6.2.De twee ondertekende verklaringen van de heer [betrokkene 5] en de heer [betrokkene 6] houden het volgende in:
Dat ondergetekende met ingang van 1 oktober 2008 bestuurder werd van de stichting [stichting] , statutair gevestigd te [vestigingsplaats] en laatstelijk gevestigd aan [adres] te [postcode] [vestigingsplaats] ; ondergetekende vervulde in het bestuur van deze stichting de functie van [voorzitter / penningmeester].
Dat het stichtingsbestuur, waarvan ondergetekende deel uitmaakte in 2013 het besluit nam om de stichting te ontbinden omdat er met ingang van 1-12-2013 geen baten meer aanwezig
waren waarna de stichting via een zgn, turboliquidatie per 06-01-2014 werd uitgeschreven
uit het handelsregister, alwaar de stichting onder nr. [nummer] geregistreerd stond;
Dat ondergetekende als stichtingbestuurder er vanuit is gegaan, dat hij vanaf het moment
van ontbinding ook geen stichtingbestuuirder meer was en voor zoveel nodig heeft hij door
schriftelijke ontslagneming de beëindiging van zijn bestuurslidmaatschap van de stichting
bevestigd.
Dat ondergetekende ermee bekend is, dat wijlen mevrouw [erflaatster] , oprichtster
en medebestuurslid van de stichting, ingevolge haar testament deze stichting benoemd
heeft tot haar enig erfgenaam.
Dat ondergetekende er tevens mee bekend is, dat de door wijlen mevr. [erflaatster] bij
testament benoemde executeurs van haar nalatenschap aan de rechtbank gevraagd hebben
om het in 2013 genomen ontbindingsbesluit voor nietig te houden en om deswege een
nieuw bestuur te benomen, waartoe de executeurs een voordracht hebben gedaan.
Dat ondergetekende onder meer kennis heeft genomen van de beschikking van het
gerechtshof ‘s-Hertogenbosch d.d. 6 juni 2024 waarin is bepaald, dat de oud-bestuursleden,
voor zover nog in leven, op het door executeurs gedane verzoek gehoord moeten worden,
althans aan hen de gelegenheid geboden moet worden om zich over het verzoek uit te laten
en/of over het voornemen van het Hof om het destijds genomen ontbindingsbesluit ex art.
3:40 BW voor nietig te houden.
Dat hij kennis heeft genomen van de door het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch onder
zaaknummer 200.339.165/01 gegeven beschikking d.d. 6 juni 2024 en speciaal ook van de
overwegingen onder 3.4.4 e.v. alsook van de processtukken in eerste aanleg en in hoger
beroep.
Dat hij afziet van de blijkens overweging 3.4.7 van de beschikking geboden gelegenheid om
op zitting te worden gehoord.
Dat ondergetekende er de voorkeur aangeeft om middels deze schriftelijke verklaring
gebruik te maken van de hem door het gerechtshof geboden gelegenheid om zich uit te laten over het door de executeurs gedane verzoek en hetgeen het hof voorlopig heeft
geoordeeld en over de in dat verband betrtokken stellingen en overgelegde stukken.
Dat ondergetekende het verzoek van executeurs onder de gegeven omstandigheden begrijpt [en steunt],
Dat hij zich refereert aan het oordeel van het gerechtshof.”