ECLI:NL:GHSHE:2024:2532

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
200.338.363_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling voor minderjarige na echtscheiding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Limburg inzake de zorgregeling voor hun minderjarige kind, geboren in 2012. De man en de vrouw zijn op 11 oktober 2011 getrouwd, maar hun huwelijk is ontbonden op 10 augustus 2017. Sinds de echtscheiding hebben zij gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun kind, dat bij de vrouw woont. De man heeft in hoger beroep verzocht om wijziging van de zorgregeling, die in het echtscheidingsconvenant was vastgelegd. De rechtbank had eerder een voorlopige zorgregeling vastgesteld, maar de man was het niet eens met de definitieve beschikking van 5 december 2023, waarin de zorgregeling werd gewijzigd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2024 hebben partijen overeenstemming bereikt over de zorgregeling. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en een nieuwe zorgregeling vastgesteld, waarbij de man wekelijks op woensdag en eenmaal per twee weken in het weekend zorg draagt voor de minderjarige. De regeling is opgebouwd in de tijd, met specifieke afspraken voor vakanties en feestdagen. Het hof heeft ook bepaald dat partijen zich moeten aanmelden voor hulpverlening om hun communicatie te verbeteren. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 8 augustus 2024
Zaaknummer: 200.338.363/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/304576 / FA RK 22-1606
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Jongen,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.M.A. Kok-Verheijde.
Deze zaak gaat over:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 18 augustus 2022, 16 mei 2023 en 5 december 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 1 maart 2024;
- een brief van de advocaat van de man met het procesdossier in eerste aanleg, ingekomen op 4 maart 2024;
- een brief van de advocaat van de man met stukken die behoren bij het procesdossier in eerste aanleg, ingekomen op 15 maart 2024;
- het verweerschrift met producties, ingekomen op 17 april 2024;
- de processen-verbaal van de mondelinge behandelingen in eerste aanleg op 28 juli 2022, 20 april 2023 en 7 november 2023, ingekomen op 24 juni 2024;
- de spreekaantekeningen van de advocaat van de man, die tijdens de mondelinge behandeling zijn overgelegd en voorgedragen.
2.2.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met de voorzitter en de griffier gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 juni 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. M.B.R. Kranenburg (waarnemend advocaat voor mr. Jongen);
- de vrouw, bijgestaan door mr. M.W. Kok (waarnemend advocaat voor mr. Kok-Verheijde);
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn op 11 oktober 2011 te [plaats] met elkaar gehuwd. Het huwelijk is ontbonden op 10 augustus 2017.
3.2.
Partijen zijn de ouders van:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats].
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de vrouw.
3.3.
Partijen zijn in het echtscheidingsconvenant, dat deel uitmaakt van de tussen hen uitgesproken echtscheidingsbeschikking van 26 juli 2017, overeengekomen – voor zover hier van belang – dat [minderjarige] bij de man verblijft:
- elke week op woensdagmiddag van 12.30 uur tot 18.00 uur;
- een keer per veertien dagen (in de oneven weken) van zaterdag 13.00 uur tot zondag 18.00 uur.
Daarnaast zijn partijen in het echtscheidingsconvenant een zorgregeling voor de vakanties en feestdagen overeengekomen, waarbij voor de zomervakantie is afgesproken dat [minderjarige] minimaal twee aaneengesloten vakantieweken bij de man verblijft.
Partijen hebben nadien de zorgregeling gewijzigd, in die zin dat [minderjarige] een keer per veertien dagen van vrijdag 12.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de man verblijft.
Verloop procedure eerste aanleg
3.4.
De vrouw heeft de rechtbank bij verzoekschrift, ingekomen op 25 april 2022, verzocht:
- de zorgregeling tussen de man en [minderjarige] stop te zetten;
- de vrouw alleen te belasten met het gezag over [minderjarige].
3.5.
De man heeft de rechtbank bij verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek, ingekomen op 22 juli 2022, verzocht:
- de vrouw in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de verzoeken van de vrouw af te wijzen;
en bij zelfstandig verzoek:
de zorgregeling zoals vastgelegd in het echtscheidingsconvenant te wijzigen in die zin dat [minderjarige] bij de man verblijft:
- een weekend per veertien dagen van vrijdag 14.30 uur tot zondag 19.00 uur;
- de helft van alle schoolvakanties in onderling overleg te bepalen en steeds de laatste drie weken van de zomervakantie aaneengesloten.
