In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde voor zover dit betrekking had op een gipsmal met een afbeelding van een adelaar met een hakenkruis, maar werd wel veroordeeld voor het in voorraad hebben van replica's van deze afbeelding, wat in strijd is met artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter had een voorwaardelijke geldboete opgelegd en de teruggave van de in beslag genomen gietmal gelast.
De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze beslissing, met de vordering om de gietmal aan het verkeer te onttrekken. Het hof heeft het beroep van de officier van justitie gegrond verklaard en de eerdere beslissing van de politierechter vernietigd, met uitzondering van de vrijspraak. Het hof oordeelde dat de gietmal, die gebruikt kan worden om replica's te maken die beledigende uitlatingen bevatten, in strijd is met de wet en het algemeen belang. De verdachte had met de gietmal meerdere replica's gemaakt en verkocht, wat aanleiding gaf tot de conclusie dat het ongecontroleerde bezit van de gietmal niet acceptabel is.
Het hof heeft de onttrekking aan het verkeer van de gietmal bevolen, ondanks de argumenten van de verdachte dat het voorwerp historische waarde heeft. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, die betrekking hebben op de onttrekking van voorwerpen aan het verkeer die in strijd zijn met de wet. De uitspraak benadrukt de ernst van het bezit van voorwerpen die kunnen worden gebruikt voor haatzaaiende uitlatingen en de verantwoordelijkheid van de rechtspraak om dergelijke zaken te behandelen.