In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ondercuratelestelling van de betrokkene. De betrokkene, die al sinds 2010 onder bewind staat, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen, waarin hij onder curatele is gesteld. De betrokkene stelt dat het bewind voldoende bescherming biedt tegen financieel misbruik door derden, met name door een persoon die zich voordoet als zijn zoon. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juli 2024 heeft de betrokkene zijn standpunt toegelicht, maar de zus en de curator zijn niet verschenen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder het langdurige financieel en mentaal misbruik van de betrokkene door de heer [derde]. De curator heeft aangegeven dat de betrokkene niet in staat is om zijn belangen te behartigen en dat er sprake is van financieel misbruik. Het hof heeft vastgesteld dat het bewind de betrokkene niet voldoende beschermt tegen dit misbruik en dat de betrokkene niet in staat is om zelfstandig zijn belangen te behartigen.
Op basis van artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft het hof geoordeeld dat de betrokkene terecht onder curatele is gesteld. De maatregel van curatele is noodzakelijk om de betrokkene te beschermen tegen de risico's van financieel misbruik. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de betrokkene afgewezen. De griffier is verzocht om een afschrift van de uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant voor aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.