ECLI:NL:GHSHE:2024:2595

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
200.339.165_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van nieuwe bestuurders van een stichting na nietig verklaard ontbindingsbesluit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van nieuwe bestuurders van een stichting. De zaak betreft een geschil over een ontbindingsbesluit dat in 2013 door het bestuur van de stichting was genomen. Het hof heeft vastgesteld dat dit besluit in strijd was met artikel 13 van de statuten van de stichting en derhalve nietig is, zoals bedoeld in artikel 2:14 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De executeurs van de nalatenschap van de oprichtster van de stichting hebben het hof verzocht om nieuwe bestuurders te benoemen, aangezien de stichting na de nietigheid van het ontbindingsbesluit nog steeds bestaat en er geen bestuurders zijn om de stichting te leiden.

Het hof heeft in een eerdere tussenbeschikking van 6 juni 2024 al geoordeeld dat het ontbindingsbesluit nietig was en heeft de oud-bestuursleden de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over het verzoek van de executeurs. Beide oud-bestuursleden hebben schriftelijk gereageerd en het hof heeft vastgesteld dat de stichting in 2013 niet rechtsgeldig is ontbonden. Hierdoor was het hof bevoegd om nieuwe bestuurders te benoemen.

De executeurs hebben drie kandidaten voorgedragen voor de benoeming, en het hof heeft deze kandidaten goedgekeurd. De benoeming van de nieuwe bestuurders is uitgevoerd met inachtneming van de statuten van de stichting. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de griffier is opgedragen om de benoeming in te schrijven in het Handelsregister. Het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 15 augustus 2024
Zaaknummer : 200.339.165/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/323084 / HA RK 23-173
in de zaak in hoger beroep van:

1.mr. [executeur 1] q.q., oud-notaris ,

2.
mr. [executeur 2] q.q., notaris,
beiden gevestigd te [vestigingsplaats] ,
beiden handelend in hun hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van wijlen [erflaatster] ,
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: de executeurs,
gemachtigde: mr. J.J.M. Goltstein te Kerkrade ,
belanghebbende:
de stichting
[stichting],
gevestigd te [vestigingsplaats] .

