ECLI:NL:GHSHE:2024:2602

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
200.329.962_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake inzageverzoek op grond van de AVG met betrekking tot verwerkte persoonsgegevens

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een inzageverzoek van de appellante, [appellante], gericht aan de verweerster, Stichting [stichting]. De appellante verzocht om inzage in een volledig overzicht van verwerkte persoonsgegevens, maar de verweerster heeft dit verzoek afgewezen. Het hof heeft in een eerdere tussenbeschikking van 11 april 2024 de verweerster in de gelegenheid gesteld om te reageren op de door de appellante aangedragen punten. De verweerster heeft vervolgens een nadere akte ingediend, waar de appellante op heeft gereageerd. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de verweerster in hoger beroep een nader overzicht heeft verstrekt dat, behoudens enkele ontbrekende vermeldingen, voldoet aan de verwachtingen van de appellante. Het hof heeft echter ook vastgesteld dat het verzoek van de appellante voor een volledig overzicht van verwerkte gegevens, met betrekking tot gegevens van vóór 2008, als buitensporig moet worden aangemerkt. De appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat er bijzondere redenen zijn om deze inspanning van de verweerster te verlangen. Het hof heeft de verweerster opgedragen om binnen vier weken een nieuw geactualiseerd overzicht te verstrekken, waarin de eerder genoemde ontbrekende stukken zijn opgenomen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, met verbetering en aanvulling van gronden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 15 augustus 2024
Zaaknummer : 200.329.962/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/01/385620 / EX RK 22-127
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
Stichting [stichting],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. E.J. Peerboom-Gerrits te ‘s-Hertogenbosch.

7.Het verdere verloop van de procedure

7.1.
Bij tussenbeschikking van 11 april 2024 heeft het hof [verweerster] in de gelegenheid gesteld, uiterlijk op de in het dictum van die beschikking vermelde pro-forma datum, zijnde 10 mei 2024, bij nadere akte te reageren op de punten 1 tot en met 20 als door [appellante] in de brief van 6 februari 2024 onder C. nader aangevoerd. Het hof heeft daarnaast [appellante] toegelaten daarop te reageren binnen vier weken na ontvangst van de nadere akte van [verweerster] door middel van een antwoordakte.
7.2.
[verweerster] heeft bij brief van 7 mei 2024 met bijlagen – nr. 1 t/m 7 –, ingekomen ter griffie van dit hof op diezelfde datum, gereageerd.
7.3.
Hierop heeft [appellante] bij brief van 31 mei 2024, ingekomen ter griffie van dit hof op 3 juni 2024, gereageerd.
7.4.
Vervolgens heeft het hof een datum voor uitspraak bepaald.

8.De verdere beoordeling

8.1.
Voor de inhoud van de diverse na tussenbeschikking door partijen uitgewisselde stukken verwijst het hof naar die stukken, waarbij het hof de daarin aangevoerde argumenten en informatie (over en weer) nader zal weergeven per in onderdeel 7.1. bedoeld punt of bedoelde punten, voor zover bij de verdere beoordeling van belang.
Het hof oordeelt als volgt.
8.2.
In het algemeen geldt dat van een verwerker van persoonsgegevens zoals [verweerster] , die gegevens van haar huurders verwerkt, niet kan worden verlangd dat zij oude bestanden en verwerkingen, als opgesteld onder inmiddels vervallen wetgeving zoals de Wet Persoonsregistraties, Wpr (Stb. 1988, 665, geldend in de periode 1989-2001) en de Wet Bescherming Persoonsgegevens, Wbp (1 september 2001- 25 mei 2018), alsnog gaat bewerken of toegankelijk gaat maken aan de hand van sinds 2018 onder de AVG en UAVG geldende regels. Dat blijkens HvJ EU 22 juni 2023, C. 579/21 (ECLI:EU:C:2023:501) inzake Pankki een verzoek op grond van artikel 15 AVG mogelijk is ook voor verwerking van gegevens van vóór 25 mei 2018, omdat sprake is van een procedureel recht dat vanaf 25 mei 2018 kan worden uitgeoefend, leidt niet tot een ander oordeel. Artikel 15 AVG bevat immers geen regel die terugwerkt ten aanzien de wijze van eerdere verwerking en de vraag naar de rechtmatigheid daarvan.
Voor zover het verzoek van [appellante] ziet op controle op in papieren bestanden opgenomen persoonsgegevens als verwerkt vóór 2008, thans meer dan 15 jaar geleden, die ook voor [verweerster] – zoals gesteld – slechts met grote onevenredige inspanning te raadplegen zijn, heeft te gelden dat dat verzoek in beginsel als buitensporig moet worden aangemerkt als bedoeld in artikel 12 lid 5 AVG. Dit is slechts anders indien [appellante] aannemelijk maakt dat vanwege bijzondere redenen aanleiding bestaat toch die inspanning van [verweerster] te mogen verlangen vanuit een oogpunt van relevante uitoefening van het controlerecht van [appellante] als voortvloeiend uit de AVG. Dat is hier niet het geval: [appellante] maakt haar aanspraak uitgaande van een
algemeen abstract geformuleerde aanspraakop informatie over alle verwerkingen gedurende de gehele huurperiode, dus vanaf 1987, en wel in de verwachting dat de verwerking bovendien georganiseerd is op een wijze die in eerdere periodes, i.h.b. onder de WPR, in het geheel niet verplicht was.
