ECLI:NL:GHSHE:2024:2537

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
20-002257-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor mishandeling. De verdachte, geboren in 1990, heeft op 22 mei 2022 in Rilland zijn partner mishandeld door haar te duwen en met een telefoon tegen haar gezicht te slaan. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 30 uren opgelegd, die, indien niet naar behoren verricht, vervangen zou worden door 15 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een zwaardere straf geëist, maar de verdediging heeft vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de verklaring van de aangeefster onbetrouwbaar is. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd. Het hof heeft de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, gezien de consistentie met eerdere verklaringen en de medische rapportage. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte is opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met dezelfde voorwaarden als eerder opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die door de mishandeling verwondingen heeft opgelopen. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002257-22
Uitspraak : 7 juni 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 september 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-127461-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1990,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Rilland, gemeente Reimerswaal, [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- ( meermalen) met kracht die [slachtoffer] tegen het lichaam te duwen, waardoor zij ten val kwam en/of
- ( meermalen) die [slachtoffer] (met een telefoon) in/tegen het gezicht te slaan/stompen en/of
- ( meermalen) een telefoon in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] te gooien.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 mei 2022 te Rilland, gemeente Reimerswaal, [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer] tegen het lichaam te duwen, waardoor zij ten val kwam en
- ( meermalen) die [slachtoffer] met een telefoon in het gezicht te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2000-2022131169, gesloten d.d. 31 mei 2022 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 43, nader te noemen: het politiedossier.
Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 22 mei 2022, p. 4-6 van het politiedossier, voor zover inhoudende als
verklaring van aangeefster [slachtoffer]:
Ik doe aangifte van mishandeling, gepleegd door mijn vriend [verdachte] (het hof begrijpt hier en hierna: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1990) in Rilland, gemeente Reimerswaal, op 22 mei 2022. Ik heb met [verdachte] een relatie vanaf vorig jaar oktober. We kregen een woordenwisseling. Ik kreeg van [verdachte] een duw omdat ik weg moest gaan bij de voordeur. Ik viel toen tegen de deurklink van de wc-deur. Ik voelde een pijnscheut in mijn rug. Ik voelde ineens een klap tegen mijn hoofd. Ik voelde toen een pijnscheut door mijn neus. Ik dacht dat mijn neus gebroken was. Ik zag dat [verdachte] in zijn rechterhand zijn telefoon vasthield. Hij had met deze telefoon tegen mijn neus geslagen. Ik schreeuwde dat ik pijn had aan mijn neus. [verdachte] duwde mij daarna op de grond. Hierop gaf hij mij nog een klap met de telefoon op mijn lip. Ik voelde pijn aan mijn lip. Ik voelde dat mijn tand door mijn lip ging aan de binnenkant. Ik ben toen meteen naar de woning van nummer 10 gegaan
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 339, eerste lid, onder sub 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een uitdraai van patiëntgegevens betreffende [slachtoffer] d.d. 22 mei 2022, p. 7-8 van het politiedossier, voor zover inhoudende:
De neusbrug is blauw en dik en er zit een wondje tussen de wenkbrauwen links. Daarnaast bevindt zich een diep wondje van 4mm aan de binnenzijde van de lip links onderin.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2022, p. 14-15 van het politiedossier, voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant]:
Op zondag 22 mei 2022, omstreeks 13.55 uur was ik ter plaatse bij [adres 2] . Ik zag buiten de woning een aantal personen staan. Ik hoorde dat een vrouw tegen mij zei dat ze de melder was. Zij bleek later te zijn: [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1993. Ik zag dat [slachtoffer] een blauwe plek op haar neus had. Ik zag op haar voorhoofd een schram zitten. Ik hoorde dat [slachtoffer] tegen mij zei dat ze net was mishandeld door haar vriend [verdachte] en dat het letsel wat zij had, was veroorzaakt door [verdachte] . Ik hoorde dat ze zei dat ze was geslagen met een telefoon op haar hoofd door [verdachte] . [verdachte] bleek te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1990.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de mishandeling, omdat de verklaring van de aangeefster onbetrouwbaar is en daarom sprake is van onvoldoende overtuigend bewijs dat de verdachte het feit heeft gepleegd. De aangeefster zou immers door de buren zijn beïnvloed.
Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster zoals weergeven in de aangifte. Deze verklaring is – anders dan haar verklaring bij de raadsheer-commissaris op 13 maart 2024 – direct na het incident afgelegd en vindt steun in de overige omstandigheden en bewijsmiddelen, zoals deze uit het dossier blijken.
Zo verklaart aangeefster in haar aangifte op hoofdlijnen gelijkluidend als in haar verklaring aan de verbalisant die ter plaatse komt, direct na de melding, en blijkt uit het verslag van de huisarts dat aangeefster op de in haar aangifte genoemde plekken verwondingen heeft in haar gezicht. Het hof acht de verklaring van aangeefster zoals afgelegd bij de politie op de dag van het incident dan ook betrouwbaar en zal deze verklaring van aangeefster daarom tot het bewijs bezigen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De raadsman heeft bepleit dat geen hogere straf zal worden opgelegd dan door de politierechter is gedaan. De raadsman heeft aangevoerd dat het handelen van de verdachte een reactie op het handelen van aangeefster was.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn partner door haar te duwen en een telefoon twee keer tegen haar gezicht te slaan. Daarmee heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van zijn partner geschonden en is voor haar een zeer angstaanjagende situatie geschapen, terwijl hij de persoon had moeten zijn bij wie zij zich bij uitstek veilig moest kunnen voelen. Als gevolg van de mishandeling had het slachtoffer een gezwollen neus en een tand door de binnenkant van haar lip. Het slachtoffer is met haar zoontje voor de verdachte naar de buren gevlucht. Ook voor het zoontje van het slachtoffer moet deze situatie zeer beangstigend zijn geweest.
Gelet op de ernst van het feit en om de verdachte ervan te doordringen dat zijn gedrag onacceptabel is, acht het hof een onvoorwaardelijke taakstraf aangewezen. De hoogte van de door de rechtbank in eerste aanleg opgelegde taakstraf is gerechtvaardigd. Daarbij heeft het hof tevens gelet op het feit dat de verdachte blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 april 2024 niet eerder ter zake van misdrijven in de huiselijk geweldssfeer is veroordeeld. Het hof ziet geen reden om van de in eerste aanleg opgelegde straf af te wijken zoals door de advocaat-generaal gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 30 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 dagen hechtenis, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier,
en op 7 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.