3.6.
Bij beschikking van 18 augustus 2022 heeft de rechtbank:
- de beslissing op de verzoeken aangehouden;
- partijen verzocht de rechtbank uiterlijk op 15 februari 2023 pro forma te informeren over de resultaten van de hulpverlening.
3.7.
Bij – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 16 mei 2023 heeft de rechtbank:
- als voorlopige zorgregeling bepaald dat [minderjarige] bij de man verblijft:
- op de verjaardag van de man (22 april 2023) vanaf 12.30 uur tot 19.00 uur;
- met ingang van 13 mei 2023 iedere woensdag na school (12.30 uur) tot 19.00 uur en in de oneven weken op zaterdag vanaf 12.15 uur tot 19.00 uur;
- met ingang van 10 juni 2023 iedere woensdag na school tot 19.00 uur en in de oneven weken op zaterdag vanaf 12.15 uur tot zondag 12.15 uur, behalve tijdens de vakantie van de vrouw van 15 juli 2023 tot en met 30 juli 2023;
- met ingang van 19 augustus 2023 iedere woensdag na school tot 19.00 uur en in de oneven weken op zaterdag vanaf 12.15 uur tot zondag 19.00 uur; op de verjaardag van de vrouw (16 september 2023) verblijft [minderjarige] bij de vrouw;
- met ingang van 29 september 2023 iedere woensdag na school tot 19.00 uur en in de oneven weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur;
- met ingang van 27 oktober 2023 in de even weken van woensdag na school tot donderdag voor school en in de oneven weken van vrijdag na school (12.00 uur) tot maandagochtend voor school, waarbij de man [minderjarige] op vrijdag van school ophaalt en op maandagochtend naar school brengt;
- de definitieve beslissing over de zorgregeling en het gezag aangehouden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening;
- partijen verzocht de rechtbank uiterlijk op 16 november 2023 pro forma te informeren over de resultaten van de hulpverlening.
3.8.
Bij – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 5 december 2023 heeft de rechtbank:
- de door partijen overeengekomen zorgregeling als volgt gewijzigd: [minderjarige] verblijft iedere woensdag na school (12.30 uur) tot 19.00 uur bij de man, met uitzondering van de laatste drie weken van de zomervakantie;
- het meer of anders verzochte afgewezen;
- de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

4.De omvang van het geschil

4.1.
De man kan zich met de beschikking van 5 december 2023 niet verenigen voor zover het de beslissing over de reguliere zorgregeling betreft en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
4.2.
De man verzoekt de beschikking van 5 december 2023 ten aanzien van de reguliere zorgregeling te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat [minderjarige] bij hem zal verblijven:
- iedere woensdag van 13.00 uur tot 19.00 uur;
- in de oneven weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man kenbaar gemaakt dat hij verzoekt om een opbouw naar voornoemde regeling vast te stellen.
4.3.
De vrouw voert verweer en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de man in het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het beroep af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen. Kosten rechtens.
4.4.
Het gezag over [minderjarige] is in hoger beroep niet meer in geschil.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling na een schorsing overeenstemming bereikt over de zorgregeling voor [minderjarige] als volgt.
5.1.1.
Ten aanzien van de reguliere zorgregeling zijn partijen overeengekomen dat [minderjarige] bij de man verblijft:
- wekelijks op woensdag uit school tot 19.00 uur, waarbij de man [minderjarige] afzet bij het boogschieten als [minderjarige] boogschieten heeft, én
- eenmaal per twee weken in het weekend, welk verblijf van [minderjarige] bij de man wordt opgebouwd op de navolgende wijze:
- met ingang van 5 juli 2024: in de oneven weken op vrijdag uit school tot 22.00 uur;
- met ingang van 11 en 12 oktober 2024: in de oneven weken op vrijdag uit school tot 22.00 uur én op de aansluitende zaterdag van 9.15 uur tot 19.00 uur ([minderjarige] eet bij de man);
- met ingang van 20 en 21 december 2024: in de oneven weken van vrijdag uit school tot zaterdag 19.00 uur (met één overnachting bij de man);
- met ingang van 14 t/m 16 maart 2025: in de oneven weken van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur (met twee overnachtingen bij de man);
waarbij de man [minderjarige] ophaalt en thuisbrengt.
5.1.2.
