In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor diverse drugsfeiten, waaronder het bezit, de handel en voorbereidingshandelingen van harddrugs, alsook wapenbezit. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met een aanvulling en verbetering van de gronden. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij voor meerdere feiten was veroordeeld, waaronder het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis integraal zou bevestigen, terwijl de raadsvrouw van de verdachte zich op bepaalde punten refereerde aan het oordeel van het hof en voor andere feiten vrijspraak bepleitte. Het hof heeft de kwalificatie van het bewezenverklaarde onder feit 4 aangepast, maar heeft de straf zoals opgelegd door de rechtbank gehandhaafd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het justitiële verleden van de verdachte en zijn positieve ontwikkelingen tijdens het voorarrest. De uitspraak benadrukt dat de strafmaat dient te worden toegespitst op de individuele omstandigheden van de verdachte en de feiten van de zaak.