ECLI:NL:GHSHE:2024:2561

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
20-002597-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met vordering tot schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1969, was eerder veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen en kreeg een gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De politierechter had ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd het vonnis te bevestigen, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, die in hoger beroep verlaagd werd tot € 4.764,27. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal van een auto, die aan de benadeelde partij toebehoorde. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 4.580,35, en de verdachte is veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt voor het einde van de proeftijd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002597-23
Uitspraak : 5 maart 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 20 september 2023, parketnummer 03-224173-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 20-001875-22, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen (het primair tenlastegelegde) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en tevens de gevangenhouding van de verdachte bevolen. Daarnaast heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de in de zaak met parketnummer 20-001875-22 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Voorts heeft de politierechter beslist op de vordering van de benadeelde partij.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] en in zoverre opnieuw rechtdoende, deze in hoger beroep verlaagde vordering tot een bedrag van € 4.764,27 geheel zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de verdediging verzocht dat het hof de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging zich geschaard achter de vordering van de advocaat-generaal. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf onder parketnummer 20-001875-22 heeft de verdediging verzocht dat het hof deze straf zal omzetten in een taakstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 23 juli 2023 tot en met 24 juli 2023 te Oostkapelle, gemeente Veere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto ( [automerk 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2023 te Geleen een auto ( [automerk 1] ), althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode 23 juli 2023 tot en met 24 juli 2023 te Oostkapelle, gemeente Veere, tezamen en in vereniging met een ander, een auto ( [automerk 1] ), die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In het geval tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de verdachte een conflict heeft met zijn zoon en dat zijn zoon een motief heeft om de verdachte vals te beschuldigen van de diefstal van de [automerk 2] . De verdediging stelt dat de zoon van de verdachte de [automerk 2] namelijk zelf heeft gestolen en dat de verdachte de [automerk 2] enkel heeft gerestaureerd in opdracht van zijn zoon. De raadsvrouw van de verdachte heeft voorts aangevoerd dat de verdachte niet is te zien op de camerabeelden, dat de telefoon die is aangestraald in Oostkapelle werd gebruikt door meerdere personen en dat er in het bedrijf van de zoon van de verdachte een persoon werkt die qua uiterlijk op de verdachte lijkt. Bovendien volgt uit de jurisprudentie dat bij een enkelvoudige fotoconfrontatie, zoals toegepast bij getuige [getuige] , grote voorzichtigheid is geboden en dat de betrouwbaarheid van een herkenning in dat verband uiterst zwak is.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt op grond van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, het navolgende vast. Aangever [benadeelde] heeft op Marktplaats een [automerk 3] te koop aangeboden, op welke advertentie de verdachte op 20 juli 2023 heeft gereageerd. Vervolgens hebben aangever en de verdachte op 23 juli 2023 een afspraak gemaakt voor een bezichtiging van de auto op 24 juli 2023. Aangever heeft hierop zijn huisadres in Oostkapelle aan de verdachte doorgegeven. Uit de camerabeelden van de aangever blijkt dat de desbetreffende [automerk 2] in de nacht van 23 juli 2023 op 24 juli 2024 is gestolen. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 23 juli 2023 een persoon heeft aangesproken die tussen 21.30 en 22.30 uur met zijn auto op het nabijgelegen parkeerterrein van de gereformeerde kerk in Oostkapelle stond geparkeerd. Deze persoon gaf aan op iemand te wachten en de getuige heeft gezien dat deze persoon zijn telefoon veel gebruikte. Uit de camerabeelden van getuige [getuige] blijkt dat dezelfde auto om 00.57 uur weer het parkeerterrein op is gereden, waarna twee personen richting de dorpskern van Oostkapelle zijn gelopen. De getuige heeft naderhand aan de hand van een foto van de verdachte verklaard dat dit de persoon is die hij heeft aangesproken. Uit onderzoek aan de telefoon van de verdachte is gebleken dat zijn telefoon in de avond van 23 juli 2023 en kort na middernacht heeft aangestraald in (de buurt van) Oostkapelle en dat er in de avond van 23 juli 2023 en nacht van 24 juli 2023 veelvuldig contact heeft plaatsgevonden tussen deze telefoon en de telefoon van de zoon van de verdachte. Op 3 september 2023 is de [automerk 2] aangetroffen bij de verdachte. Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de [automerk 2] door twee of meer verenigde personen.
