ECLI:NL:GHSHE:2024:2623

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
20-002159-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot zware mishandeling in café te Tholen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, waarbij hij een ander, [slachtoffer 1], zou hebben verwond met een scherp voorwerp in een café te Tholen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, en de vordering van de benadeelde partij was gedeeltelijk toegewezen.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. De advocaat-generaal heeft gevorderd om het vonnis van de rechtbank te bevestigen, met uitzondering van de straf. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet de dader was van de verwondingen aan [slachtoffer 1]. Het hof heeft vastgesteld dat er in de nacht van het voorval een chaotische vechtpartij plaatsvond, waarbij meerdere personen betrokken waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als dader aan te wijzen.

Het hof heeft geconcludeerd dat de getuigenverklaringen niet voldoende waren om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte de verwondingen had toegebracht. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De beslissing van het hof is gegrond op de wettelijke voorschriften die ten tijde van de uitspraak golden.

Uitspraak

Parketnummer: 20-002159-23

Uitspraak : 19 augustus 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 14 juli 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-276337-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het primair aan de verdachte tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘zware mishandeling’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 91 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft voorts beslist dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.558,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022 tot aan de dag der voldoening. De benadeelde partij is in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij tot destijds gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, destijds begroot op nihil. De rechtbank heeft de verdachte voorts veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 398,00 en heeft de vordering voor het overige afgewezen. Tot slot heeft de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, met daaraan verbonden een gijzeling voor de duur van maximaal 25 dagen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat - zo begrijpt het hof - het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, waarvan 199 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 1.558,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De advocaat-generaal heeft tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Door en namens de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit van het aan hem tenlastegelegde. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Door de raadsman van de verdachte is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk betwist.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanlegeen vordering ingesteld strekkende tot vergoeding van de door hem geleden schade , welke bestaat uit € 443,29 materiële schade, € 3.021,45,00 immateriële schade met inmiddels verschenen wettelijke rente plus primair buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 3.631,92 en subsidiair proceskosten volgens het liquidatietarief ter hoogte van € 1.126,00.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering toegewezen tot een bedrag van € 1.558,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022 tot aan de dag der voldoening. De benadeelde partij is in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de verdachte voorts veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 398,00 en heeft de vordering voor zover die ziet op overige proceskosten/kosten rechtsbijstand afgewezen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk te kennen gegeven dat hij deze vordering in het hoger beroep wenst te handhaven.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat van de benadeelde partij te kennen gegeven de vordering strekkende tot vergoeding van de schade niet te handhaven ten aanzien van de post die betrekking heeft op het betaalde eigen risico, zijnde een bedrag van € 385,00, en zich neer te leggen bij de immateriële schadevergoeding die de rechtbank heeft toegekend.
Tevens is ter terechtzitting te kennen gegeven dat de vordering met betrekking tot de post ‘buitengerechtelijke kosten’, zoals deze zijn gevorderd voor een bedrag van € 3.631,92, in hoger beroep niet zal worden gehandhaafd en dat als proceskosten enkel aanspraak wordt gemaakt op de liquidatiekosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
Aan het hof ligt aldus thans voor de vordering ten bedrage van € 1.558,25, bestaande uit € 58,25 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 17 juli 2022 te Tholen aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe steekwond en/of een ontsierend litteken (in het aangezicht), heeft toegebracht door met een (kapot) glas, althans een scherp voorwerp, in tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] te steken en/of te stoten;
