Uitspraak
Raad voor de Kinderbescherming,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door mr. Van de Laar;
- de man, bijgestaan door mr. Van Doorn en door de beëdigd tolk (in het Arabisch) A.S. Choukti (tolkennummer 40403);
- de bijzondere curator;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 1] en [vertegenwoordiger van de raad 2] .
- de brief van de bijzondere curator van 29 april 2024;
- het V6-formulier met producties van de advocaat van de man van 26 juni 2024;
- het V6-formulier met producties van de advocaat van de vrouw van 27 juni 2024;
- het V6-formulier met productie van de advocaat van de vrouw van 28 juni 2024;
- het V6-formulier met productie van de advocaat van de man van 2 juli 2024;
- het V6-formulier met productie van de advocaat van de vrouw van 2 juli 2024;
- de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de vrouw overgelegde spreekaantekeningen;
- de e-mail met bijlagen van de rechtbank Limburg van 9 juli 2024.
3.De beoordeling
- aan de man vervangende toestemming verleend, die de toestemming van de vrouw vervangt, om [minderjarige] te erkennen;
- bepaald dat de contacten tussen de man en [minderjarige] voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, zullen plaatsvinden in het kader van een BOR 2 onder volledige leiding en regie van de professionals voor de duur van acht maanden te rekenen vanaf de datum van de beschikking;
- de raad de opdracht gegeven naar aanleiding van de BOR eindrapportage of de informatie dat het BOR-traject niet wordt opgestart of vroegtijdig is beëindigd nader advies uit te brengen of gezamenlijk gezag in strijd is met de belangen van [minderjarige] en welke contactregeling in het belang van [minderjarige] is.