Waarom [appellante] , inmiddels beschikkend over de informatie en het overzicht als thans voor handen en ingericht als thans blijkend, toch nog mogelijke verwerkingen ver in het verleden zou moeten kunnen controleren, en zo ja welke reden als gelegen in het controlerecht zelf daartoe nopen, is op generlei wijze onderbouwd.
Aldus wordt de aanspraak onder de AVG misbruikt als bedoeld in artikel 3:13 BW i.h.b. lid 2 laatste deel, en hoeft [verweerster] daar geen gehoor (meer) aan te geven (artikel 12 lid 5 onder b AVG).
Van het creëren door [verweerster] van eigen uitzonderingsgronden (en het door het hof honoreren daarvan) is aldus geen sprake: in de eerdere tussenbeschikking heeft het hof reeds aangegeven dat ook het HvJ EU een grens trekt waar misbruik in het geding is.
Ad 1
9.1.1.
Volgens [appellante] ontbreken alle documenten van/in de periode 21 september 1987 tot 24 december 2008 op het door [verweerster] verstrekte overzicht.
9.1.2.
[verweerster] heeft in de reactie van 7 mei 2024 hierop als volgt gereageerd. [verweerster] heeft nog enkele bestanden in het bezit van vóór 2008, waaronder correspondentie over betalingsherinneringen en -regelingen en vonnissen. Gelet op de verstreken tijd ziet [verweerster] geen noodzaak om een kopie van deze stukken te verstrekken. Het aanpassen van eventueel verkeerd vermelde (en daardoor verwerkte) persoonsgegevens van circa zestien jaar geleden of ouder heeft geen nut meer. Deze stukken hebben volgens [verweerster] geen consequenties meer voor [appellante] en hebben slechts een archieffunctie totdat [verweerster] haar beleid omtrent bewaartermijnen heeft aangepast en deze stukken verwijderd kunnen worden.
9.1.3.
[appellante] heeft in haar reactie – kort weergegeven – aangeven dat het niet aan de verwerker is om bij een inzageverzoek van een betrokkene zelf weigeringsgronden of uitzonderingsgevallen van het inzagerecht vast te (gaan) stellen. De AVG (UAVG) kent slechts enkele limitatieve uitzonderingsgevallen/weigeringsgronden van het inzagerecht (artikel 41 van de Uitvoeringswet AVG (UAVG)). Daarnaast blijkt uit jurisprudentie dat er in de praktijk nog extra weigeringsgronden/uitzonderingen kunnen gelden, zoals herhaalde verzoeken. [appellante] stelt dat geen van deze uitzonderingsgevallen/weigeringsgronden in deze zaak aan de orde komen of door [verweerster] als reden tot weigering zijn aangegeven en/of gemotiveerd/onderbouwd. Hierdoor wordt [appellante] door [verweerster] niet in staat gesteld om kennis te nemen van al haar persoonsgegevens en te controleren of zij juist zijn en zijn verwerkt in overeenstemming met de AVG. Het weigeren van inzage in deze persoonsgegevens staat volgens [appellante] op gespannen voet met artikel 15 AVG. De ouderdom van stukken speelt geen rol. Enkel het feit dat persoonsgegevens van [appellante] in de stukken zijn verwerkt is van belang. [verweerster] ondermijnt volgens [appellante] in dit kader de principiële grondrechtelijke aspecten van het verzoek van [appellante] en miskent het feit dat het Hof van Justitie duidelijk de weg van de ruime uitleg van het privacy recht is ingeslagen.
Ook blijkt dat bij [verweerster] (nu) weer een te beperkte opvatting heerst over wat onder ‘persoonsgegevens’ en het ‘inzagerecht’ valt, waardoor een dwangsomregeling in dit geval op zijn plaats wordt geacht.
9.1.4.
Het hof verwijst naar hetgeen hierboven is aangegeven. [appellante] betwist op zich niet dat het verbeteren van eventuele fouten in de verwerking door [verweerster] van persoonsgegevens van [appellante] van vóór 2008 geen nuttige rol vervult. Verder betwist [appellante] niet dat zij zelf over de gegevens beschikt dan wel heeft beschikt die zij stelt thans te missen. In hoeverre vervolgens bij de verwerking van persoonsgegevens van [appellante] gerelateerd aan die stukken en mede in het licht van de overzichten als inmiddels wel ontvangen waarschijnlijk fouten zijn gemaakt of mogelijk verbeteringen noodzakelijk zijn, wordt niet toegelicht. [appellante] houdt vast aan een algemene abstracte aanspraak, bij voorkeur wat [appellante] betreft – als ook blijkend uit eerdere stukken – versterkt met een dwangsom. Het hof wijst dit af vanwege misbruik als hiervoor bedoeld.
