ECLI:NL:GHSHE:2024:2545

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
20-001197-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mensensmokkel met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Limburg. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van mensensmokkel, meermalen gepleegd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een gevangenisstraf van 15 maanden, maar het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan het ten laste gelegde feit en verhoogde de straf tot 14 maanden, met aftrek van het voorarrest.

De zaak kwam aan het licht toen de Koninklijke Marechaussee op 18 oktober 2021 een controle uitvoerde op de A76, waarbij de verdachte als bestuurder van een auto met vijf inzittenden werd aangetroffen. De inzittenden, afkomstig uit Afghanistan en Iran, verklaarden dat zij illegaal in Europa waren en dat zij op weg waren naar Duitsland om asiel aan te vragen. De verdachte had hen vervoerd zonder hen naar hun verblijfsstatus of identificatie te vragen. Het hof oordeelde dat de verdachte wist dat de toegang tot Nederland wederrechtelijk was en dat hij hen hielp bij hun illegale doorreis.

Het hof oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verklaring dat hij de inzittenden had vervoerd voor een stichting die hulp verleent aan weeshuizen in Kameroen. De verklaringen van de inzittenden waren consistent en ondersteunden elkaar. Het hof concludeerde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de andere betrokkenen, wat leidde tot de bewezenverklaring van het medeplegen van mensensmokkel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001197-22
Uitspraak : 6 augustus 2024
VERSTEK (ONIP)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 mei 2022 en het daarmee samenhangende herstelvonnis van 2 juni 2022 in de strafzaak met parketnummer 03-283013-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van mensensmokkel, meermalen gepleegd’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2021 in de gemeente Beek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten
- [persoon 1] (geboren op [geboortedatum 1] te Kabul) en/of
- [persoon 2] (geboren op [geboortedatum 2] te Balkh) en/of
- [persoon 3] (geboren op [geboortedatum 3] te Kabul) en/of
- [persoon 4] (geboren op [geboortedatum 4] te Teheran) en/of
- [persoon 5] (geboren op [geboortedatum 5] ),
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hem/hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door die [persoon 1] en/of die [persoon 2] en/of die [persoon 3] en/of die [persoon 4] en/of die [persoon 5] te vervoeren in een door hem, verdachte, bestuurd voertuig terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Het hof overweegt in dat verband in het bijzonder het volgende. De steller van de tenlastelegging heeft de kennelijke misslag begaan door de naam ‘ [persoon 5] ’ op te nemen, terwijl uit het dossier genoegzaam is gebleken dat het gaat om ‘ [persoon 5] ’. Het hof zal dit deel van de tenlastelegging verbeterd lezen en uitgaan van de naam ‘ [persoon 5] ’. Het hof is van oordeel dat de verdachte als gevolg van deze verbeterde lezing van de tenlastelegging niet in zijn verdediging is geschaad.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 oktober 2021 in de gemeente Beek tezamen en in vereniging met een of meer anderen, anderen, te weten
- [persoon 1] (geboren op [geboortedatum 1] te Kabul) en
- [persoon 2] (geboren op [geboortedatum 2] te Balkh) en
- [persoon 3] (geboren op [geboortedatum 3] te Kabul) en
- [persoon 4] (geboren op [geboortedatum 4] te Teheran) en
- [persoon 5] (geboren op [geboortedatum 5] ),
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, door die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] te vervoeren in een door hem, verdachte, bestuurd voertuig terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s) wisten dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Limburg-Zuid, dossiernummer PL27YL/21-003199 (handgeschreven gewijzigd in: 080453), gesloten d.d. 17 november 2021, bevattende een verzameling van op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal met daarin gerelateerde bijlagen met doorgenummerde pagina’s 1-95.
1.
Het proces-verbaal d.d. 18 oktober 2021, pagina’s 9-14, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 18 oktober 2021 omstreeks 18:30 uur waren wij belast met het toezicht op vreemdelingen op basis van artikel 47 van de Vreemdelingenwet 2000, belast met de uitoefening van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) ter bestrijding van illegaal verblijf.
