In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor mishandeling. De verdachte, geboren in 1990, heeft op 22 mei 2022 in Rilland zijn partner mishandeld door haar te duwen en met een telefoon tegen haar gezicht te slaan. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 30 uren opgelegd, die, indien niet naar behoren verricht, vervangen zou worden door 15 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een zwaardere straf geëist, maar de verdediging heeft vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de verklaring van de aangeefster onbetrouwbaar is. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd. Het hof heeft de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, gezien de consistentie met eerdere verklaringen en de medische rapportage. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte is opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met dezelfde voorwaarden als eerder opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die door de mishandeling verwondingen heeft opgelopen. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.