Ad 2
9.2.1.
Volgens [appellante] ontbreekt de huurovereenkomst van 21 september 1987 op het overzicht.
9.2.2.
Hoewel [verweerster] meent dat het overleggen van een kopie van de huurovereenkomst niet noodzakelijk is dan wel wordt vereist onder de AVG, omdat de gegevens die [verweerster] heeft verstrekt op het overzicht zijn overgenomen van de huurovereenkomst uit 1987, heeft [verweerster] een kopie van deze huurovereenkomst verstrekt (bijlage 6).
9.2.3.
Hierop heeft [appellante] bij brief van 31 mei 2024 als volgt gereageerd. [appellante] wenst van [verweerster] één volledig overzicht te ontvangen in een gestructureerde vorm in plaats van twee onvolledige en onduidelijke overzichten met daarbij willekeurig als bijlagen nagezonden diverse losse fragmenten van documenten die vervolgens wel en niet op de onderhavige overzichten vermeld staan. Op grond van artikel 12 AVG dient namelijk alle voor de betrokkene bestemde informatie eenvoudig toegankelijk en begrijpelijk te zijn en moet duidelijke en eenvoudige taal worden gebruikt, aldus [appellante] .
9.2.4.
Anders dan [appellante] thans betoogt biedt het door [verweerster] inmiddels overgelegde overzicht na tussenbeschikking, van 15 januari 2024, een vanuit de doelstellingen van artikelen 12-15 AVG voldoende inzichtelijk en toegankelijk overzicht. Voor een gemiddelde betrokkene is het overzicht in voldoende mate transparant. Van een verwarrend overzicht is geen sprake. Dat vanwege de door [appellante] zelf gedane verzoeken ook nadere stukken zijn bijgevoegd maakt dit niet anders.
Het format als gesuggereerd door de Autoriteit Persoonsgegevens is geen verplicht format.
[verweerster] heeft inmiddels een overzicht verschaft en toegelicht hoe zij hiertoe gekomen is.
Ad 3
9.3.1.
Volgens [appellante] ontbreekt het jaarlijks overzicht van de kosten voor het verrichten van leveringen en diensten op het overzicht.
Volgens [verweerster] wordt het overzicht van de kosten ieder jaar in de opbouw van de huurverhoging weergegeven en betreft het overzicht van de kosten dus geen apart document.
9.3.2.
[appellante] heeft niet betwist dat de door haar bedoelde kosten in de jaarlijkse huurverhogingsbrief van de zijde van [verweerster] – indien huurverhoging aan de orde is – zijn opgenomen, zodat geen apart document hiervan wordt opgemaakt. Dat verklaart het gestelde ‘ontbreken’ op het overzicht.
Ad 4
9.4.1.
Volgens [appellante] ontbreekt het opnamerapport dat bij de aanvang van de huur wordt opgemaakt in het overzicht.
[verweerster] heeft in haar reactie van 7 mei 2024 aangegeven dat het correct is dat het opnamerapport niet in het overzicht is vermeld, omdat [verweerster] niet meer over dit rapport beschikt.
9.4.2.
[appellante] betwijfelt dat het opnamerapport niet meer beschikbaar zou zijn, maar geeft vervolgens aan dat ‘wat niet is, niet geleverd kan worden’. Vervolgens lijkt het dat [appellante] toch voorstelt een dwangsom op te leggen in dit verband, om te voorkomen dat [verweerster] geen serieuze zoekslag zou maken naar dit ‘belangrijke document’. In hoeverre dit belangrijk zou zijn in het licht van de onderhavige procedure en in het bijzonder in het kader van het controlerecht als bestreken door de AVG wordt echter niet toegelicht. Voor het overige verwijst het hof naar hetgeen hierboven is overwogen.
Ad 5 en 6
9.5.1.
Volgens [appellante] staan de opdrachtverstrekkingen en de betalingen van [verweerster] aan [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] niet op het overzicht. Daarnaast ontbreken volgens [appellante] het document van de bespreking aan de hand van dit ontvangen rapport en de terugkoppeling van dit rapport aan [bedrijf 2] . Ook staan volgens [appellante] “specifiek zaken m.b.t. het binnenklimaat van de woning” niet vermeld in het overzicht.
9.5.2.
Volgens [verweerster] worden de onderhoudsaanvragen van huurders (werkopdrachten) rechtstreeks door de onderhoudspartij opgepakt waaraan [verweerster] haar onderhoud heeft uitbesteed, namelijk [bedrijf 3] . De werkopdrachten en de contactmomenten heeft [verweerster] dus niet in haar bezit, maar deze kunnen worden opgevraagd bij [bedrijf 3] .
De facturen die [verweerster] van [bedrijf 3] ontvangt zijn volgens [verweerster] terecht niet opgenomen in het overzicht, omdat deze facturen geen persoonsgegevens bevatten maar slechts een opdrachtnummer.