Waarnemingen
Op 18 oktober 2021 omstreeks 18:50 uur zagen wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , een personenauto, zijnde een Mercedes Benz C200, zwart van kleur en voorzien van het Belgische kenteken [kenteken] , de Belgisch-Nederlandse grens passeren en Nederland inrijden via de A76 te Stein, komende vanuit de richting Maasmechelen en rijdende in de richting van Stein. Wij zagen dat in dit voertuig twee mannelijke personen zaten als bestuurder en bijrijder. Tevens zagen wij dat de autoramen achterin dit voertuig getint waren, waardoor wij niet konden zien of zich andere personen achterin dit voertuig bevonden. Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zijn in ons opvallend dienstvoertuig achter genoemd voertuig aangereden teneinde de inzittenden te controleren conform artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000. Wij hebben de bestuurder van bovengenoemd voertuig een teken tot volgen gegeven middels het aan ons opvallend dienstvoertuig bevestigde stoptransparant. Wij zagen dat de bestuurder van bovengenoemd voertuig ons volgteken begreep en ons volgde naar de controleplaats, zijnde de afslag Spaubeek ter hoogte van hectometerpaal 9.8, alwaar de bestuurder het voertuig tot stilstand bracht.
Aantal inzittenden
Nadat het voertuig tot stilstand was gebracht zagen wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dat de bestuurder een West-Afrikaans uiterlijk had en dat de bijrijder een Mediterraans uiterlijk had. Tevens zagen wij dat op de achterbank van genoemd voertuig vier mannelijke personen zaten, waarbij wij het vermoeden hadden dat zij afkomstig waren uit het Midden-Oosten.
Staandehouding bestuurder
Op 18 oktober 2021 te 18:54 uur heb ik, [verbalisant 1] , de bestuurder van genoemd voertuig staande gehouden op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000, ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Ik vorderde van de staande gehouden persoon mij een document te tonen als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit, waaruit zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken. Ik zag dat de bestuurder mij een Belgisch rijbewijs overhandigde. Tevens overhandigde de bestuurder mij een Belgische F kaart (verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie). Beide documenten stonden op naam gesteld van [verdachte] (geboortedatum [geboortedag] 1977).
Staandehouding bijrijder
Op 18 oktober 2021 te 18:55 uur heb ik, [verbalisant 1] , de bijrijder van genoemd voertuig staande gehouden op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000, ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Ik vorderde van de staande gehouden persoon mij een document te tonen als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit, waaruit zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken. De bijrijder kon geen enkele documentatie overhandigen waaruit zijn identiteit, nationaliteit of de verblijfsrechtelijke positie kon blijken.
Staandehouding passagier 1 (linkerzijde achterbank)
Op 18 oktober 2021 te 18:56 uur heb ik, [verbalisant 1] , de passagier, gezeten aan de linkerzijde op de achterbank van genoemd voertuig, staande gehouden op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000, ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Ik vorderde van de staande gehouden persoon mij een document te tonen als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit, waaruit zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken. Deze persoon kon geen enkele documentatie overhandigen waaruit zijn identiteit, nationaliteit of de verblijfsrechtelijke positie kon blijken.
Staandehouding passagier 2 (linkerzijde achterbank)
Op 18 oktober 2021 te 18:57 uur heb ik, [verbalisant 1] , de passagier, gezeten aan de linkerzijde op de achterbank van genoemd voertuig, staande gehouden op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000, ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Ik vorderde van de staande gehouden persoon mij een document te tonen als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit, waaruit zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken. Deze persoon kon geen enkele documentatie overhandigen waaruit zijn identiteit, nationaliteit of de verblijfsrechtelijke positie kon blijken.
Staandehouding passagier 3 (rechterzijde achterbank)
Op 18 oktober 2021 te 18:58 uur heb ik, [verbalisant 2] , de passagier van genoemd voertuig staande gehouden op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000, ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Ik vorderde van de staande gehouden persoon mij een document te tonen als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit, waaruit zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken. Deze persoon kon geen enkele documentatie overhandigen waaruit zijn identiteit, nationaliteit of de verblijfsrechtelijke positie kon blijken.
