ECLI:NL:GHSHE:2024:2657

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
20-001503-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot oplichting met brandstichting

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar was wel veroordeeld voor de subsidiaire tenlastelegging van poging tot oplichting, waarvoor hij een voorwaardelijke taakstraf kreeg opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en veroordeling van de verdachte voor het primair tenlastegelegde. De verdachte heeft echter integrale vrijspraak bepleit.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 september 2014 brand heeft gemeld in zijn Chevrolet Camaro en dat hij een schadeclaim heeft ingediend bij de verzekeraar. Er zijn echter forensische bevindingen die wijzen op de mogelijkheid van brandstichting, maar ook op kortsluiting als oorzaak van de brand. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat de brand door brandstichting is ontstaan, aangezien de mogelijkheid van kortsluiting niet in voldoende mate is onderzocht. Hierdoor kan niet met redelijke zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastelegging.

Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer er meerdere mogelijke oorzaken voor een gebeurtenis zijn.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001503-22
Uitspraak : 19 juli 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 22 juni 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-705057-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. De rechtbank heeft het subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘poging tot oplichting’ en de verdachte daarvoor veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van 1 jaar.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van 1 jaar.
Door de verdachte is integrale vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 29 september 2014 te Scharendijke, althans in de gemeente Schouwen-Duiveland, althans in Nederland, met het oogmerk om zich of een ander, ten nadele van de verzekeraar [bedrijf] , wederrechtelijk te bevoordelen, brand heeft gesticht in enig tegen brandgevaar verzekerd goed, te weten een personenauto, Chevrolet Camaro, kenteken [kenteken] ;
subsidiair
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 september 2014 tot en met 2 november 2014 te Scharendijke, althans in de gemeente Schouwen-Duiveland, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, verzekeringmaatschappij [bedrijf] te bewegen tot afgifte van een geldbedrag van 12.000,00 euro, althans een hoeveelheid geld en/of uitkering van enig schadebedrag, met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, al dan niet (mede) namens [medeverdachte] ,
telefonisch een schadeclaim heeft ingediend bij [bedrijf] die inhield dat op 29 september 2014 door een voor verdachte onbekende oorzaak, althans spontaan, brand was ontstaan in de op dat moment door verdachte bestuurde Chevrolet Camaro, wetende dat hij, verdachte, die brand zelf had gesticht en dat dus in die melding verzwijgende, en/of
in een of meer latere verklaring(en) en/of mailbericht(en) bij/richting het door [bedrijf] ingeschakelde onderzoeksbureau genaamd [onderzoeksbureau] nogmaals heeft aangegeven dat de brand door een voor hem, verdachte, onbekende oorzaak, althans spontaan was ontstaan, wetende dat hij, verdachte, die brand zelf had gesticht en dat dus in die melding verzwijgende,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Op basis van de inhoud van het dossier stelt het hof vast dat op 29 september 2014 brand is ontstaan in de Chevrolet Camaro van de verdachte en zijn partner [medeverdachte] , alsmede dat de verdachte naar aanleiding daarvan telefonisch een schadeclaim heeft ingediend bij [bedrijf] .
Blijkens de bevindingen van het forensisch onderzoek zijn er smeltsporen in de kabelboom net achter het dashboard en motorbenzine onder het plakkaat in beide voetencompartimenten aangetroffen, waarbij is vastgesteld dat de motorbenzine niet uit de auto zelf afkomstig is. Gelet op deze bevindingen zijn er twee scenario’s voor de ontstane brand mogelijk: brand door kortsluiting of brand door brandstichting.
Volgens de lezing van de verdachte is – kort gezegd – de brand ontstaan ten gevolge van kortsluiting. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die in de voetencompartimenten benzine heeft gebracht en dat de brand (aldus) door toedoen van de verdachte, te weten brandstichting is ontstaan.
Het hof overweegt voorts het navolgende.
In het dossier bevinden zich diverse rapporten, die door verschillende personen/instanties zijn opgesteld en waarin onder andere ook wordt gereageerd op (elkaars) eerder uitgebrachte rapportage(s). Gelet op de inhoud van de rapporten stelt het hof vast dat daarbij in het bijzonder de vraag centraal staat of de brand door brandstichting is ontstaan. De vraag of de brand door kortsluiting is ontstaan, is echter ondanks dat in het eerste onderzoeksrapport –dat ten grondslag heeft gelegen aan de verdere onderzoeken aangaande de mogelijke brandstichting door de verdachte – melding wordt gemaakt van kortsluitingssporen in restanten van bedrading in een kabelboom die onder het dashboard was gevoerd, niet althans niet in voldoende mate (nader) onderzocht. Volgens rapporteur Lelieveld van het Nederlands Forensisch Instituut kan – op basis van het sporenonderzoek aan de elektrische bedrading en apparatuur van de Chevrolet Camaro – een elektrische oorzaak van de brand (kortsluiting) in ieder geval niet worden uitgesloten.
Gelet op het vorenstaande – in het bijzonder het ontbreken van (nader) onderzoek naar kortsluiting als mogelijke oorzaak van de brand – kan naar het oordeel van het hof niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de brand is ontstaan door brandstichting. De verdachte zal derhalve van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. W.F. Koolen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 19 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.