Daarnaast is het voor [verweerster] niet duidelijk wat [appellante] bedoelt met het document van de bespreking en de terugkoppeling.
De reden dat er op regel 66 en 67 van het door [verweerster] aangevulde overzicht nog werkopdrachten van [verweerster] aan [bedrijf 3] staan, is daarin gelegen dat de twee werkopdrachten per abuis nog in het DMS zijn opgeslagen terwijl de overige werkopdrachten reeds verwijderd zijn aangezien de noodzaak om deze te bewaren niet meer aanwezig is.
Naast het feit dat [verweerster] alleen maar kan gissen wat [appellante] bedoelt met
'specifiek zaken'hoeft [verweerster] geen melding te maken van het binnenklimaat van de woning, omdat dit geen persoonsgegevens zijn maar objectief meetbare omstandigheden.
9.5.3.
In de reactie van 31 mei 2024 heeft [appellante] – kort weergegeven – aangegeven dat rapporten e.d. met daarin objectief meetbare gegevens waarin ook persoonsgegevens van [appellante] staan en/of gegevens die herleidbaar zijn tot de persoon [appellante] persoonsgegevens zijn die in het overzicht thuishoren. [appellante] heeft de onderhavige klachten steeds doorgegeven aan [verweerster] en niet aan [bedrijf 3] of aan [bedrijf 2] . Volgens [appellante] kan het bijna niet anders dan dat er documenten/opdrachten van [verweerster] aanwezig zijn bij [verweerster] met persoonsgegevens van [appellante] gericht aan deze huisaannemers.
Ook het callcenter ' [callcenter] ' dat door [verweerster] voorheen werd ingeschakeld voor de klachtafhandeling van huurder [appellante] staat onterecht niet vermeld op het overzicht.
Het overzicht is volgens [appellante] daarom (nog steeds) niet volledig en ook niet duidelijk doordat [verweerster] telkens het overzicht fragmentarisch in delen aanlevert.
9.5.4.
Met [verweerster] is het het hof niet duidelijk wat [appellante] precies aangegeven wenst dan wel mist naast waar zij klaarblijkelijk zelf over beschikt. In het in januari 2024 verstrekt overzicht komt de mail uit juli 2021 in ieder geval voor (regel 181). Ten aanzien van de algemene klacht van [appellante] dat het overzicht onduidelijk zou zijn verwijst het hof naar hetgeen hierboven is beslist.
Ad 7
9.6.1.
Volgens [appellante] staat de brief van 15 december 2021 van mr. [mr.] aan [verweerster] niet vermeld in het overzicht.
[verweerster] heeft in haar reactie van 7 mei 2024 aangegeven dat deze brief niet meer in het aangevulde overzicht is opgenomen, omdat [appellante] deze brief als productie 5 bij haar appelrekest heeft gevoegd. [verweerster] hoeft geen informatie te verschaffen die reeds in het bezit van [appellante] is. Zij kon aan de hand van deze brief de verwerking controleren op de juistheid van gegevens en eventuele rectificaties aan [verweerster] doorgeven, aldus [verweerster] .
Hierop heeft [appellante] gereageerd dat het er niet om gaat of [appellante] wel of niet in het bezit is van bescheiden met haar persoonsgegevens. De ratio van de AVG (UAVG) is volgens [appellante] dat zij moet kunnen controleren of de weergave van haar persoonsgegevens in de verwerking van [verweerster] juist, volledig, relevant en rechtmatig is.
9.6.2.
Het hof is ook ten aanzien van dit punt niet duidelijk wat [appellante] verlangt. Op regel 193 in het overzicht van januari 2024 staat in ieder geval een brief/bericht van mr. [mr.] vermeld met als datum 20 december 2021. Op zich hoort de brief van 15 december 2021 opgenomen te worden in een nieuw geactualiseerd overzicht, en het hof ziet dan ook hierin aanleiding [verweerster] hiertoe opdracht te geven, op de wijze zoals in het dictum te formuleren. Voor het opleggen van een dwangsom in dit verband ziet het hof, gezien de omvang en aard van deze verplichting (en die van overige aanvullingen als hierna te bespreken), geen aanleiding.
Ad 8
9.7.1.
Volgens [appellante] staat de brief van 20 december 2021 van [verweerster] aan mr. [mr.] niet vermeld in het overzicht.
[verweerster] heeft in haar reactie van 7 mei 2024 aangegeven dat [appellante] deze brief zelf als bijlage bij haar appelrekest heeft opgenomen. Overigens staan in deze brief geen enkele persoonsgegevens van [appellante] en hoeft de brief volgens [verweerster] dus strikt genomen ook niet te worden opgenomen in het overzicht.
Hierop heeft [appellante] gereageerd dat hetgeen [verweerster] stelt niet juist is. In de brief staat namelijk het adres van [appellante] vermeld en daardoor is dit document herleidbaar naar [appellante] . [appellante] stelt dat deze brief moet worden opgenomen in het overzicht.
9.7.2.