Staandehouding passagier 4 (rechterzijde achterbank)
Op 18 oktober 2021 te 18:59 uur heb ik, [verbalisant 2] , de passagier, gezeten aan de rechterzijde op de achterbank van genoemd voertuig, staande gehouden op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000, ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Ik vorderde van de staande gehouden persoon mij een document te tonen als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit, waaruit zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken. Deze persoon kon geen enkele documentatie overhandigen waaruit zijn identiteit, nationaliteit of de verblijfsrechtelijke positie kon blijken.
Gesprek inzittenden
Ik, [verbalisant 3] , ben aangesloten bij de controle van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en heb in de Engelse taal aan de inzittenden naar hun nationaliteit gevraagd. Hieruit bleek dat de vijf overige inzittenden de onderstaande nationaliteiten hadden:
- 3 maal Afghaanse nationaliteit;
- 1 maal Iranese nationaliteit;
- 1 maal Koerdisch Iraakse nationaliteit.
De persoon met de Iranese nationaliteit en de personen met de Afghaanse nationaliteit gaven aan de taal Dari te spreken, waarna wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , door tussenkomst van een tolk Dari deze personen gevraagd hebben hoe zij in contact zijn gekomen met de bestuurder van genoemd voertuig, wat hun reisroute is en of zij de bestuurder betaald hebben voor deze reis. Wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , hoorden een van de inzittenden verklaren dat:
- we zijn via Italië Europa in gereisd met de auto;
- we kennen de bestuurder niet;
- we willen asiel aanvragen in Duitsland;
- we hebben 100 euro per persoon betaald aan een persoon in Brussel;
- deze persoon heeft de chauffeur geregeld.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 oktober 2021, pagina’s 68-71, voor zover inhoudende de verklaring van [persoon 5] :
V: U word gehoord als getuige van een strafbaar feit, namelijk mensensmokkel. Wat weet u hiervan?
A: Wij hebben ieder vanuit Frankrijk 100 euro gegeven en de bedoeling was dat wij naar Keulen gingen in Duitsland. Wij hebben een tijd gereden en hebben uiteindelijk van chauffeur gewisseld. We zijn bij een tankstation overgedragen aan een ander voertuig. De auto was mechanisch niet goed.
V: Wat zijn uw personalia?
A: [persoon 5] (geboortedatum [geboortedatum 5] , Irakese nationaliteit).
V: Waar is uw document?
A: Die is in de zee gevallen.
V: Wat is uw verblijfsrechtelijke status?
A: Illegaal.
V: Waar is uw reis vandaag begonnen?
A: Parijs.
V: Zijn er afspraken gemaakt omtrent het krijgen van controles door politie, met de bestuurder en de andere inzittenden?
A: Ik ken hun taal niet, dus wij konden niets afspreken.
V: Wat was de eindbestemming van uw reis?
A: Keulen. Aan het begin van de reis werd 120 euro gevraagd, ik heb 100 euro betaald. Halverwege de reis begon de auto te trillen, deze is toen stil gezet. We hebben daarna van auto en chauffeur gewisseld.
V: Wat was het doel van deze reis?
A: Wij gingen naar Duitsland om asiel te krijgen.
V: Zijn alle inzittenden van het voertuig waarin u zat ten tijde van de controle op dezelfde locatie ingestapt?
A: Iedereen is op dezelfde locatie opgestapt.
V: Waar is dit geld nu?
A: Bij de eerste chauffeur in de reis.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 oktober 2021, pagina’s 73-76, voor zover inhoudende de verklaring van [persoon 4] :
V: Wat zijn uw personalia?
A: [persoon 4] (geboortedatum [geboortedatum 4] , geboorteplaats Teheran (Iran), nationaliteit Iran).
V: Waar is uw document?
A: Ik heb geen paspoort, lang geleden is mijn document in zee terecht gekomen en sindsdien heb ik geen identiteitsbewijs meer.
V: Wat is uw verblijfsrechtelijke status in Europa?
A: Ik heb nergens een status of verblijfsvergunning. Ik was op weg naar Duitsland om daar asiel aan te vragen.