Voor zover in de bestreden beschikking is bepaald dat de reguliere zorgregeling geldt met uitzondering van de laatste drie weken van de zomervakantie, blijft die regeling voor de zomervakantie nu staan.
Ten aanzien van de meivakantie 2025 is de man ermee akkoord dat de vrouw in die periode met [minderjarige] op vakantie naar Egypte gaat.
5.1.3.
Ten aanzien van de hierna te noemen feestdagen hebben partijen afgesproken dat [minderjarige] bij de man en de vrouw verblijft als volgt:
- op Eerste Kerstdag bij de vrouw en op Tweede Kerstdag bij de man;
- op Moederdag bij de vrouw en op Vaderdag bij de man;
- op de verjaardag van de vrouw bij de vrouw en op de verjaardag van de man bij de man; indien dit valt op een doordeweekse dag uit school tot 19.00 uur en indien dit valt in het weekend van 9.15 uur tot 22.00 uur;
- de verjaardag van [minderjarige] viert de man in 2024 in het omgangsweekend 20/21 december 2024.
5.1.4.
Het hof acht de tussen partijen overeengekomen zorgregeling in het belang van [minderjarige] en zal dienovereenkomstig beslissen. Het hof beschouwt hetgeen eerder meer of anders ter zake van de zorgregeling is verzocht als ingetrokken.
5.2.
Partijen hebben verder afgesproken dat zij zich, via het Centrum voor Jeugd en Gezin, zullen aanmelden bij [instantie] om hulp te verkrijgen bij hun onderlinge communicatie en het maken van verdere afspraken over de zorgregeling voor de feestdagen en vakanties.
Daarbij wordt nog het volgende opgemerkt. De inzet van voornoemde hulpverlening is geen voorwaarde voor de uitvoering van de overeengekomen zorgregeling. Het hof acht het, gelijk aan het advies van de raad tijdens de mondelinge behandeling, wel in het belang van [minderjarige] dat partijen voor het einde van dit jaar met de betreffende hulpverlening starten. Om dit te bewerkstelligen dienen partijen zich hiervoor tijdig aan te melden en op korte termijn te informeren of sprake is van een wachtlijst.
5.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen en beslissen als hierna onder 6. is vermeld.
5.4.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 5 december 2023 (uitgesproken onder zaaknummer C/03/304576 / FA RK 22-1606), voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw met betrekking tot [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats], als
reguliere regelingvast dat [minderjarige] bij de man verblijft:
- wekelijks op woensdag uit school tot 19.00 uur, waarbij de man [minderjarige] afzet bij het boogschieten als [minderjarige] boogschieten heeft, én
- eenmaal per twee weken in het weekend, welk verblijf van [minderjarige] bij de man wordt opgebouwd op de navolgende wijze:
- met ingang van 5 juli 2024: in de oneven weken op vrijdag uit school tot 22.00 uur;
- met ingang van 11 en 12 oktober 2024: in de oneven weken op vrijdag uit school tot 22.00 uur én op de aansluitende zaterdag van 9.15 uur tot 19.00 uur ([minderjarige] eet bij de man);
- met ingang van 20 en 21 december 2024: in de oneven weken van vrijdag uit school tot zaterdag 19.00 uur (met één overnachting bij de man);
- met ingang van 14 t/m 16 maart 2025: in de oneven weken van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur (met twee overnachtingen bij de man);
waarbij de man [minderjarige] ophaalt en thuisbrengt;
stelt als
regeling voor de vakanties en feestdagenvast dat [minderjarige] bij de man en de vrouw verblijft als volgt:
- tijdens de vakanties geldt voornoemde reguliere zorgregeling, met uitzondering van de laatste drie weken van de zomervakantie;
- voor de meivakantie 2025 heeft de vrouw toestemming van de man om in die periode met [minderjarige] naar Egypte op vakantie te gaan;
- op Eerste Kerstdag bij de vrouw en op Tweede Kerstdag bij de man;
- op Moederdag bij de vrouw en op Vaderdag bij de man;
- op de verjaardag van de vrouw bij de vrouw en op de verjaardag van de man bij de man;
- de verjaardag van [minderjarige] viert de man in 2024 in het omgangsweekend 20/21 december 2024;
verstaat dat partijen zich via het Centrum voor Jeugd en Gezin zullen aanmelden bij [instantie], met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 5.2. van deze beschikking;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. Goes, C.N.M. Antens en M.L.F.J. Schyns en is op 8 augustus 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.