Hier geldt hetgeen is opgemerkt bij onderdeel 7. Ook deze brief dient in het door [verweerster] op te stellen nieuw geactualiseerd overzicht te worden opgenomen.
Ad 9
9.8.1.
Volgens [appellante] staan de opdrachtverstrekking en de betaling van [verweerster] aan [bedrijf 4] B.V. niet vermeld in het overzicht.
Als reactie hierop heeft [verweerster] opnieuw aangegeven dat zij de onderhoudsservice uitbesteed aan [bedrijf 3] en dat op de facturen geen persoonsgegevens staan.
Volgens [appellante] heeft [verweerster] deze opdrachtverstrekking en betaling gedaan naar aanleiding van de door [appellante] opgevraagd offerte waarin de persoonsgegevens van [appellante] staan. Deze gegevens zijn dus onterecht niet opgenomen in het overzicht, aldus [appellante] .
9.8.2.
Het hof begrijpt uit de reactie van [verweerster] dat zij de door [appellante] gestelde gegevens niet heeft verwerkt, althans dat zij daarbij de persoonsgegevens van [appellante] niet heeft gebruikt.
[appellante] betwist dit maar niet verwerkte gegevens behoeven niet in een overzicht te worden opgenomen.
Ad 10
9.9.1.
Volgens [appellante] vermeldt het overzicht niet de e-mail van [verweerster] van 13 april 2021 (14:19 uur) aan [appellante] over onder meer het bespreken van het meetrapport van [bedrijf 1] B.V.
[verweerster] heeft echter in de reactie van 7 mei 2024 aangegeven dat deze e-mail haar niet bekend is en dat deze e-mail blijkbaar niet (meer) in het systeem van [verweerster] is opgeslagen.
9.9.2.
[appellante] acht het onaannemelijk dat de door haar genoemde mail niet zou zijn verwerkt en – zo begrijpt het hof – wenst ook hier een dwangsom om [verweerster] te prikkelen alsnog deze ‘belangrijke mail’ (als aan [appellante] wel bekend) te gaan vinden. Het hof gaat daar niet in mee, om de redenen als reeds vermeld bij ad 4.
Ad 11
9.10.1.
Volgens [appellante] ontbreken de opdrachtbonnen/werkopdrachten aan aannemers en uitvoerende bedrijven over de periode 21 september 1987 tot 15 januari 2024.
[verweerster] heeft in haar reactie hierop wederom aangegeven dat zij deze werkopdrachten niet in haar bezit heeft en dat deze kunnen worden opgevraagd bij [bedrijf 3] .
[appellante] heeft betwist dat [verweerster] deze gegevens niet heeft, omdat er sprake is van uitwisseling van gegevens tussen [verweerster] en [bedrijf 3] en [bedrijf 3] niet geheel autonoom opereert. Daarnaast moet [verweerster] als de verwerkingsverantwoordelijke worden aangemerkt en niet [bedrijf 3] nu [verweerster] bepaalt of een (onderhouds)klacht in behandeling wordt genomen, aldus [verweerster] .
9.10.2.
Het hof begrijpt dat [appellante] van oordeel is dat de reactie van [verweerster] dat rechtstreeks opdrachten aan [bedrijf 3] worden verstrekt zonder persoonsgegevens, via de door [verweerster] geschetste wijze waarop onderhoud wordt besteed, aangeeft dat [verweerster] op onverantwoorde wijze haar onderneming voert.
Dat moge in de visie van [appellante] zo zijn, maar dat betekent niet dat [verweerster] dus over de werkopdrachten, als gerelateerd aan de wel in het overzicht vermelde posten regel 66 en 67 beschikt, dan wel deze zelf heeft verwerkt.
Ad 12
9.11.1.
Volgens [appellante] ontbreekt de e-mail van [appellante] van 24 juli 2023 aan [verweerster] op het overzicht.
9.11.2.
[verweerster] erkent – onder uitleg van de volgens haar relevante omstandigheden – dat betreffende email ontbreekt.
Ook deze email dient in het door [verweerster] op te stellen nieuw geactualiseerd overzicht te worden opgenomen, als in onderdeel 7 al besproken. Hetgeen daar is geoordeeld geldt onverkort hier ook.
Ad 13
9.12.1.
Ook de e-mail van de heer [gemachtigde] van 26 juli 2023 (09:57 uur) met bijlagen (waaronder artsenverklaringen over [appellante] ) gericht aan [verweerster] ontbreekt volgens [appellante] op het overzicht.
9.12.2.
Naast de op regels 231 en 252 vermelde stukken van ARAG stelt [verweerster] dat zij de door of namens [appellante] verstrekte medische gegevens meteen heeft verwijderd. Dit omdat zij deze gegevens niet mag verwerken zonder bijzondere aanleiding/rechtvaardigingsgrond.
[appellante] trekt deze mededeling in twijfel, nu de begeleidende brief van ARAG van 23 november 2023 wel in het overzicht staat (regels 252 en 253).