V: U was vandaag inzittende in een voertuig met 5 andere inzittenden toen u werd gecontroleerd door mijn collega’s. Wat kunt u hierover vertellen?
A: Wij zijn dichtbij Brussel gebracht en overgedragen aan een zwarte meneer, wij wilden naar Duitsland.
V: Wat was de eindbestemming van uw reis?
A: De bedoeling was ons naar Keulen te brengen en vanuit daar zou ik met de trein naar Frankfurt gaan.
V: Wist de bestuurder dat u illegaal bent in Europa?
A: Hij heeft ons niets gevraagd, hij heeft ons alleen met de auto gebracht.
V: Hoe hebben jullie met de bestuurder gecommuniceerd?
A: In het Engels.
V: Waarover heeft u gesproken?
A: Eigenlijk communiceerden wij niet met elkaar.
V: Heeft u moeten betalen voor uw reis?
A: Wij waren met zijn vijven, elk hebben wij 100 euro betaald.
V: Aan wie heeft u moeten betalen voor de reis?
A: Aan de eerste chauffeur die ons naar Brussel bracht.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 oktober 2021, pagina’s 56-59, voor zover inhoudende de verklaring van [persoon 2] :
V: Wat zijn uw personalia?
A: [persoon 2] (geboortedatum [geboortedatum 2] , geboorteplaats Balkh, nationaliteit Afghanistan).
V: Waar is uw document?
A: In Afghanistan.
V: Wat is uw verblijfsrechtelijke status?
A: Illegaal.
V: Waar is uw reis vandaag begonnen?
A: Parijs.
V: Wat was de eindbestemming van uw reis?
A: Keulen.
V: Wat was het doel van deze reis?
A: Asiel aanvragen in Duitsland.
V: Heeft de bestuurder u gevraagd naar uw documenten toen u bent ingestapt?
A: Nee, dat is niet gevraagd.
V: Hoe hebben jullie met de bestuurder gecommuniceerd?
A: De bestuurder sprak enkel de Franse taal en kon daarom niet met ons praten.
V: Zijn jullie onderweg nog gestopt?
A: In België zijn wij gestopt, daar zijn we van een andere auto overgestapt in deze auto.
V: Waar in België was dit?
A: Dat weet ik niet, want we hadden geen internet. Dit was wel in de buurt van een tankstation, dit is ongeveer een uur rijden vanaf de plek waar we aan gecontroleerd zijn.
V: Hoelang kent u de bestuurder al?
A: In Parijs begonnen wij onze reis begonnen met een andere bestuurder. In België zijn we overgestapt naar de huidige bestuurder.
V: Hoe bent u met de bestuurder in contact gekomen?
A: Wij hebben geen contact opgenomen, dat heeft de andere bestuurder gedaan.
V: Aan wie heeft u moeten betalen voor de reis?
A: Aan de voorgaande bestuurder.
V: Hoeveel heeft u moeten betalen voor de reis?
A: 100 euro per persoon.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 oktober 2021, pagina’s 60-63, voor zover inhoudende de verklaring van [persoon 3] :
V: Wat zijn uw personalia?
A: [persoon 3] (geboortedatum [geboortedatum 3] , geboorteplaats Kabul, nationaliteit Afghanistan).
V: Waar is uw document?
A: Bij de politie in Kroatië.
V: Wat is uw verblijfsrechtelijke status?
A: Illegaal.
V: Waar is uw reis vandaag begonnen?
A: Parijs.
V: Wat was de eindbestemming van uw reis?
A: Keulen.
V: Wat was het doel van deze reis?
A: Asiel aanvragen in Duitsland.
V: Heeft de bestuurder u gevraagd naar uw documenten toen u bent ingestapt?
A: Nee, dat is niet gevraagd.
V: Hoe hebben jullie met de bestuurder gecommuniceerd?
A: De bestuurder sprak enkel de Franse taal en kon daarom niet met ons praten.
V: Zijn jullie onderweg nog gestopt?
A: In België zijn wij gestopt, daar zijn we van een andere auto overgestapt in deze auto.
V: Waar in België was dit?
