00s
Ik zag dat na 1.23 minuten er een personenauto van het merk Volkswagen, kleur grijs, voorzien van een Nederlands kenteken eindigend op [kenteken] vanuit de [adres 4] de [adres 3] opgereden kwam. Ik zag dat de personenauto parkeerde aan de zijkant van de straat. Ik zag dat er twee personen in het voertuig zaten. Ik zag dat de bijrijder uit het voertuig stapte. Ik zag dat de bijrijder NN2 betrof. Ik zag dat hij een wit blaadje/envelop in zijn rechterhand vast hield. Ik zag dat hij in zijn linkerhand een telefoon vast had. Ik zag dat hij van de personenauto vandaan liep.
Ik zag dat de bestuurder ook vrijwel meteen uitstapte. Ik zag dat de bestuurder NN1 betrof. Ik zag dat hij achter NN2 aanliep. Ik zag dat NN1 en NN2 druk heen en weer liepen en met de telefoon bezig waren. Ik zag dat NN2 het witte papier/envelop dat hij in zijn handen had, overhandigde aan NN1. Ik zag dat NN1 dit papier/envelop in zijn jaszak stopte. Ik zag dat hij in de richting van de [adres 2] liep. Ik zag dat NN1 zijn mondkapje op deed. Ik zag dat NN1 zijn bontkraag, die aan zijn capuchon bevestigd zat, van zijn capuchon afhaalde. Ik zag dat NN1, na 3.03 minuten, uit het zicht van de camera liep.
Ik zag dat NN2 in de buurt van het voertuig bleef staan. Ik zag dat NN2 uiteindelijk weer in het voertuig ging zitten aan de bijrijderszijde.
Ik zag dat NN1, na 06.51 minuten, weer in het zicht van de camera liep. Ik zag dat hij uit de richting gelopen kwam waar hij ook naar toe liep op het moment dat hij uit het zicht van de camera liep. Ik zag dat NN1 weer in de personenauto ging zitten. Ik zag dat hij aan de bestuurderszijde instapte. Ik zag dat NN2 nog in de personenauto zat aan de bijrijderszijde. Ik zag nu dat de personenauto de Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] betrof.
Ik zag dat NN1 en NN2 de gehele tijd in de genoemde personenauto zaten.
Ik zag dat NN1, na 11.00 minuten, weer uit de genoemde Volkswagen stapte. Ik zag dat hij wederom in de richting van de [adres 2] liep. Ik zag dat hij uit het zicht van de camera liep. Ik zag dat NN2 in de personenauto bleef zitten aan de bijrijderszijde.
Ik zag dat NN1, na 13.38 minuten, weer in het zicht van de camera liep. Ik zag dat hij uit de richting gelopen kwam waar hij ook naar toe liep op het moment dat hij uit het zicht van de camera liep. Ik zag dat NN1 wederom naar de genoemde Volkswagen liep en plaats nam aan de bestuurderszijde.
Ik zag dat, na 14.31 minuten, de Volkswagen Golf gestart werd, zich keerde en wegreed.
Camera 131 Hoek [adres 2] [adres 3] -2021-11-29 16h45min29s
Ik zag dat deze camera zicht heeft op een gedeelte van de [adres 3] te Roermond. Op deze camera is NN1 te zien op het moment dat hij uit het zicht van camera 132, zoals hierboven omschreven, liep.
Ik zag dat NN1, na 02.52 minuten, in het zicht van de camera liep. Ik zag dat hij rende in de richting van de [adres 2] . Ik zag dat NN1 uit het zicht van de camera liep.
Ik zag dat NN1, na 06.12 minuten, weer in het zicht van de camera liep. Ik zag dat hij uit de richting gelopen kwam waar hij ook naar toe liep op het moment dat hij uit het zicht van de camera liep. Ik zag dat NN1 in de richting van de geparkeerde Volkswagen liep. Ik zag dat hij uit het zicht van de camera liep.
Ik zag dat NN1, na 11.06 minuten, in het zicht van de camera liep. Ik zag dat hij wederom in de richting van de [adres 2] liep. Ik zag dat NN1 uit het zicht van de camera liep.
Ik zag dat NN1, na 12.58 minuten, weer in het zicht van de camera liep. Ik zag dat hij uit de richting gelopen kwam waar hij ook naar toe liep op het moment dat hij uit het zicht van de camera liep. Ik zag dat NN1 in de richting van de geparkeerde Volkswagen liep. Ik zag dat hij uit het zicht van de camera liep.
Camera 127 Hoek [adres 3] [adres 5] 2021-11-29 16h45min00s
Ik zag dat deze camera zicht heeft op een aantal winkels, waaronder de [locatie 1] , gelegen op [adres 2] . De winkel [locatie 1] is gelegen aan [adres 2] . Op [adres 2] werd gepind met de pinpas van het slachtoffer.
Op deze camera is NN1 te zien op het moment dat hij uit het zicht van camera 131, zoals hierboven omschreven, liep.
Ik zag dat NN1 na 3.37 minuten, in het zicht van de camera liep. Ik zag dat NN1 de winkel [locatie 1] binnen liep. Ik zag dat NN1, na 6.19 minuten, uit de winkel [locatie 1] gelopen kwam. Ik zag dat NN1 in de richting van de [adres 3] liep.
Ik zag dat NN1, na 11.37 minuten, weer in het zicht van de camera liep. Ik zag dat NN1 de winkel [locatie 1] binnen liep. Ik zag dat NN1, na 12.56 minuten, uit de winkel [locatie 1] gelopen kwam. Ik zag dat NN1 in de richting van de [adres 3] liep.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 30 maart 2022, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] [7] :
Op 24 maart 2022 bekeek ik camerabeelden welke mij getoond werden.