Nu het hof begrijpt dat [verweerster] stellig betwist de betreffende gegevens te hebben verwerkt als in deze procedure relevant, is dat het uitgangspunt. Wat voor de letselschadeprocedure gewenst of relevant is of kan zijn is dat voor deze procedure niet. Waar geen verwerking heeft plaatsgevonden is een opname in een overzicht, al dan niet geactualiseerd niet mogelijk.
In ieder geval komt – anders dan door [appellante] klaarblijkelijk betoogd onder vermelding van de uitspraak van HvJ 22 juni 2023 (zie hiervoor) – [appellante] geen informatie toe omtrent de identiteit van de werknemers van [verweerster] die mogelijk de betreffende gegevens zouden hebben gezien: zie HvJ 22 juni 2023 r.o. 82.
Door [appellante] is immers niet toegelicht waarom die informatie benodigd zou zijn om het controlerecht van artikel 15 AVG op dit punt, indien verwerking zou hebben plaatsgevonden, uit te kunnen oefenen.
Ad 14 en 15
9.13.1.
Volgens [appellante] ontbreken verder de e-mails van 2 augustus 2023 (15:33 uur) en 12 september 2023 (20:33 uur) van de heer [gemachtigde] over [appellante] aan [verweerster] .
[verweerster] heeft in haar reactie van 7 mei 2024 aangegeven dat het juist is dat deze e-mails niet apart zijn opgenomen in het overzicht, omdat deze berichten in het systeem van [verweerster] zijn samengevoegd tot hetgeen is opgenomen in regel 249 in het aangevulde overzicht – een zogeheten ‘email thread’ –.
Hierop heeft [appellante] , kort weergegeven, gereageerd dat zogeheten ‘email threads’ niet bijdragen aan een duidelijk en begrijpelijk overzicht. [appellante] heeft verzocht om een nieuw overzicht.
9.13.2.
Het hof acht het overzicht voor wat betreft die e-mail threads, waarin de betreffende mails zijn samengevoegd, wel voldoende duidelijk en begrijpelijk. Zoals eerder al is aangegeven is het format van de Autoriteit Persoonsgegevens niet verplicht of bepalend.
Ad 16
9.14.1.
Volgens [appellante] had Van Iersel Luchtman N.V. als ontvanger van persoonsgegevens van [appellante] moeten worden vermeld. Alleen inzage in de correspondentie tussen een advocaat en haar cliënte valt volgens [appellante] onder de vertrouwelijke relatie, maar het feit dát persoonsgegevens worden doorgegeven niet, omdat dat geen informatie zou zijn die vertrouwelijk is of bescherming behoeft.
[verweerster] heeft in de reactie van 7 mei 2024 anders betoogd. [verweerster] meent dat de correspondentie tussen haar en Van Iersel Luchtman N.V. niet in het overzicht hoeft te worden vermeld.
Hierop heeft [appellante] gereageerd dat de enkele mededeling in het overzicht dat – überhaupt – persoonsgegevens van een betrokkene zijn doorgegeven aan een advocaat het functioneren van de rechtsstaat niet in gevaar brengt of kan brengen, omdat dat op zich geen vertrouwelijke stukken of info is die (enige) bescherming behoeft en omdat een betrokkene op een gegeven tijdstip toch op de hoogte is/wordt gebracht dat een advocaat als gemachtigde van verwerker optreedt c.q. gaat optreden. [appellante] moet immers kunnen controleren of de weergave van haar persoonsgegevens in de verwerking van [verweerster] juist, volledig, relevant en rechtmatig is.
9.14.2.
Het hof is van oordeel dat correspondentie door [verweerster] met haar advocaat in het kader van de onderhavige procedure, dan wel enig ander geschil met [appellante] , vanwege de geheimhoudingsrelatie tussen advocaat en cliënt niet in het overzicht hoeft te worden opgenomen. Ook het feit
datcontact is opgenomen en het betreffende moment valt immers onder de geheimhouding als hiervoor bedoeld. Het hiermee gediende algemene belang van het adequaat functioneren van de rechtstaat prevaleert boven dat van [appellante] (zo al enig belang als bedoeld in artikel 15 AVG aan haar zijde op het punt van deze correspondentie aanwezig zou zijn).
Ad 17
9.15.1.
Verder ontbreekt volgens [appellante] op het overzicht enkele interne en externe notities/berichtgevingen die niet uitsluitend zijn bedoeld voor enkel intern overleg en beraad.
[verweerster] heeft hierop gereageerd dat de vermelding van dergelijke notities reeds is opgenomen in het aangevulde overzicht.
9.15.2.
Het hof begrijpt de verwijzing door [verweerster] naar kolom ‘H’ als een verwijzing naar de kolom waarboven (p. 1 van het overzicht) als kop vermeld staat
‘notitie’.Bij de regels 76, 126 en 172 staat in die kolom respectievelijk een korte toelichting.
Voorts mist [appellante] de opname – naast regel 213, ‘
klacht inz. inzageverzoek’, van vervolgmails rond het betreffende verzoek, als door haar zelf verstuurd in de aanloop naar de onderhavige procedure. Hiervoor geldt hetgeen ten aanzien van onderdeel 7 al is beslist: ook deze mails dienen te worden opgenomen in het door [verweerster] op te stellen nieuw geactualiseerd overzicht.