A: Dat weet ik niet, want we hadden geen internet. Dit was wel in de buurt van een tankstation, dit is ongeveer een uur rijden vanaf de plek waar we aan gecontroleerd zijn.
V: Hoelang kent u de bestuurder al?
A: In Parijs begonnen wij onze reis begonnen met een andere bestuurder. In België zijn we overgestapt naar de huidige bestuurder.
V: Hoe bent u met de bestuurder in contact gekomen?
A: Wij hebben geen contact opgenomen, dat heeft de andere bestuurder gedaan.
V: Aan wie heeft u moeten betalen voor de reis?
A: Aan de voorgaande bestuurder.
V: Hoeveel heeft u moeten betalen voor de reis?
A: 100 euro per persoon.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 oktober 2021, pagina’s 64-67, voor zover inhoudende de verklaring van [persoon 1] :
V: Wat zijn uw personalia?
A: [persoon 1] (geboortedatum [geboortedatum 1] , geboorteplaats Kabul, nationaliteit Afghanistan).
V: Waar is uw document?
A: In Afghanistan.
V: Wat is uw verblijfsrechtelijke status?
A: Illegaal.
V: Waar is uw reis vandaag begonnen?
A: Parijs.
V: Wat was de eindbestemming van uw reis?
A: Keulen.
V: Wat was het doel van deze reis?
A: Asiel aanvragen in Duitsland.
V: Heeft de bestuurder u gevraagd naar uw documenten toen u bent ingestapt?
A: Nee, dat is niet gevraagd.
V: Hoe hebben jullie met de bestuurder gecommuniceerd?
A: De bestuurder sprak enkel de Franse taal en kon daarom niet met ons praten.
V: Zijn jullie onderweg nog gestopt?
A: In België zijn wij gestopt, daar zijn we van een andere auto overgestapt in deze auto.
V: Waar in België was dit?
A: Dat weet ik niet, want we hadden geen internet. Dit was wel in de buurt van een tankstation, dit is ongeveer een uur rijden vanaf de plek waar we aan gecontroleerd zijn.
V: Hoelang kent u de bestuurder al?
A: In Parijs begonnen wij onze reis begonnen met een andere bestuurder. In België zijn we overgestapt naar de huidige bestuurder.
V: Hoe bent u met de bestuurder in contact gekomen?
A: Wij hebben geen contact opgenomen, dat heeft de andere bestuurder gedaan.
V: Aan wie heeft u moeten betalen voor de reis?
A: Aan de voorgaande bestuurder.
V: Hoeveel heeft u moeten betalen voor de reis?
A: 100 euro per persoon.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, pagina’s 78-79, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Op 19 oktober 2021 hebben wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , de mobiele telefoons van de verdachte handmatig doorzocht. Wij hebben de mobiele telefoon, merk Xiaomi, type M11 Lite, grijs van kleur, met IMEI-nummer simkaart [nummer 1] en IMEI-nummer simkaart [nummer 2] , handmatig doorzocht.
Navigatie
In de navigatieapplicatie, genaamd “Google Maps”, zagen wij dat op de telefoon van de verdachte in de week voorafgaand aan de aanhouding het adres van het Centraal Station te Keulen, genoemd als “Gare Centrale de Cologne”, geadresseerd te Trankgasse 11 te Keulen, is opgezocht.
Bewijsoverwegingen
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat op 18 oktober 2021 door Mobiel Toezicht Veiligheid van de Koninklijke Marechaussee een toezichtcontrole werd uitgevoerd op de A76. Omstreeks 18:50 uur zagen de wachtmeesters een personenauto (Mercedes Benz C200 met Belgisch kenteken [kenteken] ) de Belgisch-Nederlandse grens passeren. De autoramen achterin dit voertuig waren getint, waardoor niet kon worden vastgesteld of er achterin de auto personen aanwezig waren. Het voertuig reed Nederland via de A76 ter hoogte van Stein in, komende vanuit de richting van Maasmechelen in België. De wachtmeesters hebben een stopteken gegeven om de inzittenden van het voertuig te controleren op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000. De verdachte was de bestuurder van het voertuig en overhandigde een geldig Belgisch rijbewijs en een geldig Belgische F Kaart.
