ECLI:NL:GHSHE:2024:2671

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
20-003047-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal met gevangenisstraf en niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal en kreeg een gevangenisstraf van zes weken opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast was de politierechter overgegaan tot de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 15 dagen. De verdachte, geboren in 1992, had een jas gestolen uit een winkel in Eindhoven, waarbij hij gebruik maakte van aluminiumfolie om de beveiligingssensor te omzeilen.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 80 uren had geëist. De raadsman van de verdachte voerde verweer tegen de strafmaat. Het hof heeft het vonnis van de politierechter in grote lijnen bevestigd, maar de beslissing over de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf vernietigd. Het hof oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging, omdat de verdachte al een onherroepelijke veroordeling had gekregen die de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf dekte.

Het hof heeft de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht toegepast en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafoplegging. De waarde van de gestolen jas, die meer dan € 900,- bedroeg, en de professionele wijze van diefstal zijn als verzwarende factoren meegenomen in de beslissing. Het hof heeft de zaak afgesloten met de bevestiging van de veroordeling voor de diefstal, maar met de vernietiging van de beslissing over de tenuitvoerlegging.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003047-23
Uitspraak : 17 juli 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 1 november 2023 met parketnummer 01-277211-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer
02-041054-22, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. [P.I.] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen. Tot slot is de voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk werd aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Het proces-verbaal waarin het vonnis is aangetekend is door de politierechter niet ondertekend. De politierechter heeft dit hersteld met een herstelproces-verbaal van 26 juni 2024.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Door de raadsman van de verdachte is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het bestreden vonnis, met aanvulling van de gronden waarop dit berust en met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd. Bijgevolg zal de daarmee samenhangende overweging van de politierechter, dus voor zover die ziet op de vordering tot tenuitvoerlegging, in zijn geheel worden vervangen op de wijze als hierna vermeld.
Het hof zal tevens de toepasselijke wettelijke voorschriften waarop de beslissingen van de politierechter zijn gegrond vervangen door de hierna opgenomen artikelen.
Aanvulling van de bewijsmiddelen
In aanvulling op de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen bezigt het hof tevens het navolgende bewijsmiddel tot het bewijs:
Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 1 november 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Het klopt dat ik op 21 oktober 2023 in Eindhoven een jas uit de [benadeelde] in Eindhoven heb gestolen. Ik heb aluminiumfolie om de beveiligingssensor gewikkeld.
Aanvullende overweging met betrekking tot de strafoplegging
Het hof ziet in hetgeen door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd, in het bijzonder met betrekking tot het belang dat de verdachte heeft bij oplegging van een andersoortige of lagere straf in verband met zijn asielprocedure, geen aanleiding om tot een andere strafoplegging te komen dan de politierechter. Het hof heeft daarbij gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, in het bijzonder de waarde van de gestolen jas (ruim € 900,-) in combinatie met de professionele en geraffineerde wijze waarop de diefstal heeft plaatsgevonden (te weten door middel van het wikkelen van aluminiumfolie om de sensor van de beveiligingskabel), en op het feit dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde al twee keer eerder onherroepelijk voor vermogensdelicten is veroordeeld tot (al dan niet deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen en die eerdere veroordelingen hem er kennelijk niet van hebben weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank
Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 3 maart 2022 onder parketnummer
02-041054-22 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 april 2024
(p. 4 en 5) volgt dat dit hof bij onherroepelijk arrest van 17 juli 2023, gewezen onder parketnummer 20-001728-22, de gehele tenuitvoerlegging heeft gelast van voormelde voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet hierop is het hof van oordeel dat het
Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging. Mitsdien zal het hof hierna overeenkomstig beslissen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof vervangt de door de politierechter aangehaalde artikelen door de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. Op deze artikelen is zowel het deel van het bevestigde dictum van de politierechter als de hierna te geven beslissing gegrond.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02-041054-22;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. R. Lonterman en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. van Kaathoven, griffier,
en op 17 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.