Naar het oordeel van het hof is op basis van het procesdossier en het verhandelde op het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat er een qua uiterlijk op de verdachte gelijkende persoon betrokken is geweest bij de diefstal. Voorts ziet het hof geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat een ander gebruik heeft gemaakt van de telefoon van de verdachte, nu de verdachte in dat verband concreet enkel de persoon van zijn zoon heeft benoemd, terwijl uit het voorgaande volgt dat het contact juist heeft plaatsgevonden tussen de telefoon van de verdachte en de telefoon van de zoon van de verdachte. Ten slotte ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het resultaat van de fotoconfrontatie, nu de verklaring van getuige [getuige] dat de persoon op de foto de persoon betreft die hij heeft aangesproken, steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar en heeft kennelijk enkel gehandeld met het oog op zijn eigen financieel gewin.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 december 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, hetgeen de verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De raadsvrouw van de verdachte heeft aangegeven dat de verdachte zijn woning is kwijtgeraakt en inmiddels een nieuwe woning heeft, dat hij werk gevonden heeft in de evenementenbouw en nog steeds schulden heeft.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 11.750,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft blijkens het wensenformulier van 25 november 2023 te kennen gegeven de hoogte van het in eerste aanleg gevorderde schadebedrag van € 11.750,00 te willen verlagen met een bedrag van € 5.185,75. De benadeelde partij wenst haar vordering tot een bedrag van € 6.764,27
(het hof begrijpt op basis van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep: € 4.764,27)aan materiële schade te handhaven, zodat de vordering enkel voor laatstgenoemd bedrag aan het oordeel van het hof is onderworpen.
De vordering valt uiteen in de volgende posten:
Detec beveiligingsopnames opvragen iov politie Middelburg: € 183,92;
[bedrijf 1] , auto ophalen Brunssum naar Oostkapelle: € 272,25;
Customs Schadeherstel: € 2.541,00;
[bedrijf 2] , kosten interieur: € 1.262,90;
[bedrijf 2] , nieuwe kentekenplaten: € 171,22;
Aldi Nieuwe set Startkabels: € 14,99;
Aldi Nieuwe beschermhoes voor de auto: € 17,99;
Schatting ontvreemde onderdelen: € 300,00.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep niet, althans niet gemotiveerd, betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag ter hoogte van € 4580,35 (bovengenoemde posten onder 2 tot en met 8). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in het gevorderde onder 1. Het opvragen van beveiligingsopnames strekt ertoe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader(s) te bewerkstelligen. Dergelijke kosten kunnen daarom niet worden aangemerkt als redelijke kosten ‘ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid’ als bedoeld in artikel 6:96, tweede lid onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De enkele omstandigheid dat een eventuele daarop volgende strafrechtelijke veroordeling de grondslag kan bieden voor schadevergoeding maakt niet dat gezegd kan worden dat die kosten met dat doel zijn gemaakt. Deze kosten komen aldus niet voor toewijzing in aanmerking.
Wettelijke rente
De gevorderde materiële schade is op verschillende tijdstippen ontstaan. De twee grootste schadeposten (schadeherstel auto en kosten interieur, waarvoor een schadebegroting is opgemaakt, in totaal groot € 3.803,90) worden geacht te zijn geleden op de dag van de diefstal, zijnde 24 juli 2023, Het hof zal daarom, bij wijze van moderatie, de ingangsdatum van de wettelijke rente over het gehele toewijsbare schadebedrag van € 4.580,35 vaststellen op 24 juli 2023, zijnde het moment waarop de gehele schade wordt geacht te zijn geleden.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, veroordelen in de kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 4.580,35. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van € 4.580,35, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling
voor de duur van ten hoogste 55 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissementsparket Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, opgelegd bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, van 30 juni 2023, onder parketnummer
20-001875-22. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst gedeeltelijk toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.580,35 (vierduizend vijfhonderdtachtig euro en vijfendertig cent)als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in het overige deel van de vordering;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.580,35 (vierduizend vijfhonderdtachtig euro en vijfendertig cent), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 55 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 30 juni 2023, gewezen onder parketnummer
20-001875-22, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Dit arrest is gewezen door:
mr. M. van der Horst, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.G. Remmink en mr. J. de Leijer, griffiers,
en op 5 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J. de Leijer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.