De bijrijder en de overige vier inzittenden konden zich niet identificeren. Deze vijf passagiers gaven op te zijn [persoon 5] (Irakese nationaliteit), [persoon 4] (Iraneese nationaliteit), [persoon 2] (Afghaanse nationaliteit), [persoon 3] (Afghaanse nationaliteit) en [persoon 1] (Afghaanse nationaliteit). Zij verklaarden allemaal dat zij geen verblijfsrechtelijke status hebben, dat zij illegaal in Europa zijn en dat zij op 18 oktober 2021 in België in de auto van de verdachte zijn gestapt en zijn vertrokken richting Keulen om in Duitsland asiel aan te vragen. Zij spraken niet dezelfde taal als de verdachte. [persoon 2] , [persoon 3] en [persoon 1] verklaarden dat zij in Parijs aan hun reis zijn begonnen bij een andere bestuurder, dat zij in België zijn gestopt in de buurt van een tankstation en dat zij daar zijn overgestapt in de auto van de verdachte. Zij hebben de eerste bestuurder € 100,00 betaald voor hun reis en deze bestuurder heeft contact opgenomen met de verdachte. De verdachte had hen niet naar hun documenten gevraagd. Ook [persoon 5] verklaarde dat zijn reis in Parijs is begonnen en dat zij in België bij een tankstation zijn overgestapt naar de auto van de verdachte, omdat de eerdere auto begon te trillen en mechanisch niet goed was. Hij heeft ook € 100,00 betaald aan de eerste bestuurder. [persoon 4] verklaarde dat hij ook € 100,00 heeft betaald aan de chauffeur die hen naar Brussel bracht. In Brussel zijn zij overgedragen aan de verdachte om vervolgens richting Keulen te rijden.
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte als bestuurder van een auto met vijf andere inzittenden de grens van België naar Nederland is gepasseerd. Deze vijf inzittenden hebben zelf verklaard dat zij een illegale verblijfsstatus hadden en niet in het bezit waren van documenten. De verdachte is deze vijf personen dan ook behulpzaam geweest bij het verschaffen van de wederrechtelijke toegang tot en doorreis door Nederland.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en tijdens zijn verhoren een alternatief scenario geschetst. Dat alternatieve scenario komt er in de kern op neer dat de verdachte ten behoeve van zijn stichting, die hulp verleent aan weeshuizen in Kameroen, cosmetica producten van het merk “Ombia” bij de Aldi en de Lidl in Keulen wilde inkopen. Hij zou bij het station Brussel-Zuid hebben gevraagd of er personen waren die met hem wilden meerijden naar Keulen, om zodoende de benzinekosten te drukken.
Het hof acht dit alternatieve scenario niet geloofwaardig en overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft verschillende verklaringen gegeven over hoe hij in contact is gekomen met de vijf personen (wel of niet via BlaBlaCar), over de al dan niet aanwezigheid van een tussenpersoon die het carpoolen regelt, over al dan niet geld ontvangen van de tussenpersoon, over de plaats waar hij naartoe reed in Duitsland (Aken of Keulen) en de reden waarom hij daar de cosmetische goederen wilden kopen (goedkoper of niet verkrijgbaar in België). De verdachte heeft zowel tijdens zijn verhoor bij de KMar als tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg geen logisch antwoord kunnen geven op de vraag waarom hij deze producten specifiek bij de Aldi en Lidl in Keulen en niet in een andere, dichterbij zijnde plaats heeft willen kopen. Hij had deze producten evengoed in een Aldi of Lidl in België, Nederland, net over de grens in Duitsland of zelfs online kunnen kopen. Daarnaast zijn met toestemming van de verdachte de onder hem inbeslaggenomen telefoons doorzocht. Hierbij werd geconstateerd dat op het toestel van het merk Xiaomi in de week voorafgaand aan de aanhouding het adres van het Centraal Station in Keulen via Google Maps is opgezocht. Voor deze zoekopdracht heeft de verdachte geen aannemelijke verklaring kunnen geven. Ten slotte zijn de verklaringen van de verdachte tevens niet in overeenstemming van de verklaringen van de vijf inzittenden. Zo heeft de verdachte verklaard dat hij de inzittenden heeft opgehaald bij het treinstation in Brussel, terwijl de inzittenden zelf hebben verklaard dat zij bij de verdachte in de auto zijn gestapt bij een tankstation. Ook verklaren zij allen dat zij geen geld aan de tweede chauffeur (de verdachte) hebben betaald. Het hof ziet geen redenen om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de inzittenden te twijfelen, nu hun verklaringen elkaar onderling ondersteunen en zij tevens belastend over zichzelf hebben verklaard.