Ad 18
9.16.1.
Volgens [appellante] ontbreekt in het overzicht ook de brief van [verweerster] van 5 december 2023 waaruit blijkt dat [verweerster] persoonsgegevens van [appellante] en haar gezin (met dochter mevrouw [dochter] ) heeft ontvangen van/via een onafhankelijke klachtencommissie van [verweerster] .
[verweerster] heeft in haar reactie aangegeven dat deze brief niet opgenomen is in het
overzicht, omdat [appellante] deze brief reeds in haar bezit heeft en zij heeft daarmee de verwerking van haar persoonsgegevens reeds kunnen controleren.
Hierop heeft [appellante] wederom gereageerd dat het er niet om gaat of [appellante] wel of niet in het bezit is van bescheiden met haar persoonsgegevens en bekend is met de inhoud van de stukken.
9.16.2.
Hier geldt onverkort hetgeen ten aanzien van onderdeel 7 al is beslist: ook deze brief dient te worden opgenomen in het door [verweerster] op te stellen nieuw geactualiseerd overzicht. Wat de betreffende brief behelst is [appellante] reeds bekend.
Ad 19
9.17.1.
Volgens [appellante] is het overzicht van correspondentie/documenten met derden niet compleet. Zo zou de e-mail van woensdag 13 december 2023 (11:18 uur) van [verweerster] aan ARAG niet vermeld zijn.
Volgens [verweerster] is deze e-mail wel vermeld in het overzicht. Deze is in het overzicht opgenomen als ‘Correspondentie Rechtsbijstand’, zijnde regel 258 in het aangevulde overzicht. Daarnaast heeft [verweerster] aangegeven dat het telefoongesprek dat heeft plaatsgevonden tussen [verweerster] en ARAG niet gelogd is. Niet al het telefonisch contact wordt geregistreerd, aldus [verweerster] .
Volgens [appellante] staat ‘Correspondentie Rechtsbijstand’ niet in regel 258 maar in regel 257 vermeld met als datum 13 december 2023 (00.00 uur) hetgeen aantoont dat het aangevulde overzicht ook voor [verweerster] zelf niet eenvoudig en duidelijk toegankelijk is. [appellante] vindt het daarnaast opmerkelijk dat het telefoongesprek van ARAG met [verweerster] van 13 december 2023 niet gelogd is, omdat dit als een zeer relevant telefonisch contact moet wordt beschouwd inzake een zeer aanzienlijke letselschade aansprakelijkstelling.
9.17.2.
Het hof begrijpt dat [appellante] zelf ook de verschrijving door [verweerster] betreffende regel 258 (moet zijn regel
257) heeft onderkend. Het ontgaat het hof waarom deze verschrijving dan erop zou wijzen dat het overzicht van januari 2024 niet eenvoudig of duidelijk toegankelijk zou zijn.
[verweerster] stelt dat het gesprek waar [appellante] naar verwijst niet is gelogd. Wat voor de letselschadeprocedure gewenst of relevant is of kan zijn is dat voor deze procedure niet. Waar geen verwerking heeft plaatsgevonden is een opname in een overzicht, al dan niet geactualiseerd niet mogelijk.
Dat [appellante] zelf vindt dat sprake is geweest van een zeer relevant contact – zonder dit overigens nader te duiden – maakt het voorgaande niet anders.
Ad 20
9.18.1.
Volgens [appellante] is het verstrekte overzicht wederom niet volledig. Het is de taak van [verweerster] om het overzicht te vervolledigen. [verweerster] dient volgens [appellante] een serieuze zoekslag te doen om een volledig overzicht te overleggen dat ook de documenten die het binnenklimaat van de huurwoning betreffen vermeldt.
[verweerster] heeft in haar reactie van 7 mei 2024 betwist geen serieuze zoekslag te hebben gedaan. [verweerster] heeft voor het opstellen van het betreffende overzicht de twee systemen waarvan zij gebruikmaakt geraadpleegd. Het is voor [verweerster] niet duidelijk wat [appellante] nog meer wil. Zelfs wanneer [verweerster] volledige zekerheid zou kunnen bieden over de compleetheid van het overzicht, hetgeen in de praktijk onmogelijk is, dan vermoedt zij dat dit onvoldoende is om het vertrouwen van [appellante] in haar organisatie te herstellen. [verweerster] doet er alles aan om een zo compleet mogelijk overzicht te hebben en te houden waarin ieder contactmoment is opgenomen, maar zij is niet perfect. Dat kan ook niet en dat is uiteindelijk ook niet het doel van de wet. Het primaire doel van de AVG is de bescherming van persoonsgegevens en [verweerster] doet alles wat in haar macht ligt om dat doel te bewerkstelligen.
Volgens [appellante] kan het vertrouwen van [appellante] in de organisatie van [verweerster] wel degelijk worden hersteld, als [verweerster] aangespoord met een dwangsom, één overzicht samenstelt conform het format van de Autoriteit Persoonsgegevens waarin alle persoonsgegevens verwerkt staan.