subsidiairhij op of omstreeks 17 juli 2022 te Tholen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een (kapot) glas, althans een scherp voorwerp, in tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] te steken en/of te stoten;, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairhij op of omstreeks 17 juli 2022 te Tholen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een (kapot) glas, althans een scherp voorwerp, in tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] te steken en/of te stoten;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het aan de verdachte tenlastegelegde
Feitelijke vaststellingen
Het hof stelt vast dat er in de nacht van zaterdag 16 juli 2022 op zondag 17 juli 2022 rond 01.45 uur in het café [café] te Tholen een caféruzie heeft plaatsgevonden uitmondend in een gevecht, waarbij [slachtoffer 1] - die daar als bezoeker was die nacht - letsel heeft opgelopen in de vorm van een snijwond in zijn gezicht, aan de linker onderkant van zijn kin.
Aangever [slachtoffer 1] kon zich niet herinneren wat er precies is gebeurd die nacht, maar wel dat een groep mensen aan het vechten was. Teneinde zijn vriend te ontzetten, heeft hij een man van achter weggetrokken en zijn zij samen op de stoelen tegen de tafel gevallen in het café. Toen [slachtoffer 1] overeind kwam werd hem gezegd dat bebloed was. Aangever heeft verklaard dat hij zelf niet doorhad dat hij gestoken was en dat hij ook niets had gevoeld. Hij had zelf ook wat alcohol op. De wond van aangever is bij de Huisartsenpost te Bergen op Zoom gehecht. Uit de medische verklaring betreffende de wond van aangever volgt dat het een maanvormige snijwond betreft van circa 5 tot 7 millimeter diep.
Aangever [slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat hij een bericht kreeg van een kennis van hem die alles zou hebben gezien. De kennis had een verklaring afgelegd bij de politie en meldde aangever dat hij was gestoken door een persoon met tattoo van een kruis inzijn nek. Van een ander heeft de aangever gehoord dat hij was gestoken met een stuk glas van een gloeilamp en dat [verdachte] (verder: de verdachte) de dader was.
Die eerdergenoemde kennis blijkt [getuige 1] te zijn. [getuige 1] heeft verklaard dat hij in de nacht van 16 op 17 juli 2022 in het café [café] te Tholen was en dat hij daar zag dat een ruzie ontstond, die escaleerde. Uiteindelijk werd het één grote vechtpartij, aldus [getuige 1] . [getuige 1] verklaarde te hebben gezien dat op enig moment een jongen een kapot glas vast had en daarmee [slachtoffer 1] ter hoogte van zijn kaaklijn stak. Degene die heeft gestoken had in zijn nek een zwartkleurige tatoeage van een kruis.
Uit het procesdossier volgt dat de verdachte op zijn hals aan de rechterzijde een tatoeage van een zwart kruis heeft.
De verdachte heeft verklaard dat hij die nacht met zijn zus en een vriend van hem aanwezig was in het [café] te Tholen en er daar een ruzie ontstond, waarbij hij een paar klappen heeft uitgedeeld.
[getuige 2] die ook aanwezig was, verklaarde dat diverse glazen door de lucht vlogen (dossierpagina 36). [getuige 3] verklaarde dat het hele café vol stond, heel het café tegen elkaar bezig was en er met glazen en flessen werd gegooid (dossierpagina 45).
Diezelfde nacht heeft ook [slachtoffer 2] in het café tijdens de vechtpartij hevig bloedende, schijnbare steekwonden van glas opgelopen, niet wetende hoe hij deze had opgelopen (dossierpagina’s 41-42 en 44).
Oordeel hof
Naar het oordeel van het hof staat het vast dat zowel de verdachte als aangever in de nacht van 16 op 17 juli 2022 aanwezig waren in het café [café] te Tholen. Vast staat tevens dat er op enig moment die bewuste nacht een flinke vechtpartij is geweest waaraan een behoorlijk aantal personen hebben deelgenomen, waaronder de verdachte..
Naar het oordeel van het hof staat echter niet buiten redelijke twijfel vast dat het de verdachte is geweest die de aan hem tenlastegelegde gedraging heeft verricht. Het was een chaotische situatie, één grote vechtpartij, laat in de nacht in een café, waarbij met glas werd gegooid en naast aangever ook [getuige 3] [slachtoffer 2] een mogelijk door glas veroorzaakte bloedende verwonding heeft opgelopen en beiden niet weten hoe zij aan die verwondingen zijn gekomen. Het hof overweegt in dat verband dat slechts de getuige [getuige 1] rept over de verdachte als dader
Bovendien heeft de getuige [getuige 1] verklaard dat de verdachte [slachtoffer 1] met een glas zou hebben
gestoken. Die verklaring verdraagt zich niet goed met de (rafelige) aard van de wond en de medische beschrijving van deze wond als een
snijwond.
Hoewel het hof de ogen niet sluit voor de nare verwonding die [slachtoffer 1] heeft opgelopen, alsmede de aard en impact van het (zinloze) geweld dat hem is overkomen en het blijvende litteken dat hij aan het geweld die nacht heeft overgehouden, dient het hof te beslissen op basis van het wettige bewijs en kan hij - zoals eerder is overwogen – op basis van slechts één verklaring in die chaos van die nacht waarbij er meer personen zonder het op dat moment te weten zijn verwond, niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat het inderdaad de verdachte is geweest die [slachtoffer 1] met een scherp voorwerp heeft gesneden.
Het hof spreekt de verdachte mitsdien integraal vrij van het aan hem tenlastegelegde.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering niet worden ontvangen, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
mr. R. Lonterman, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. O.A.J.M. Lavrijssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker, griffier,
en op 19 augustus 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.