De verdachte heeft aldus vijf hem onbekende buitenlandse personen opgehaald bij een tankstation in België, die door een andere persoon vanuit Parijs naar België waren vervoerd, met de bedoeling deze personen bij het Centraal Station in Keulen af te zetten. De verdachte kon niet met deze personen communiceren omdat zij niet dezelfde taal spraken en heeft geen reis- of identificatiedocumenten aan deze personen ter inzage gevraagd. Hij heeft de personen in een deels geblindeerde auto vanuit België naar Keulen willen vervoeren. Ten slotte heeft de verdachte een ongeloofwaardige verklaring afgelegd voor de reden dat hij naar Keulen wilde gaan en niet kunnen verklaren waarom hij een week eerder het adres van het Centraal Station in Keulen heeft opgezocht. Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wist dat de toegang tot en doorreis door Nederland van de vijf inzittenden wederrechtelijk was.
Op grond van de omstandigheid dat de vijf inzittenden door een andere persoon aan de verdachte werden toegewezen om mee te rijden, zij ook niet met de verdachte hebben gecommuniceerd over de plaats van bestemming, zij niet aan de verdachte maar de eerstgenoemde persoon voor hun reis geld hebben betaald en deze persoon contact heeft opgenomen met de verdachte voorafgaande aan de overname van de inzittenden, is er naar het oordeel van het hof sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en ten minste één andere persoon die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Het hof acht het tenlastegelegde medeplegen dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Resumerend acht het hof, gelet op het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen met een of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel van vijf personen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van mensensmokkel, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mensensmokkel van vijf personen door hen in een auto vanuit België over de Nederlandse grens te vervoeren. Met zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de Nederlandse en de internationale rechtsorde. Mensensmokkel doorkruist immers het beleid aangaande de bestrijding van wederrechtelijk doorreis en verblijf in Nederland en andere Europese landen en draagt bij aan het in stand houden van een illegaal circuit dat allerlei maatschappelijke ongewenste effecten met zich brengt, waaronder verschillende vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 mei 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte in Nederland, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder onherroepelijk voor een strafbaar feit is veroordeeld. Tevens heeft het hof acht geslagen op het uittreksel uit het European Criminal Records Information System (ECRIS) d.d. 4 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten in België, met name verkeersdelicten en fraude, doch niet voor een soortgelijk strafbaar feit.
Daarnaast heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Volgens die oriëntatiepunten kan voor mensenmokkel (hulp bij illegale toegang of doorreis) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden per gesmokkelde persoon als uitgangspunt voor de op te leggen straf worden genomen. In dit geval zou dat neerkomen op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Het hof is dan ook van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en mede vanuit een oogpunt van een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof conform de daarvoor geldende richtlijnen in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende. Namens de verdachte is op 30 mei 2022 hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden – 6 augustus 2024 – einduitspraak. Derhalve is niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep eindarrest gewezen. De overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep bedraagt daarmee ruim 2 maanden. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen is het hof niet gebleken.
Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof de onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal matigen met één maand. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van de verdachte is bij bevel van de rechter-commissaris in de rechtbank Limburg van 21 oktober 2021 met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd geschorst.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Het hof zal het op 21 oktober 2021 verleende bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden. Daartoe overweegt het hof dat de verdachte niet voor de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting van het hof is verschenen, waarmee de verdachte de voorwaarden voor de schorsing van de voorlopige heeft overtreden. Het bevel tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis zal afzonderlijk worden geminuteerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 6 augustus 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.