9.18.2.
Uit het bovenstaande blijkt dat het hof reden ziet om thans, vanwege enkele ontbrekende posten / verwerkingen als inmiddels vastgesteld, [verweerster] wederom op te dragen een nieuw overzicht op te stellen als in het dictum nader te formuleren.
Het hof zal – vanwege hetgeen in het algemeen hierboven al is opgemerkt en gezien de aard van de op te nemen aanvullingen en hetgeen [appellante] daarvan al bekend is – dus ook geen enkele dwangsom opleggen.
[appellante] stelt in dit verband:
“Indien [verweerster] met een dwangsom als stok achter de deur, één overzicht samenstelt conform de "AP format", waarin alle persoonsgegevens verwerkt staan, zodat er eindelijk eens sprake kan zijn van een volledig eenvoudig toegankelijk overzicht, kan het vertrouwen van [appellante] in de organisatie van [verweerster] wel degelijk worden hersteld. [appellante] verwacht dat [verweerster] enkel met de toekenning van een dwangsom eindelijk eens alles gaat doen wat in haar macht ligt om een overzicht geheel compleet met ieder contactmoment en zonder omissies aan te reiken.
Zonder toekenning van een dwangsomregeling in deze AVG zaak zou er trouwens een zekere schijn van rechtsongelijkheid kunnen gaan ontstaan ten opzichte een soortgelijke, zo niet identieke inzagerechtprocedure die uiteindelijk beslecht is bij de Hoge Raad. Zie ECLl:NL:HR:2007:AZ4663, alwaar uiteindelijk de dwangsom is verbeurd en Dexia deze betaald heeft na een dwangbevel bij deurwaardersexploit.”
Van rechtsongelijkheid is echter geen sprake, nu de nadere wensen van [appellante] ‘buitensporig’ zijn en deels als misbruik van bevoegdheid moeten worden aangemerkt (zie eerder), zeker voor zover het gaat om de periode vóór 2008 en de aanvullingen uiterst beperkt van omvang zijn, zoals uit de diverse aan de orde zijnde onderdelen blijkt.
Tenslotte
10.1.1.
Het hof zal de voor [appellante] in hoger beroep verzochte voorzieningen 1 (grotendeels) tot en met 3 (geheel) afwijzen, nu [verweerster] in hoger beroep een nader overzicht heeft verstrekt dat – behoudens enkele hierboven genoemde ontbrekende en aan alle partijen bekende vermeldingen, waartoe [verweerster] alsnog een nieuw geactualiseerd overzicht zal dienen te verstrekken – in beginsel voldoet aan hetgeen [appellante] mocht verwachten.
In het dictum zal het hof nader aangeven welke aanvullingen in het nieuw geactualiseerd overzicht noodzakelijk zijn en binnen welke termijn dit dient plaats te vinden.
10.1.2.
Het verzochte onder 4 zal worden afgewezen, voor zover beoogd is een zogenaamde volledige proceskostenveroordeling te verkrijgen. Aan de daarvoor krachtens vaste rechtspraak geldende vereisten is immers niet voldaan. Voor zover beoogd is enige vergoeding uit hoofde van buitengerechtelijke kosten te verkrijgen geldt dat geen nader bedrag is genoemd en bovendien deze kosten op de voet van artikel 241 Rv in het kader van de proceskostenbeoordeling zullen worden meegenomen.
10.1.3.
Met betrekking tot de proceskosten (het verzochte onder 5) zal het hof de kosten compenseren, aldus dat ieder de eigen kosten draagt in eerste aanleg en hoger beroep. Hierbij laat het hof de aard van de procedure (AVG) meewegen, het door het hof ten aanzien van een substantieel deel van het verzoek van [appellante] anderzijds vastgestelde misbruik van de AVG alsook het feit dat weliswaar de beslissing van de rechtbank grotendeels zal worden bekrachtigd, maar dit geschiedt onder aanvulling en verbetering van gronden nadat [verweerster] in de gelegenheid is gesteld een nieuw – en naar bleek veel uitgebreider – overzicht in te dienen en op enkele detailpunten als nog opdracht krijgt een nieuw overzicht te vervaardigen.
10.1.4.
Voor het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beschikking bestaat vervolgens geen aanleiding.

11.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep onder verbetering en aanvulling van gronden, behoudens voor zover het betreft een door [verweerster] aan te leveren nieuw geactualiseerd overzicht als hierna te bepalen;
In zoverre opnieuw rechtdoende:
draagt [verweerster] op om binnen vier weken na heden aan [appellante] te doen bezorgen een nieuw geactualiseerd overzicht met als aanvullingen de in onderdeel 7, 8, 12, 17 en 18 besproken stukken;
compenseert de proceskosten aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt in eerste aanleg en hoger beroep,
wijst af hetgeen meer of anders verzocht is.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, J.I.M.W. Bartelds en T. van der Valk en is in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024.