5.Het verdere verloop van de procedure

5.1.
Bij tussenbeschikking van 6 juni 2024 heeft het hof beslist dat het ontbindingsbesluit uit 2013 - naar het zich toen liet aanzien - een in strijd met artikel 13 van de statuten genomen besluit vormt en derhalve (voorlopig) een nietig besluit als bedoeld in artikel 2:14 lid 2 BW is.
Het hof heeft vervolgens beide oud-bestuursleden ieder voor zich de gelegenheid gegeven zich bij brief uit te laten over de vraag of zij ieder voor zich wensen op zitting te worden gehoord over het verzoek op een – in dat geval – alsnog te bepalen tweede mondelinge behandeling. Het hof heeft daarbij opgemerkt dat beide oud-bestuursleden er ook voor mogen kiezen zich schriftelijk uit te laten over het verzoek en hetgeen het hof voorlopig heeft geoordeeld en de in dat verband betrokken stellingen en overgelegde stukken (als bedoeld in onderdeel 3.4.6. van de tussenbeschikking).
Bij tussenbeschikking van 6 juni 2024 heeft het hof daarom de executeurs opgedragen om deze uitspraak uiterlijk 21 juni 2024 te doen betekenen aan ieder van de oud-bestuurders, met in het betekeningsexploot de vermelding van de uiterste datum voor een reactie als bedoeld in onderdeel 3.4.6. en 3.4.7., onder gelijktijdige toezending aan ieder van de oud-bestuurders per gelijk exploot dan wel per aparte aangetekende post van een kopie van alle overgelegde stukken in deze procedure (eerste aanleg en hoger beroep) vóór de betekeningsdatum.
5.2.
Op 21 juni 2024 heeft mr. Goltstein namens de executeurs het hof het V6-formulier met daarbij de twee exploten van betekening en aanzegging met bijlagen – de processtukken – toegestuurd die gericht zijn aan de twee voormalige bestuursleden de heer [betrokkene 5] en de heer [betrokkene 6] .
5.3.
Op 10 juli 2024 heeft het hof de getekende verklaringen van zowel de heer [betrokkene 6] van 5 juli 2024 als de heer [betrokkene 5] van 9 juli 2024 ontvangen (zie hierna onder 6.2.).
5.4.
Vervolgens heeft het hof een datum voor uitspraak bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Beide oud-bestuursleden hebben ervoor gekozen zich schriftelijk uit te laten over het verzoek van de executeurs en hetgeen het hof voorlopig heeft geoordeeld in de tussenbeschikking – namelijk dat de voorvraag of de stichting in 2013 rechtsgeldig is ontbonden voorlopig negatief moet worden beantwoord – en de in dat verband betrokken stellingen en overgelegde stukken.
6.2.
De twee ondertekende verklaringen van de heer [betrokkene 5] en de heer [betrokkene 6] houden het volgende in:
“In aanmerking nemende
Dat ondergetekende met ingang van 1 oktober 2008 bestuurder werd van de stichting [stichting] , statutair gevestigd te [vestigingsplaats] en laatstelijk gevestigd aan [adres] te [postcode] [vestigingsplaats] ; ondergetekende vervulde in het bestuur van deze stichting de functie van [voorzitter / penningmeester].
Dat het stichtingsbestuur, waarvan ondergetekende deel uitmaakte in 2013 het besluit nam om de stichting te ontbinden omdat er met ingang van 1-12-2013 geen baten meer aanwezig
waren waarna de stichting via een zgn, turboliquidatie per 06-01-2014 werd uitgeschreven
uit het handelsregister, alwaar de stichting onder nr. [nummer] geregistreerd stond;
Dat ondergetekende als stichtingbestuurder er vanuit is gegaan, dat hij vanaf het moment
van ontbinding ook geen stichtingbestuuirder meer was en voor zoveel nodig heeft hij door
schriftelijke ontslagneming de beëindiging van zijn bestuurslidmaatschap van de stichting
bevestigd.
Dat ondergetekende ermee bekend is, dat wijlen mevrouw [erflaatster] , oprichtster
en medebestuurslid van de stichting, ingevolge haar testament deze stichting benoemd
heeft tot haar enig erfgenaam.
Dat ondergetekende er tevens mee bekend is, dat de door wijlen mevr. [erflaatster] bij
testament benoemde executeurs van haar nalatenschap aan de rechtbank gevraagd hebben
om het in 2013 genomen ontbindingsbesluit voor nietig te houden en om deswege een
nieuw bestuur te benomen, waartoe de executeurs een voordracht hebben gedaan.
Dat ondergetekende onder meer kennis heeft genomen van de beschikking van het
gerechtshof ‘s-Hertogenbosch d.d. 6 juni 2024 waarin is bepaald, dat de oud-bestuursleden,
voor zover nog in leven, op het door executeurs gedane verzoek gehoord moeten worden,
althans aan hen de gelegenheid geboden moet worden om zich over het verzoek uit te laten
en/of over het voornemen van het Hof om het destijds genomen ontbindingsbesluit ex art.
3:40 BW voor nietig te houden.
Verklaart hierbij:
Dat hij kennis heeft genomen van de door het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch onder