Op de beelden zie ik dat er een man op de stoep loopt in de richting van een slagboom. Ook zie ik dat er een man iets verderop bij een slagboom staat. Eén van deze twee mannen, welke al bij de slagboom stond, herken ik als [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] . Ter verduidelijking; [verdachte] betreft de man in het grijze trainingspak.
Ik herken deze man van mijn werkzaamheden in de regio [plaatsnaam] . Ik heb [verdachte] vaker gezien tijdens verkeerscontroles. Ik herken de persoon aan zijn gezicht en postuur. Aan de herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: zijn gehele gezicht en postuur. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de beelden zag. Ik droeg geen voorkennis van de zaak waarin herkenning van de persoon werd gevraagd.
7.
Het proces-verbaal herkenning van personen, opgemaakt d.d. 17 maart 2022, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] [8] :
Op 15 maart 2022 kreeg ik via e-mail van [verbalisant 1] een aandachtvestiging van de politie Roermond. Daarin werd op basis van het beeldmateriaal de herkenning van personen gevraagd. Eén van personen op het beeldmateriaal herken ik als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] . Ik herkende [verdachte] ambtshalve van een eerder gehouden verdachte verhoor, uitgevoerd op 9 februari 2022. Hier heb ik één uur met [verdachte] gesproken. Ik herkende [verdachte] dan ook op de bewegende beelden aan zijn gezicht bedekt met baard en een bril die hij op had.
8.
De verklaring van de betrokkene, afgelegd ter terechtzitting van de politierechter d.d. 21 juli 2023, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik ben het op de foto’s in de auto van mijn moeder. Ik zat in de auto. Iemand anders is weggegaan om te pinnen. Ik was die dag bijrijder.
Grondslag van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 juli 2024 (parketnummer 20-002133-23) ter zake van 1. medeplegen van oplichting en 2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, gepleegd op 29 november 2021, tot straf veroordeeld.
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de betrokkene door middel van het begaan van voormelde feiten samen met de medeverdachte een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten en dat dit voordeel moet worden geschat op € 7.580,00. Het gaat hierbij om drie financiële transacties die op 29 november 2021 zijn verricht met behulp van de door de betrokkene en de medeverdachte buitgemaakte bankpas en pincode, te weten een pintransactie ter hoogte van € 1.100,00, een pintransactie van € 1.800,00 en overboeking ter hoogte van € 4.680,00.
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient acht te worden geslagen op de door de betrokkene naar voren gebrachte en aannemelijk geworden kosten, die in directe relatie staan met de delicten en als reële uitvoeringskosten kunnen worden gezien. Echter zijn van de zijde van de betrokkene geen kosten naar voren gebracht. Ook overigens is het hof uit het verhandelde ter terechtzitting niet van dergelijke uitvoeringskosten gebleken.
Gelet op het vorenstaande zal het hof het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vaststellen op een bedrag van € 7.580,00.
Toerekening
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat van het totale voordeel slechts een deel aan de betrokkene dient te worden toegerekend.
Het hof stelt voorop dat bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan dient te worden van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. Indien er verschillende daders zijn en de omvang van het voordeel dat elk van die daders heeft verkregen niet aanstonds valt vast te stellen, zal de rechter op basis van alle hem bekende omstandigheden van het geval moeten bepalen welk deel van het totale voordeel aan ieder van hen moet worden toegerekend. Daarbij geldt dat – ingeval er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor een andere toerekening dan in gelijke delen – dit ertoe kan leiden dat het totale voordeel pondspondsgewijs wordt toegerekend.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen staat vast dat er ten laste van aangeefster [benadeelde] een bedrag van € 7.580,00 is buitgemaakt. De betrokkene heeft hier samen met in ieder geval één andere persoon van geprofiteerd. Aan het dossier en het verhandelde ter terechtzitting valt echter geen indicatie te ontlenen voor de verdeling van de opbrengst en het aantal daders. De betrokkene heeft geen inzicht gegeven in de verdeling van het behaalde voordeel en ook overigens zijn er geen concrete aanknopingspunten voorhanden voor een verdeelsleutel. Nu niet voldoende aannemelijk is geworden welk geldbedrag de betrokkene daadwerkelijk heeft ontvangen, zal het hof het hiervoor vastgestelde voordeel pondspondsgewijs verdelen tussen de betrokkene en de medeverdachte. Aan de betrokkene wordt een bedrag toegerekend van (€ 7.580,00 : 2 personen =) € 3.790,00.
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gijzeling
Het hof zal bij het opleggen van de ontnemingsmaatregel tevens de duur van de gijzeling bepalen die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering in de onderhavige zaak ten hoogste kan worden gevorderd indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt.
Het hof hanteert, overeenkomstig de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde uitgangspunten, bij de berekening van de duur van deze gijzeling voor elke volle € 50,00 van de betalingsverplichting één dag. De maximale duur van de gijzeling bedraagt ingevolge artikel 36e, elfde lid, van het Wetboek van Strafrecht drie jaren.
Gelet op de hoogte van de op te leggen betalingsverplichting zal het hof mitsdien de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd hierna bepalen op 75 dagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de uitspraak waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
3.790,00 (drieduizend zevenhonderdnegentig euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 3.790,00 (drieduizend zevenhonderdnegentig euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op
75 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. drs. M.C.C. van de Schepop en mr. K.J. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 23 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Roermond, registratienummer 233C-2021191534, gesloten op 29 maart 2023 en op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-64.
2.Pagina’s 4-5.
3.Pagina 7
4.Pagina 11.
5.Pagina’s 19-21.
6.Pagina’s 22-24.
7.Pagina 25.
8.Pagina 26.