zaaknummer 200.339.165/01 gegeven beschikking d.d. 6 juni 2024 en speciaal ook van de
overwegingen onder 3.4.4 e.v. alsook van de processtukken in eerste aanleg en in hoger
beroep.
Dat hij afziet van de blijkens overweging 3.4.7 van de beschikking geboden gelegenheid om
op zitting te worden gehoord.
Dat ondergetekende er de voorkeur aangeeft om middels deze schriftelijke verklaring
gebruik te maken van de hem door het gerechtshof geboden gelegenheid om zich uit te laten over het door de executeurs gedane verzoek en hetgeen het hof voorlopig heeft
geoordeeld en over de in dat verband betrtokken stellingen en overgelegde stukken.
Dat ondergetekende het verzoek van executeurs onder de gegeven omstandigheden begrijpt [en steunt],
Dat hij zich refereert aan het oordeel van het gerechtshof.”
6.3.
Nu beide oud-bestuursleden zich schriftelijk hebben uitgelaten, stelt het hof vast dat de voorvraag of de stichting in 2013 rechtsgeldig is ontbonden thans definitief negatief moet worden beantwoord. Het hof is derhalve van oordeel dat het ontbindingsbesluit een in strijd met artikel 13 van de statuten genomen besluit betreft en derhalve een nietig besluit als bedoeld in artikel 2:14 lid 2 BW is.
Het hof komt daarmee toe aan de beoordeling van het verzoek van de executeurs tot benoeming van nieuwe bestuurders van de – gezien het voorgaande – nog steeds bestaande stichting, nu de beide oud-bestuursleden niet te kennen hebben gegeven een bestuurstaak te willen vervullen, de stichting op dit moment geen bestuurders heeft en niet overeenkomstig de statuten kan worden voorzien in de benoeming van nieuwe bestuurders.
7.1.
Op grond van artikel 2:299 BW kan op verzoek van iedere belanghebbende in de vervulling van de ledige plaats worden voorzien. De executeurs zijn belanghebbenden en daarom ontvankelijk in hun verzoek. De executeurs zijn immers door erflaatster in haar testament tot executeurs benoemd en zij hebben tot taak het testament uit te voeren, waarbij de stichting enig erfgenaam is.
7.2.
De executeurs hebben verzocht om benoeming van mevrouw [betrokkene 1] , de heer [betrokkene 2] en notaris [betrokkene 3] . Ter zitting heeft het hof verzocht een vierde persoon voor te dragen waaruit het hof drie personen als bestuurder kan benoemen. Bij brief van 24 mei 2024 hebben de executeurs een vierde persoon, zijnde de heer [betrokkene 4] , voorgedragen. Het hof zal mevrouw [betrokkene 1] , de heer [betrokkene 2] en de heer [betrokkene 4] benoemen. Hoewel het hof niet is gebleken dat er bezwaren zijn tegen de benoeming van notaris [betrokkene 3] , is aan het hof gebleken dat de heer [betrokkene 4] meer affiniteit met de stichting [stichting] heeft dan notaris [betrokkene 3] . Dit nu de heer [betrokkene 4] blijkens de overgelegde stukken ervaring heeft in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, waarop de stichting zich mede beoogt en behoort te richten blijkens de opgenomen statutaire doelstelling. Het hof wijst hier – net als reeds tijdens de mondelinge behandeling – zeer nadrukkelijk op.
Het hof stelt vast dat alle voorgedragen bestuurders bereid zijn hun benoeming te aanvaarden. Het is het hof niet gebleken dat er bezwaren zijn tegen hun benoeming.
7.3.
Anders dan verzocht, worden de bestuurders niet in een bepaalde functie benoemd. Gelet op artikel 2:299 BW neemt het hof bij het benoemen van bestuurders zoveel mogelijk de statuten in acht. Uit artikel 4 lid 2 van de statuten van de stichting [stichting] volgt dat het bestuur zelf uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester kiest. Alleen de bestuursleden van het eerste bestuur werden in functie benoemd.
7.4.
De beschikking zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
7.5.
De griffier zal conform artikel 2:302 BW ervoor zorgdragen dat de benoeming van de bestuurders wordt ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

8.De beslissing

Het hof:
benoemt de volgende personen tot bestuursleden van de stichting [stichting] :
  • mevrouw [betrokkene 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943, wonende te [woonplaats] ;
  • de heer [betrokkene 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats] en
  • de heer [betrokkene 4] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, wonende te [woonplaats] .
draagt de griffier op om op de voet van artikel 2:302 BW zorg te dragen voor de inschrijving van deze benoeming tot bestuurders in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, A.P. Zweers - van Vollenhoven en T. van Malssen en is in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024.